De Tweede Ronde. Jaargang 21
(2000)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 97]
| |
Dante Alighieri volgens Franco Sacchetti
| |
[pagina 98]
| |
hoog opgeleide Genuees vraagt de dichter Dante Alighieri hoe hij liefdesbetrekkingen met een vrouw kan aanknopen, en Dante geeft hem een geestig antwoord.’ De Genuees, klein en nietig van postuur, had gehoord van ‘de zeer grote faam van Dante Alighieri die in de stad Ravenna woonde, en hij besloot daarheen te gaan om hem te spreken’. Wanneer ze aan een banket aanzitten, neemt de Genuees het moment te baat en begint als volgt: ‘O messer Dante, veel heb ik gehoord van uw voortreffelijkheid en uw roem verspreidt zich overal: zou ik enige raad van u kunnen krijgen?’ Hij legt zijn probleem voor en Dante geeft hem de volgende raad: ‘Messere, ik zou graag alles doen wat u wilt, maar voor wat u me nu vraagt zie ik maar één oplossing. U weet dat zwangere vrouwen altijd belust op vreemde dingen raken. Het zou dus te pas komen dat de vrouw die u zo liefhebt, zwanger werd: eenmaal zwanger zou het kunnen gebeuren dat ze verzot raakt op u, zoals het wel vaker gebeurt dat ze op eigenaardigheden verzot raken; en op die manier zou uw wens in vervulling kunnen gaan. Anderszins zou het onmogelijk zijn.’ De Genuees begrijpt dat hij op zijn plaats is gezet en zijn reactie besluit aldus: ‘Maar goeie genade, een ander antwoord op mijn vraag dan u gegeven hebt, kwam niet te pas.’ En door die kennismaking met Dante leerde deze Genuees zichzelf weer kennen, en wel beter dan hij ooit had gedaan. Sacchetti concludeert in de slotalinea: ‘Als die man in de spiegel had gekeken, zowel letterlijk als figuurlijk, dan zou hij van zichzelf een beeld hebben gekregen en hebben ingezien dat een knappe vrouw die tevens fatsoenlijk is, verlangt naar een minnaar met het figuur van een man en niet van een vleermuis. Het lijkt echter dat de meeste mensen een tik hebben meegekregen van de zegswijze: “Er is geen groter bedrog dan zelfbedrog.”’ De korte inhoud van novelle CXIV luidt: ‘Dante Alighieri maakt een smid en een ezeldrijver op hun fout opmerkzaam omdat zij uit zijn boek voordroegen in platte bewoordingen.’ Dan begint de novelle aldus: ‘Dante Alighieri van Florence, de zeer grote dichter in de volkstaal wiens roem in eeuwigheid zal voortleven, was in Florence buurman van de familie Adimari.’ Een telg van die familie vraagt Dante een goed woordje voor hem te doen bij een rechter. Dante verklaart zich bereid, en op weg naar de rechter ‘hoorde hij een smid die ijzer op het aambeeld sloeg, een deel van de Divina Commedia voordragen als was het een volksdreun. Hij verhaspelde de verzen, waarbij hij nu eens wat wegliet en dan weer wat | |
[pagina 99]
| |
toevoegde, zodat het Dante voorkwam dat de man hem zeer groot onrecht deed. Zonder een woord te spreken loopt hij naar de smidse waar de man veel materiaal had staan om zijn vak uit te oefenen. Dante grijpt de hamer en smijt hem op straat, hij grijpt de tangen en smijt ze op straat, hij grijpt de weegschalen en smijt ze op straat, en zo smeet hij nog veel meer gereedschap weg. De smid draait zich met een woest gebaar om en roept: “Wat voor de duivel doet u daar? Bent u gek geworden?” Dante vraagt hem: “Wat doe jij dan?” “Ik doe mijn werk,” zegt de smid, “en u verpest mijn gereedschap door het op straat te smijten.” Dante zegt: “Als jij niet wilt dat ik jouw zaken verpest, verpest dan de mijne niet.” De smid vroeg: “Wat verpest ik dan van u?” Dante zei: “Jij zingt uit mijn boek, maar je zingt het niet zoals ik het heb geschreven. Ander werk heb ik niet, en jij verpest het voor me.” De smid, rood van woede, weet niet wat hij zeggen moet, raapt zijn spullen bijeen en slaat weer aan de arbeid. En als hij wilde zingen, zong hij van Tristan en Lancelot en liet Dante met rust.’ Op aanschouwelijke wijze maakt Dante de smid op diens fout opmerkzaam en zet hem op zijn nummer. Vervolgens ontrolt zich het verhaal waarvan in de korte inhoud geen melding wordt gemaakt. Dante gaat bij de rechter pleiten voor zijn buurman, de telg van de familie Adimari. Als hij bij de rechter is, ‘bedenkt hij dat die ridder uit de familie Adimari een hovaardige en weinig voorkomende jongeling was die, wanneer hij te paard door de stad trok, zo wijdbeens reed dat hij de weg, als die niet erg breed was, volledig opeiste, zodat een passant de neuzen van zijn lange puntschoenen welhaast moest afvegen. Dante, die altijd alles zag, had een dergelijk gedrag voortdurend tegengestaan. Hij vertelt de rechter over het gedrag van de jongeman en besluit met de woorden: “Luister, ik ben zijn buurman en ik pleit voor hem.” De ridder dreigt na Dantes bemiddeling voor twee zaken veroordeeld te worden en is woedend op Dante: “Als hij me veroordeelt, kan ik makkelijk betalen, maar vroeg of laat zal ik het degeen betaald zetten die daarvan de oorzaak is!” Dante zei: “Ik heb zo voor u gepleit dat, ware u mijn zoon geweest, ik niet meer had kunnen doen; mocht de rechter anders beschikken, dan ben ik daar niet de oorzaak van.” De ridder schudde zijn hoofd en ging naar huis. Enige dagen later werd hij tot duizend lire veroordeeld voor het eerste vergrijp en tot nog eens duizend voor het wijdbeens paardrijden, iets wat de ridder en het hele huis Adimari nooit hebben kunnen | |
[pagina 100]
| |
verkroppen.’ Sacchetti trekt de grap door met de conclusie: ‘En dit was de belangrijkste reden waarom Dante, als aanhanger van de Witten, niet lang daarna uit Florence werd verdreven; en hij stierf in ballingschap in de stad Ravenna, tot schande van zijn vaderstad.’ Novelle CXV gaat over de ezeldrijver die in novelle CXIV al werd aangekondigd. De korte inhoud luidt: ‘Dante Alighieri, die een ezeldrijver uit zijn boek hoort voordragen en “Hortsik!” hoort roepen, stoot hem aan met de woorden: “Dat heb ik er niet ingezet”; en wat er verder volgt.’ Wat er verder volgt is dat de ezeldrijver, inmiddels op enige afstand, zich omdraait naar Dante, zijn tong uitsteekt, gebaart met zijn hand (in een equivalent van onze opgestoken middelvinger) en zegt: ‘Pak aan.’ Toen Dante dat zag, zei hij: ‘Ik zou je niet een van de mijne voor honderd van de jouwe geven.’ En Sacchetti verzucht: ‘O lieflijke woorden vol wijsheid! Velen zouden die ezeldrijver onder geschreeuw en getier zijn nagerend; en anderen zouden met stenen hebben gegooid. Maar de wijze dichter bracht de ezeldrijver in verwarring en werd door de omstanders die hem hadden gehoord, geprezen om de wijze opmerking die hij had gemaakt tegenover zo'n min mannetje als die ezeldrijver was.’ Sacchetti voert Dante op als een scherpzinnig, geestig en wijs man met een groot rechtvaardigheidsgevoel, iemand die alles ziet. Uit de novellen blijkt dat Dante grote faam genoot, zelfs zó dat de Divina Commedia als arbeidsvitaminen diende voor smeden en ezeldrijvers. Na zijn dood werd die roem alleen maar groter. Een grotesk voorbeeld daarvan vormt novelle CXXI, waarvan de korte inhoud luidt: ‘Maestro Antonio da Ferrara, die bij het dobbelspel verloren heeft, gaat naar de kerk waar Dante begraven ligt, neemt er alle kaarsen voor het kruisbeeld weg en brengt ze naar het graf van Dante.’ Maestro Antonio krijgt om deze actie een proces aan zijn broek wegens ketterij - de plaatselijke vorst had dit proces voor de grap bekokstoofd met de aartsbisschop. Wanneer Maestro Antonio tegenover de aartsbisschop van Ravenna staat, verdedigt hij zich als volgt: ‘Al moest u me de brandstapel geven, dan zou ik u niets anders zeggen, want ik heb mij altijd tot het kruisbeeld gewend, maar het heeft me enkel kwaad gedaan. Toen ik er ook nog zoveel kaarsen zag branden, het kruisbeeld is namelijk half verkoold (was het dat maar helemaal), heb ik die weggehaald en voor het graf van Dante | |
[pagina 101]
| |
geplaatst, die het mijns inziens meer verdient dan hij. En zo u me niet gelooft, zie dan de geschriften van de een en van de ander. U zult oordelen dat die van Dante voor het menselijk verstand bovennatuurlijk schoon zijn, terwijl het evangelie maar eenvoudig is. En als het laatste schitterende stukken en hoogtepunten bevat, dan nog is het weinig bijzonder dat Hij, die alles ziet en alles bezit, in zijn geschriften slechts een deel ervan laat zien. Het bijzondere is juist dat een bescheiden mens als Dante, die niet alles had, zelfs geen klein deel daarvan, toch alles gezien en alles beschreven heeft. Hij lijkt me die verlichting dus meer waard dan het kruisbeeld, en tot hem wil ik mij voortaan wenden. En jullie vervullen je ambt maar en zitten op je gemak, want omwille van God ontvluchten jullie ieder ongemak en leven jullie als vorsten. En wanneer u het mij nog duidelijker wilt horen zeggen, dan doe ik dat een andere keer, wanneer ik niet alles heb verspeeld wat ik bezit.’ Natuurlijk loopt het met een sisser af. De aartsbisschop laat maestro Antonio uiteindelijk gaan met de woorden: ‘Breng in elk geval de antwoorden die u mij gaf, over aan de vorst.’ Toen de vorst had vernomen wat er was gebeurd, gaf hij maestro Antonio, aangezien diens woorden hem bevallen waren, een geschenk, zodat hij weer spelen kon. En om de voor Dante's graf geplaatste kaarsen hadden ze samen meerdere dagen groot plezier. In novelle XV wordt rechtstreeks uit de Divina Commedia geciteerd. De korte inhoud van de novelle luidt: ‘De zuster van markies Azzo, die met de rechter van Gallura was gehuwd, keert na verloop van vijfjaar als weduwe terug naar huis. Haar broer wenst haar niet te zien, omdat ze geen kinderen heeft gebaard, maar met een raak woord stemt zij hem tevreden.’ Op het verwijt van de markies antwoordt zijn zuster namelijk: ‘Lieve broer, zeg maar niets meer, ik begrijp het. Maar ik zweer je bij de allerhoogste God dat ik om jouw wens te vervullen geen lakei, geen knecht, geen kok of wie dan ook veronachtzaamd heb om het mee te proberen; maar als het Gods wil niet was, kan ik er ook niets aan doen.’ Wanneer Sacchetti het verhaal heeft verteld, voegt hij eraan toe: ‘Men zegt wel dat ze een dochter kreeg die Giovanna heette en met messer Ricciardo da Camino, heer van Treviso, trouwde.’ Dante zegt in het achtste Canto van de Louteringsberg: | |
[pagina 102]
| |
Quando sarai di là dalle larghe onde,
di' a Giovanna mia, che per me chiami
là dove agl'innocenti si risponde.Ga naar voetnoot*
Het waarheidsgehalte van de novellen rond Dante is misschien dubieus, omdat de anekdotes waarschijnlijk mondeling zijn overgeleverd. Duidelijk is wel de eerbied die eruit spreekt voor de grote dichter die, getuige Sacchetti's voorwoord, mede tot voorbeeld heeft gediend. De novellen kunnen daarom beschouwd worden als een hommage aan Dante. Dit neemt niet weg dat Dante door Sacchetti wordt aangewend voor het doel dat hij met zijn boek heeft en dat is amuseren. Volgens Sacchetti was Dante dan ook een heel geestig man. |
|