| |
| |
| |
Sextus, El IV, 5
Propertius
(Vertaling Jan Pieter Guépin)
Jij koppelaarster! Dat je graf krioelt van dorens,
je schim wordt, hoop ik, met een droge dorst gestraft,
dat Cerberus je vies skelet maar goed laat horen
hoe hongerig hij is, met zijn verwoed geblaf.
5[regelnummer]
Hippolytus zou zelfs verliefdheid leren dragen!
je bent de schipbreuk voor de trouwste huwelijksboot;
Penelope zou zelfs Antinoüs behagen
ook als ze net bericht had van haar echtgenoot.
Als zij het wou kon de magneet metaal afstoten,
10[regelnummer]
de vogelmoeder gaf haar jong niet meer de kost,
haar toverkunst heeft zelfs solide stof begoten
met stinkend sap en zo in vloeistof opgelost.
| |
[Latijn]
Terra tuum spinis obducat, lena, sepulcrum,
Et tua, quod non vis, sentiat umbra sitim;
Nec sedeant cineri Manes, et Cerberus ultor
Turpia ieiuno terreat ossa sono!
5[regelnummer]
Docta vel Hippolytum Veneri mollire negantem,
Concordique toro pessima semper avis,
Penelopen quoque neglecto rumore mariti
Nubere lascivo cogeret Antinoo.
Illa velit, potent magnes non ducere ferrum,
10[regelnummer]
Et volueris nidis esse noverca suis.
Quippe et, Collinas ad fossam moverit herbas,
Stantia currenti diluerentur aqua:
| |
| |
| |
[Nederlands]
Ze kan de volle maan met haar geprevel binden,
ze is 's nachts in de huid van een wolvin geglipt
15[regelnummer]
om, zelfs als ze jaloers zijn, mannen te verblinden;
ze heeft uit kraaien het onschuldig oog gewipt.
Ze vroeg vampiers om raad hoe 't best mijn bloed te prikken,
ze heeft het geile schuim van merries afgetapt.
Ze wist haar werk heel mooi met woorden op te schikken,
20[regelnummer]
terwijl ze als een mol gemeen haar tunnel krabt:
‘Als je verlangt naar luxe op zuidelijke stranden
als 't purper van de slak uit Tyrus je behaagt,
of zijden weefsel uit Minerva's eigen handen,
of spreien met antiek doorweven goudbrokaat,
25[regelnummer]
hetzij de koopwaar uit het palmenrijke Thebe,
hetzij het aardewerk door Parthen geglazuurd:
weg met je trouw! Omver de goden en de eden,
verbreek de zeden als de kuisheid je bezuurt!
| |
[Latijn]
Audax cantatae leges imponere lunae
Et sua nocturno fallere terga lupo,
15[regelnummer]
Posset ut intentos astu caecare maritos,
Cornicum immeritas eruit ungue genas;
Consuluitque striges nostro de sanguine, et in me
Hippomanes fetae semina legit equae.
Exorabat opus verbis ceu blanda perinde
20[regelnummer]
Saxosamque forat sedula talpa viam:
‘Si te Eoa Dorozantum iuvat aurea ripa,
Et quae sub Tyria concha superbit aqua,
Eurypylique placet Coae textura Minervae,
Sectaque ab Attalicis putria signa toris,
25[regelnummer]
Seu quae palmiferae mittunt venalia Thebae,
Murreaque in Parthis pocula cocta focis;
Sperne fidem, provolve deos, mendacia vincant,
Frange et damnosae iura pudicitiae!
| |
| |
| |
[Nederlands]
Een echtgenoot staat goed, al is die man verzonnen,
30[regelnummer]
een hardop ‘nee’ maakt dat je vriendje harder loopt.
Trok hij je haren uit? Je hebt alweer gewonnen,
zet hem maar onder druk, totdat hij vrede koopt.
Hij koopt je kus en hoopt op verdergaande liefde?
doe dan alsof het feest van Isis kuisheid eist.
35[regelnummer]
Iole, je slavin, roept: ‘Tot april!’, Amycle:
‘Z'is jarig midden mei!’, dit alles met gekrijs.
Hij knielt al voor je. Ga aan je bureautje zitten
en schrijf wat op. Als hij nu beeft, dan heb je hem!
Zorg dat je hals en wang altijd een merk bezitten,
40[regelnummer]
waardoor hij denkt dat je onlangs gebeten bent.
Kies niet Medea's rol, haar leven werd een schande,
zodra ze smeekte om een beetje medelij;
kies eerder Thais uit het blijspel van Menander,
het komisch hoertje goed in Getenpesterij.
| |
[Latijn]
Et simulare virum pretium facit: utere causis!
30[regelnummer]
Maior dilata nocte recurret amor.
Si tibi forte comas vexaverit, utilis ira:
Post modo mercata pace premendus erit.
Denique ubi amplexu Venerem promiseris empto,
Fac simules puros Isidis esse dies.
35[regelnummer]
Ingerat Aprilis Iole tibi, tundat Amycle
Natalem Mais Idibus esse tuum.
Supplex ille sedet - posita tu scribe cathedra
Quidlibet: has artis si pavet ille, tenes!
Semper habe morsus circa tua colla recentis,
40[regelnummer]
Litibus alternis quos putet esse datos.
Nec te Medeae delectent probra sequacis
(Nempe tulit fastus ausa rogare prior),
Sed potius mundi Thais pretiosa Menandri,
Cum ferit astutos comica moecha Getas.
| |
| |
| |
[Nederlands]
45[regelnummer]
Doe wat je vriend verwacht: gaat hij een lied inzetten,
zorg dat je hem hardop met lallen ondersteunt.
Laat je portier vooral op volle beurzen letten,
en anders snurkt hij maar, tegen de deur geleund.
En wees niet preuts wanneer een zeeman je wil prangen,
50[regelnummer]
of een gewoon soldaat, voor liefde ongeschikt,
of ook een slaaf waaraan het prijskaartje bleef hangen,
en die bij 't hupsen op de markt zich heeft verzwikt.
Kijk naar het geld, niet naar de handen die je vrijden,
je luistert naar een vers, wat heb je? Louter taal.
55[regelnummer]
Geeft iemand poëzie en geen geweven zijde,
nou ja, zijn lier klinkt stom, het blijft dan maar verbaal.
Zolang je fris bent met geen spoor van rimpellijnen,
Geniet, want morgen roomt je rode lippen af.
Ik heb 't rosarium van Paestum zelfs zien kwijnen,
60[regelnummer]
gekookt door zon en door de wind zo droog als kaf.
| |
[Latijn]
45[regelnummer]
In mores te verte viri: si cantica iactat,
I cornes et voces ebria iunge tuas.
Ianitor ad dantes vigilet: si pulset inanis,
Surdus in obductam somniet usque seram.
Nec tibi displiceat miles non factus amori,
50[regelnummer]
Nauta nec attrita si ferat aera manu,
Aut quorum titulus per barbara colla pependit,
Cretati medio cum salverc foro.
Aurum spectato, non quae manus afferat aurum!
Versibus auditis quid nisi verba feres?
55[regelnummer]
Qui versus, Coae dederit nec munera vestis,
Istius tibi sit surda sine arte lyra.
Dum vernat sanguis, dum rugis integer annus,
Utere, ne quid cras libet ab ore dies.
Vidi ego odorati victura rosaria Paesti
60[regelnummer]
Sub matutino cocta iacere Noto.
| |
| |
| |
[Nederlands]
Aanvaard, godin Venus, als dank een blanke doffer,
waarvan de rode keel bloed op uw altaar spuit.’
Acanthis dacht: zij had mijn schat in 't hart getroffen,
maar ik zag haar skelet al scheem'ren door haar huid,
65[regelnummer]
ik heb het zelfgezien hoe hevig zij moest hoesten,
hoe bloedig speeksel uit haar holle kiezen spuit,
hoe zij haar vieze geest op vaders vod uitproestte;
het wrakke schuurtje schudt van kou, de haard is uit.
Op haar begrafenis als gift slechts de vergane
70[regelnummer]
band voor het schaarse haar en haar verbleekte muts;
haar hond volgt, steeds gespitst op steelse liefdestranen,
wanneer ik met mijn duim de grendel openpruts.
Je graf moet een amfoor, de hals gebroken, tooien,
een geitenvijgenboom groeit daar dan tegenaan;
75[regelnummer]
laat ieder die verliefd is scherpe stenen gooien,
met nog wat welgemeend gevloek er achteraan.
| |
[Latijn]
Sed cape torquatae, Venus o regina, columbae
Ob meritum ante tuos guttura secta focos.’
His animum nostrae dum versat Acanthis amicae,
Per tenuem ossa a me sunt numerata cutem.
65[regelnummer]
Vidi ego rugoso tussim concrescere collo,
Sputaque per dentis ire cruenta cavos,
Atque animam in tegetes putrem exspirare paternas:
Horruit algenti pergula cura foco.
Exsequiae fuerint rari furtiva capilli
70[regelnummer]
Vincula et immundo pallida mitra situ,
Et canis, in nostros nimis experrecta dolores,
Cum fallenda meo pollice clatra forent.
Sit tumulus lenae curto vetus amphora collo:
Urgeat hunc supra vis, caprifice, tua.
75[regelnummer]
Quisquis amas, scabris hoc bustum cardite saxis,
Mixtaque cum saxis addite verba mala!
|
|