| |
| |
| |
Twee gedichten
Osip Mandelstam
(Vertaling Hans Boland)
[1]
We bestaan, maar we voelen geen grond, in een land
Waar een woord in een straal van tien meter verzandt
En dan nòg alle aandacht zal vergen
Van het Kremlin, de man uit de bergen,
Met zijn vingers als aardwormen, glibberig, vet,
En zijn zinnen per poed waar hij alles mee plet,
Die de schacht van zijn laarzen laat glimmen,
En zijn kakkerlaksnorren laat grimmen,
Die gespuis van dunhalzige leiders vergaart
En als speelgoed gedienstige halfmensen spaart.
Jij mag fluiten en grienen en mauwen,
Terwijl hij maar blijft hakken en houwen.
Zijn oekazen zijn hoefijzers, recht voor je raap,
Op je bek, in je kruis, in je oog, op je slaap.
Zijn Ossetische borst is gezwollen,
Als hij hoofden als bessen laat rollen.
| |
[Russisch]
Мы живем, под собою не чуя страны,
Наши речи за десять шагов не слышны,
А где хватит на полразговорца, -
Там припомнят кремлевского горца.
Его толстые пальцы, как черви, жирны,
А слова, как пудовые гири, верны.
А вокруг его сброд тонкошеих вождей,
Он играет услугами полулюдей.
Кто свистит, кто мяучит, кто хнычет,
Он один лишь бабачит и тычет.
Как подковы кует за указом указ -
Кому в пах, кому в лоб, кому в бровь, кому в глаз.
Что ни казнь у него, - то малина
| |
| |
| |
[2]
Voor een mensengeslacht in een heel ver verschiet,
Onverschrokken en nobel en fier,
Mag ik niet bij mijn vaderen aanzitten, niet
Aanspraak maken op eer of plezier.
Deze tijd is een wolfshond, hij lustte mij rauw,
Ook al huist er geen wolf in mijn bloed;
Steek mij liever maar gauw als een muts in een mouw
Van Siberië: daar is het goed.
Want daar blijf ik van lafheid en smeerlapperij
En geradbraakte botten verschoond,
Waar de glans van een nerts in de nacht zich aan mij
In zijn zuiverste schoonheid vertoont.
Leid mij weg in de nacht, naar de ijskoude golf
Van de Lena, naar hemelhoog woud,
Want alleen mijn gelijke, een mens en geen wolf,
Maakt mij daar, in het steppeland, koud.
| |
[Russisch]
За гремучую доблесть грядущих веков,
Я лишился и чаши на пире отцов,
Мне на плечи кидается век-волкодав,
Но не волк я по крови своей,
Запихай меня лучше, как шапку, в рукав
Жаркой шубы сибирских степей, -
Чтоб не видеть ни труса, ни хлипкой грязцы,
Ни кровавых костей в колесе,
Чтоб сияли всю ночь голубые песцы
Мне в своей первобытной красе.
Уведи меня в ночь, где течет Енисей,
И сосна до звезды достает,
Потому что не волк я по крови своей
И меня только равный убьет.
|
|