| |
| |
| |
Gedichten
Godvergeten lente
voor Jacoba
Wij leefden in omarming van twee vleugels.
Daar was voor ons een uitzicht op een tuin.
Die wereld werd mij doodvereenzaamd puin.
en rijk en zeer bevlogen -
Mijn handen tasten as waar toetsen waren.
Mijn vlees destijds getuchtigd maar bewogen
Moet onze weldaad dan verjaren
Ik heb toch niets gevergd van dit
Ik gaf het wat het ons niet geven kon.
Uitgeweken onder warmer zon
Kaminia, 14 april 1965
| |
| |
| |
Korydon II
Zeker sierde hem een zaak als zede,
noem het zachte krachten.
En hoe het goede hem ten val bracht, bijna?
: te veel tijd verdeed hij aan het vechten
toen zij de muze hoer betitelden,
die wezens van vlees en bloed.
zijn belachelijke ridderschap,
nog wel gevoed door haat,
Enkel gewone toewijding aan jamben
rond rozen je fijne hand een klauw
en in jouw keel de nachtegaal een kraai,
zo zong je ooit van noden,
tenslotte ben ik een uit negen,
en zuchtend leende zij hem uit
aan de zeer volkse huisknecht van Terpsichore.
Ga jij maar eens een poosje onder mensen
met van Eros in zijn vlees van onderweg een schot
vond hij haar hoge huis terug
offrerend haar een eerste stameling
Hydra, lente 1965
| |
| |
| |
Villa Hortense (1891-1981)
Toen gif van tweespalt nog het bloed niet had bedorven
en van mijn lelijk huis door sluipende klematis
de zinloze versiering werd verzoet,
toen sterven werd aanvaard
toen wandelde mijn slecht geweten wiegend
en rotting zwaaiend aan limpide kust
Een vissersjongen voor drie stuivers
(moest hij niet onder dienst?)
Er wordt zo'n huis gesloopt.
Ik zie het aan met mijn gezond geweten
| |
| |
| |
Cypres
De droom voer mij naar Poros. Wij genaken
de waterrijke landtong mild van groenen.
Ik zag mijn doodsboom weer. Het visioen,
toen ik ontwaakt was, trilde na op 't laken.
Ik zag mijzelf gelijk met die cypres
en hemel boven mij en hemel onder mij
in water. Mij werd besef zo wonderlijk -
dat er niets meer te stillen was, niets meer te lessen.
En waarom even plots werd het mij weer ontrukt
dat ik mijzelf hervond nu, eeuwen ouder?
Wat week daar dat zich niet meer vast liet houden?
Niet eens ontgoocheld wist ik het - geluk.
| |
| |
| |
Aan de vijand
Voor Joek
Zoekt u het hart te verbrijzelen
dat niet te venwinnen was?
In uw wereld is het beijzeld,
een tuin subtropisch gewas
niet bedacht op uw winter,
uw schaduwrijk zonder zon.
met bange volgroeide vlinder.
leef ik meervoudig mijn leven
van een zelfbloeiend geven
binnen mijn eigen bereik.
Rome, 1968
| |
| |
| |
... en kende
Te zeer in de wereld getrokken,
Hij wist dat 's anderendaags
de werkelijkheid overstag
zou gaan aan de hartstochtsvlaag -
van gestreeld te zijn zich onthield,
| |
| |
| |
Verzuidelijking van de noorderzon
Snijd af de stroom. Vergruis de lege flessen
en geef het huis aan alle stilten prijs.
Verstand en bloed al zonder mij op reis
verhelderen mijn netvlies met cypressen.
Wees snel, verdoe geen tijd met vijve’ en zessen.
Vermeend profijt brengt heil'gen van de wijs.
Een blik naar buiten maakt reeds beelden grijs
die ons tot afvaart zonder uitstel pressen.
Ontzind geboren wordt men nimmer wijs.
Een vleugje thym verleidt ons tot excessen
tot wij verstillen bij de ereprijs.
Wij horen reeds het wetten van de zeis,
en ergens scherpt een slager weer de messen.
Morgen is het te laat om lust te lessen.
| |
Wandelende schoonheid
Het zal wel lente worden.
ik zie toch de wolken zich adriatisch spreiden
boven het gewezen Frederiksplein.
Tussen de heesters ziet mijn snelle blik
het nieuwste blijk van mijn verdoemenis,
een schoonheid wandelt onverbruikt teloor
in perspectief van nutteloze eeuwen.
| |
| |
| |
Gebruiksaanwijzing voor het heelal
De nacht is voor het ongedierte,
zei mijn moeder als ze mij
- soms een weerspannig kind -
Hoe kwam een vrouw zo nuchter
Maar kaalscheren gaat niet.
Rotterdam, 27 juni 1985
| |
| |
| |
Overweging
Wat geldt is wat in mij nog niet om zeep gebracht is,
dat wat toekomstige geslachten nauw vermoeden,
dat wat de huidige allengs bevroeden,
dat kracht alleen met kracht gebracht weer kracht is.
En dat wat vracht leek heul is en een vacht is.
| |
Two Houses
For Rolfe
A phone call. A minute. A taxi arrives.
Ends being together. Two seperate lives.
No houses are empty like houses unshared.
I know how it works and am never prepared.
I look at the sky. You take off in the blue.
You will land in the rain - if the forecast is true.
A taxi. A Dolphin. A donkey. Steps. Door.
A lock and a key. Green and flowers galore.
A lock and a key. You enter. A purr
maybe welcomes you, a banner of fur
unfurles - ginger, black and white tricolere
in the midst of flowers and greening galore.
It's all there as it should. But I - I am here,
staying further away as you are getting near.
I try to accept it, but don't understand why
I must be on the ground and you up in the sky.
Amsterdam, 23 maart 1995
|
|