De Tweede Ronde. Jaargang 21
(2000)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 160]
| |
De jaloerse minnaar bij Propertius en Smarius
| |
[pagina 161]
| |
eindelijk gehoord zou hebben dat Odysseus elk ogenblik terug kon komen. Propertius' vriendin kan beter haar lichaam verkopen aan de schandelijkste mannen, zeelieden of net gekochte slaven: als ze maar betalen. Ze woont kennelijk behoorlijk, met twee slavinnen (die de toekomstige klant herinneren aan de Venusmaand april en haar verjaardag in mei, gelegenheden om cadeautjes te geven!), een portier, een waakhond en dan die oude voedster die optreedt als koppelaarster. Vanaf vs 67 zegt de dichter dat hij de koppelaarster heeft zien sterven in haar pergola met niets dan een paar van haar vader geërfde vodden als dekens, voor straf omdat ze een ongepast offer aan Venus heeft gebracht. Een ‘pergola’ is een aanbouwsel, in dit geval aangebouwd aan het huis van zijn vriendin. Vandaar dat de waakhond dezelfde is als de hond van de koppelaarster (vs 73). De minnaar stelt zich nu voor hoe haar begrafenis er uit zal zien en daarmee keren we terug bij de verwensingen tot het graf aan het begin. Zo'n oud vrouwtje kan in twee verschillende rollen optreden. Ze is de vertrouwde voedster of de koppelaarster en die twee rollen kunnen, zoals hier, gecombineerd worden. De voedster heeft als taak het huwbare meisje of de gehuwde vrouw te bewaken, ze is de duenna. Die rol kan al de toorn opwekken van de verliefde dichter, als ze haar meesteres te goed bewaakt. Dat is al genoeg reden om haar oud, lelijk en dronken af te schilderen, zoals hier. Maar in die functie van duenna kan ze zich ook door elke minnaar laten omkopen. En dan kan ze er zelfs een gewoonte van maken om te bemiddelen tussen haar mevrouw en eventuele klanten. De mevrouw is dan veil geworden. Zo schildert Propertius zijn Cynthia wel eens af, maar hier is het nog net niet zo ver. Ze wordt kennelijk voor het eerst zo schandelijk aangesproken; ze is nog trouw aan haar heimelijke minnaar. Het best vergelijkbaar zijn scènes uit komedies. De koppelaarster raadt hier zelf het voorbeeld van de hoer Thaïs uit een komedie van Menander aan (vs 43-44); die komedie is niet overgeleverd.
Ontrouw is een naar gevoel, waar ik als knaap zo onder geleden heb dat ik erover dacht om de hele verliefdheid maar af te schaffen. Dat is ook de raad die Alexander Smarius geeft aan een puber die net de genitale seks heeft ontdekt, dat is de oorlog die Venus voert als ze opspringt uit haar vieze schuilhoek. Hij denkt met weemoed terug aan de gouden tijd van het kinderlijke minnekozen. De volwassen dichter zelf kan alleen nog maar wenen over het verdwijnen van echt gevoel. Die melancholie is romantisch, zoals ook de seksualiteit, als die gezien wordt als wereldlijke versie van de christelijke zondeval. |
|