De Tweede Ronde. Jaargang 21
(2000)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 91]
| |
AntropiadeGa naar voetnoot*
| |
[pagina 92]
| |
Nu was de Romantiek wel pluralistisch:
de één had spleen, de ander was euforisch;
de één bezag de dingen pantheïstisch,
de ander plaatste ze vooral historisch;
de één was antitraditionalistisch,
de ander schaarde zich achter de Tories;
maar hier is amper plaats voor nuancering,
ik houd het dus bij bondige typering.
Zij droegen liefst lang haar en rode jackjes
en maakten zelfmoord tot verfijningsnorm;
zij koesterden hun favoriete plekjes:
het kerkhof of een ruige zee bij storm;
ook kletsten zij geregeld uit hun nekjes
over het Absolute: 'n mooie vorm
om voor onttovering en alledaagsheid
te vluchten in uitzonderlijke vaagheid.
Ook hadden zij een sterk geloof in geesten,
als Tijdgeest, Volksgeest, Wereldgeest en zo,
al heb ik zelf de indruk dat de meesten
dit lexicon hanteerden voor de show;
ook leden zij van binnen aan tempeesten,
zoals de personages van Rousseau:
afkomstig uit de rijen der Verlichting,
maar toch een voorbeeld voor de nieuwe lichting.
Rousseau was ooit begonnen met de rage,
beschaving iets verachtelijks te achten:
hij zag in troglodieten bons sauvages
(iets waar Monsieur Voltaire terecht om lachte);
toch heeft hij, in een enkele passage,
bijzonder stimulerende gedachten
ontvouwd, en was hij braaf in zijn intenties
en openhartig in zijn confidenties.
| |
[pagina 93]
| |
Ook Goethe heeft geen kleine rol vervuld
in de ontkieming van de Romantiek:
vooral zijn Jonge Werther treft veel schuld
door zelfmoord te voorzien van heroïek;
al zou ook hij ten slotte onverhuld
de Romantiek bestempelen als ziek,
het was te laat: de Europese meute
was reeds een leerling van de Jonge Goethe.
Ook Byron schiep met Manfred een model
voor wat de held der Romantiek zou worden:
de lijder aan een innerlijke hel,
zwijgzaam en onbegrepen door de horden;
toch zeg ik u, à titre personnel,
dat in zijn dichtwerk Don Juan de Lord een
veel beter stuk geschreven heeft: de Brit
blinkt per traditie altijd uit in wit.
In Engeland begon het reeds met Blake
- die moedig afweek van gebaande paden -
en met het dichtersduo van het Lake
District, waar men al dichtend pootjebaadde:
een samenwerking die zeer vruchtbaar bleek,
met name in hun Lyrische balladen
(Wordsworth was, als poëet, de meest begaafde
en Coleridge, als opiumverslaafde).
Maar meer dan van de snotterpoëzie
werd het vooral de eeuw van de muziek:
Beethoven is in elke symfonie
een ander mens, en Brahms is magnifiek;
Tsjaikowski schonk het oor de melodie
van Rusland; Skandinavischer is Grieg;
Chopin is teer, en Schubert ook, maar triest,
en Wagner is unheimischer dan Liszt.
| |
[pagina 94]
| |
En wat de schilderkunst betreft: u kent
Der Wanderer über dem Nebelmeer,
geschilderd door - ach, kom, hoe heet die vent?
Wat zou het, als ik Turner prefereer!
Nooit raak je aan het licht van hem gewend,
het doet mij echt versteld staan, keer op keer:
veelzijdiger is Goya, Blake is wilder,
maar Turner is voor mij de grote schilder.
Zij schilderden het liefst een woeste, grillige
natuur - een storm die raast, een zee die deint -:
symbool van het ontzinde, onverschillige
heelal en van een mens die er verkwijnt,
gereduceerd tot nietige, onwillige
speelbal van deze kosmos zonder eind.
Wat was de Wet van Newton iets onmachtigs
geplaatst naast iets zo groots en raadselachtigs!
Ik weet nog dat ik in mijn schooltijd leerde:
‘De Romantiek: gevoel in plaats van rede’;
ik weet niet wie het zó simplificeerde,
maar die moet weggestuurd, en stante pede.
Zelfs de Romanticus beredeneerde
zijn overtuigingen, zelfs híj omkleedde
zijn hunkering naar hevige emoties
wel degelijk met rationele noties,
maar achtte natuurkundige ontleding
van de verschijnselen die ons omringen
een doodse en bekrompen tijdsbesteding:
de vraag was, hoe de dingen samenhingen.
Men wijdde zich derhalve aan de smeding
van een concept van eenheid in de dingen:
het ‘Absolute’, ‘God’, het ‘Ding an sich’,
een Fichteaans en Alomvattend Ich.
| |
[pagina 95]
| |
Nu was de metafysica al jaren
verworpen als vergeefse speculatie,
als tasten in de nacht zonder lantaren,
want wetenschap vereist verificatie;
maar ondanks alle Engelse bezwaren
gaf Duitsland blijk van nieuwe appreciatie
voor al die bovenzinnelijke vragen
waaraan de wetenschap zich nooit zal wagen.
De Duitse filosofen zochten naar
de grenzen van het menselijk verstand:
een lovenswaardig streven weliswaar
dat echter op diezelfde grenzen strandt;
toch mogen wel de handen op elkaar
voor de briljante pogingen van Kant:
niet minder nauwgezet in zijn verhandelingen
dan in het tijdstip van zijn middagwandelingen.
Kant wilde weten wát een mens kan weten
door zuiver en alleen te redeneren,
dus wat je zonder waarnemen of meten
maar wel met zekerheid kunt deduceren;
wat opvalt is dat Kant z'n exegeten
zijn antwoord zeer divers interpreteren
- misschien omdat zijn weldoordachte antwoorden
verwoord zijn in die zonderlinge Kant-woorden.
Want potverdorie! Duizend potverdories!
Wat maakt-ie 't ingewikkeld allemaal,
met al die posteriori's en priori's,
dat transcendent en dat transcendentaal,
die dingen-in-zichzelf, dat categorisch
imperatief... ach, mensen, wat een taal!...
Maar díe is soms vereist voor de precisie
- tenminste, in de Kantiaanse visie.
| |
[pagina 96]
| |
Hij waarschuwde de denkers van zijn land
geen zweverige wartaal uit te slaan;
helaas, de meeste wijsgeren na Kant
in Duitsland trokken zich daar niets van aan.
Zij zagen hem terecht als een gigant
en wilden zielsgraag op zijn schouders staan;
hun fout was dat zij trachtten te verbergen
dat híj de reus was, zíj alleen maar dwergen.
Op dit verheven punt van mijn vertelling
heb ik de plicht, u eerlijk op te biechten
dat ik nog steeds geen barst begrijp van Schelling
- en minder nog van Johann Gottlieb Fichte;
hoe deze met zijn absolute stelling
van Ik het Ding an sich ontdingansichte,
en hoe hij Ik tot bron maakt van het Niet-ik
is niet te volgen (pogingen verbied Ik).
Ook Schelling schreef een hoogst merkwaardig proza,
alleen te volgen voor Romantici;
voorts had hij last - ik zeg het u sub rosa -
van filosofische kleptomanie:
zijn hoofdgedachte stal hij van Spinoza,
van Fichte stal hij terminologie,
hij stal de vrouw van August Wilhelm Schlegel,...
maar ook van hém werd veel gejat - door Hegel.
Die stelde tegenover een klassiek
concept der logica - het syllogisme -
zijn these-antithese-mechaniek,
conform zijn ‘absoluut idealisme’;
hij maakte met zijn term Dialektik
furore bij bijvoorbeeld het marxisme;
toch is zijn Logica onpedagogisch
geformuleerd - en bovenal onlogisch.
| |
[pagina 97]
| |
Hij overschreed daadwerkelijk de grens
der rede, gaf gestoorde Geist een stem
en reikte - door geen greintje common sense
gehinderd - hoger dan de KLM;
hij dacht dat de Geschichte van de mens
een lange voorbereiding was... op hém:
van alle Hoogtepunten van acute
Verstandsverbijstering het Absolute!
Nu ja, de critici staan in de rij
om Hegel en zijn denken te verguizen:
zijn vreemde uitleg van de notie ‘vrij’
- zegt Popper - leidde tot de hakenkruisen;
zijn blauwdruk van een vrije maatschappij
- zegt Russell - had verdacht veel weg van Pruisen;
maar dat is niet waarom ik hem omzeil:
waar ík mij zo aan erger is zijn stijl.
Men dient dus Hegel minstens aan te wrijven
dat hij niets opstak van de bellēttrie
(en als u mij verdenkt van overdrijven,
lees dan eens zijn Phänomenologie).
Wie helder denkt moet helder kunnen schrijven,
vandaar dat ik de grootheid niet zo zie
van deze losgeslagen stelselbouwer;
nee, dan zijn antithese, Schopenhauer!
Die Welt als Wille und Vorstellung verschijnt
als Schopenhauer nauwelijks de zeven-
entwintig gepasseerd is; tot het eind
is hij zijn stelsel altijd trouw gebleven.
Hij heeft het uitgewerkt, verdiept, verfijnd
in alles wat hij verder heeft geschreven:
een tweede Welt als Wille..., prolegomena
en zijn Parerga und Paralipomena.
| |
[pagina 98]
| |
De wereld is, zo stelt de man, vervat
in onze voorstelling, in onze geest;
maar Schopenhauer is veel meer dan dat,
pak hem erbij, je weet niet wat je leest!
Men zegt dat hij van 't Oosten heeft gejat,
zij het wellicht ietwat vereuropeest,
maar hoe dan ook, soms staat er in één regel
veel meer dan in het hele werk van Hegel!
(Daar ga ik weer! Ach, mensen, 't is toch treurig
dat iemand die te veel heeft zitten bladeren
in Russell, Singer, Casimir en Störig,
een wijsgeer zo onbillijk durft benaderen!
Noem mij een blaaskaak, noem mij onnauwkeurig
of bid desnoods voor mij wat Onzevaderen...
maar breek je over Hegel nooit de kop:
het leven wordt er zó veel leuker op!)
Ook Nietzsche wordt beschouwd als filosoof
en grijpt zijn lezers dikwijls bij de lurven;
hij tuurt in een afgrondelijke kloof
waarin maar weinig mensen turen durven;
hij walgde van het christelijk geloof
alsook van ieder die zich laat vermurwen
tot weke, christelijke slavendeugden;
geef hem maar de soldatenlaars... en vreugde!
Met titels zoals Goed en kwaad voorbij,
Idolen-ondergang, De Antichrist,
en met zijn botte beeldenbrekerij,
verwierf hij gauw de naam van nihilist.
Toch was ook Nietzsche geenszins waardenvrij
en was zijn grootste oogmerk zeer beslist
een nieuwe en ontkerstende ethiek,
verpakt in roekeloze retoriek.
| |
[pagina 99]
| |
Wat wás hij? Kiest u maar uit vele visies:
Was hij een heilsprofeet? Toch íets te cynisch.
Een apollinicus? Te dionysisch.
Een dionysicus? Te apollinisch.
Een filosoof? Te antimetafysisch.
Een dichter? Te afstandelijk, te klinisch.
Een stelselbouwer? Veel te ondogmatisch.
Ik hou het maar op randje psychopatisch...
Zo had dus ook de Romantiek doctrines
vermoed, geformuleerd, beredeneerd:
een geestesbouwwerk dat op de ruïnes
van mythisch denken werd geconstrueerd.
Nu waren mens en kosmos geen machines
- zoals de Eeuw der Rede had beweerd -
maar iets wat het mechanische ontstijgt
en waar natuurkunde geen vat op krijgt.
Want zuchtend naar 't door rede uitgeholde
mysterie, hunkerde de Romantiek
naar de wereld van Tristan und Isolde:
Germaans en Middeleeuws en feeëriek.
De wereld leek een kluit die zinloos tolde,
dus stierf je jong of werd je katholiek,
maar zonder overtuiging: neem Novalis’
terugkeer naar de kerk cum grano salis.
Zo werd ook Friedrich Schlegel weer een knieler
en daarmee als vanzelf conservatiever;
veel minder vroom was, meen ik, Friedrich Schiller,
en in zijn Räuber heel wat subversiever;
mij lijkt zijn Wilhelm Tell germanofieler,
en om dezelfde trend verzwijg ik liever
de roemruchte gebroeders Grimm, en verder
hun grote voorbeeld, Johann Gottlieb Herder.
| |
[pagina 100]
| |
Ook buiten Duitsland kon men er wat van
en werden Volk en Natie haast tot god:
tot Frankrijk predikte Chateaubriand;
tot Schotland predikte Sir Walter Scott;
de Rus, de Pool, de Pruis, de Engelsman
verbond zich aan het nationale lot.
Zo werd de westerling nationalistisch
en maakte hij zijn natie tot iets mystisch.
Vervloekt zij het, dat dwaas nationalisme!
Vervloekt zij die romantische creatie:
nu voer voor politiek opportunisme,
gekweekt door listige indoctrinatie!
Altijd hetzelfde antihumanisme,
altijd dezelfde militarisatie,
altijd dezelfde nationale mythen
als smoes om op een medemens te schieten!
Vervloekt zij het, dat dwaas nationalisme,
dat aanvangt als een volksemancipatie
maar steevast leidt tot chaos of fascisme
en diepe ethische degeneratie!
Vervloekt dat eeuwige etnocentrisme,
jawel, vervloekt zij elke proclamatie
dat juist ‘ons volk’, van alle aardse volken,
een zeer speciale rol heeft te vertolken!
Vervloekt zij het, dat dwaas nationalisme,
die parasiet van onlust en frustratie!
Noem 't kosovisme, noem het panslavisme,
't is allemaal dezelfde aberratie!
Vervloekt het gruwelijke eufemisme
dat spreekt van etnische purificatie
terwijl, vergoelijkt door dit kuise woord,
verminkt wordt en gemarteld en gemoord!
| |
[pagina 101]
| |
Vervloekt zij het, dat dwaas nationalisme,
die etnisch-nationale exaltatie!
Vervloekt dat agressieve fanatisme,
vervloekt die vaderland-glorificatie!...
En leve 't ware kosmopolitisme,
want, inderdaad, vervloekt zij ook de natie:
mag ooit een ochtend gloren die de mens
begroet vanaf een wereld zonder grens!
Ach, mens, niet wat ons scheidt, maar wat ons bindt,
dat is het wezenlijke, waar dan ook:
ooit aangevangen zijn als weerloos kind
en eindigen in aarde of in rook.
Waarom toch raken mensen zo verblind
door iets zo triviaals: op welke strook
of snipper van ons aller thuis, de Aarde
de vrouw die mamma heten zou ons baarde?
|
|