De Tweede Ronde. Jaargang 21
(2000)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 124]
| |
Louteringsberg, Canto 14Ga naar voetnoot*
| |
Purgatorio: Canto XIV1[regelnummer]
«Chi è costui che 'l nostra monte cerchia
prima che morte li abbia dato il volo,
e apre li occhi a sua voglia c coverchia?».
4[regelnummer]
«Non so chi sia, ma so ch'e' non è solo:
domandal tu che più li t'avvicini,
e dolcemente, sì che parli, acco'lo».
7[regelnummer]
Così due spirti, l'uno a l'altro chini,
ragionavan di me ivi a man dritta;
poi fer li visi, per dirmi, supini;
| |
[pagina 125]
| |
[Nederlands]10[regelnummer]
‘O ziel die onderweg bent naar den hogen,
Maar niet uw aardse lichaam hebt verzaakt,
Troost ons om liefdes wil en, zou het mogen,
13[regelnummer]
Zeg wie u bent, en waarvandaan; het raakt
Ons diep dat Gods genade u bij leven
Hier zendt; dit heeft nog niemand meegemaakt.’
16[regelnummer]
‘Er glijdt een stroom door de Toscaanse dreven,’
Zei ik, ‘die Falterona's top ontwelt,
Na honderd mijl nog ver van zee gebleven.
19[regelnummer]
Ik kreeg dit lichaam waar zijn oever helt;
Het heeft geen zin mijn naam bekend te maken,
Omdat die op de aard nog weinig telt.’
22[regelnummer]
‘Als ik begrijp wat u met deze zaken
Bedoelt,’ nam weer de eerste ziel het woord,
‘Bracht u zojuist de Arnostroom ter sprake.’
25[regelnummer]
De tweede reageerde: ‘Waarom stoort
Het hem, dunkt u, die naam te openbaren,
Zoals bij zaken van het laagste soort?’
28[regelnummer]
De ander zei wat zijn gevoelens waren:
‘Ik weet het niet, maar ook deert het mij niet
De Arnostroom te horen doodverklaren.
31[regelnummer]
Vanaf zijn oorsprong in het berggebied
Waar de Peloro van is losgekomen,
Zo rijk aan bronnen als men zelden ziet,
| |
[Italiaans]10[regelnummer]
e disse l'uno: «O anima che fitta
nel corpo ancora inver' lo ciel ten vai,
per carità ne consola e ne ditta
13[regelnummer]
onde vieni e chi se'; ché tu ne fai
tanto maravigliar de la tua grazia,
quanto vuol cosa che non fu più mai».
16[regelnummer]
E io: «Per mezza Toscana si spazia
un fiumicel che nasce in Falterona,
e cento miglia di corso nol sazia.
19[regelnummer]
Di sovr'esso rech'io questa persona:
dirvi ch'i' sia, saria parlare indarno,
ché 'l nome mio ancor molto non suona».
22[regelnummer]
«Se ben lo 'ntendimento tuo accarno
con lo 'ntelletto», allora mi rispuose
quei che diceva pria, «tu parli d'Arno».
25[regelnummer]
E l'altro disse lui: «Perché nascose
questi il vocabol di quella riviera,
pur com'om fa de l'orribili cose?».
28[regelnummer]
E l'ombra che di ciò domandata era,
si sdebitò così: «Non so; ma degno
ben è che 'l nome di tal valle pèra;
31[regelnummer]
ché dal prinripio suo, ov'é sì pregno
l'alpestro monte ond'è tronco Peloro,
che 'n pochi luoghi passa oltra quel segno,
| |
[pagina 126]
| |
[Nederlands]34[regelnummer]
Tot aan de monding waar hij uit moet stromen,
En zo de zee teruggeeft wat de lucht,
Die de rivieren voedt, haar heeft ontnomen,
37[regelnummer]
Sloeg overal het goede op de vlucht
Als voor een slang. Een vloek rust op die streken,
Men leeft er zedeloos en zonder tucht.
40[regelnummer]
Zozeer is de natuur ontaard gebleken
Bij de bewoners van dat treurig dal
Dat zij door Circe omgetoverd leken.
43[regelnummer]
Tussen onreine varkens zonder tal,
Die eigenlijk slechts eikels moesten eten,
Neemt hij zijn loop, in het begin nog smal.
46[regelnummer]
Dan ziet hij kleine keffers die verbeten
Tekeergaan, meer dan bij hun kracht behoort;
Smalend buigt hij zich af van deze breedte,
49[regelnummer]
En waar hij daalt, zet hij zich wijder voort;
Steeds meer als wolven worden dan de honden
Langs die vermaledijde Arnoboord;
52[regelnummer]
Door vele diepe kloven neergezonden,
Vindt hij er lepe vossen, niet vervaard
Voor valstrikken die hen bedreigen konden.
55[regelnummer]
Ik voel mij door geen toehoorder bezwaard;
Het loont hem om de kennis mee te dragen
Die mij de geest der waarheid openbaart:
| |
[Italiaans]34[regelnummer]
infin là 've si rende per ristoro
di quel che 'l ciel de la marina asciuga,
ond'hanno i fiumi ciò che va con loro,
37[regelnummer]
vertù così per nimica si fuga
da tutti come bisda, o per sventura
del luogo, o per mal uso che li fruga:
40[regelnummer]
ond'hanno sì mutata lor natura
li abitator de la misera valle,
che par che Circe li avesse in pastura.
43[regelnummer]
Tra brutti porci, più degni di galle
che d'altro cibo fatto in uman uso,
dirizza prima il suo povero calle.
46[regelnummer]
Botoli trova poi, venendo giuso,
ringhiosi più che non chiede lor possa,
e da lor disdegnosa torce il muso.
49[regelnummer]
Vassi caggendo; e quant'ella più 'ngrossa,
tanto più trova di can farsi lupi
la maladetta e sventurata fossa.
52[regelnummer]
Discesa poi per più pelaghi cupi,
trova le volpi sì piene di froda,
che non temono ingegno che le occùpi.
55[regelnummer]
Né lascerò di dir perch'altri m'oda;
e buon sarà costui, s'ancor s'ammenta
di ciò che vero spirto mi disnoda.
| |
[pagina 127]
| |
[Nederlands]58[regelnummer]
Ik zie uw kleinzoon op de wolven jagen
In dat woest stroomgebied; een ieder beeft
Die hij tijdens zijn drijfjacht zal belagen.
61[regelnummer]
Want hij verkoopt hun vlees als het nog leeft
Om ze als overjarig vee te slachten;
Hij moordt tot hij geen greintje eer meer heeft.
64[regelnummer]
Bebloed vertrekt hij na die wolvenjachten.
Het trieste bos zal nog na duizend jaar
Vergeefs naar groene loten blijven smachten.’
67[regelnummer]
Zoals de blik verduistert van wie naar
Bericht van onheil luistert dat gaat komen;
Hij weet niet waar het dreigt, maar vreest gevaar.
70[regelnummer]
Die somberheid en andere symptomen
Zag ik nu bij degene aan zijn zij,
Toen hij het nieuws in zich had opgenomen.
73[regelnummer]
Hoe deze keek en wat die ander zei,
Het maakte mij belust hun naam te horen;
Beleefd heb ik ernaar gevraagd, maar hij
76[regelnummer]
Wiens stem het eerste doordrong tot mijn oren,
Zei: ‘Waarom vraagt u dat zo pertinent?
Toen ik uw naam vroeg, leek het u te storen.
79[regelnummer]
Maar daar God wil dat u doorschenen bent
Van Zijn genade, zal u niets ontbreken:
Guido del Duca, zo sta ik bekend.
| |
[Italiaans]58[regelnummer]
Io veggio tuo nepote che diventa
cacciator di quei lupi in su la riva
del fiero fiume, e tutti li sgomenta.
61[regelnummer]
Vende la carne loro essendo viva;
poscia li ancide come antica belva;
molti di vita e sé di pregio priva.
64[regelnummer]
Sanguinoso esce de la trista selva;
lasciala tal, che di qui a mille anni
ne lo stato primaio non si rinselva».
67[regelnummer]
Com'a l'annunzio di dogliosi danni
si turba il viso di colui ch'ascolta,
da quai che parte il periglio l'assanni,
70[regelnummer]
così vid'io l'altr'anima, che volta
stava a udir, turbarsi e farsi trista,
poi ch'ebbe la parola a sé raccolta.
73[regelnummer]
Lo dir de l'una e de l'altra la vista
mi fer voglioso di saper lor nomi,
e dimanda ne fei con prieghi mista;
76[regelnummer]
per che lo spirto che di pria parlòmi
ricominciò: «Tu vuo' ch'io mi deduca
nel fare a te ciò che tu far non vuo'mi.
79[regelnummer]
Ma da che Dio in te vuol che traluca
tanto sua grazia, non ti sarò scarso;
però sappi ch'io fui Guido del Duca.
| |
[pagina 128]
| |
[Nederlands]82[regelnummer]
Ik placht zo snel in afgunst te ontsteken
Dat u mij bij het zien van een blij man
Van nijd en jaloezie had zien verbleken.
85[regelnummer]
Dat zaaide ik en stro oogst ik ervan.
O mensdom, wat wekt uw verkeerd begeren
Naar waar nooit deelgenootschap wezen kan?
88[regelnummer]
Dit is Rinier, hij is het meest in ere
Van alle Calboli's, maar naderhand
Kon geen der erven van zijn voorbeeld leren.
91[regelnummer]
Tussen de Po, de Reno, berg en strand
Is niet alleen zijn huis gespeend gebleven
Van waarheid en van hoofsheid in dit land.
94[regelnummer]
Binnen zijn grenzen kon niets anders leven
Dan giftig onkruid, en het woekert zo
Dat het door beter zaad niet wordt verdreven.
97[regelnummer]
Waar is Mainardi, waar is Lizio,
Pier Traversaro, Guido Carpignese?
Romagna's bastaards, u bent legio!
100[regelnummer]
Zal in Bologna nog een Fabbro wezen?
Een Bernardino in Faenza? Geen
Zo hoge loot is lager stam ontrezen.
103[regelnummer]
Wees niet verbaasd, Toscaan, wanneer ik ween
Omdat Guido da Prata al moest sterven;
Ook Ugolino d'Azzo ging reeds heen.
| |
[Italiaans]82[regelnummer]
Fu il sangue mio d'invidia sì riarso,
che se veduto avesse uom farsi lieto,
visto m'avresti di livore sparso.
85[regelnummer]
Di mia semente cotal paglia mieto;
o gente umana, perché poni 'l core
là ‘ve’ mestier di consorte divieto?
88[regelnummer]
Questi è Rinier; questi è 'l pregio e l'onore
de la casa da Calboli, ove nullo
fatto s'è reda poi del suo valore.
91[regelnummer]
E non pur lo suo sangue è fatto brullo,
tra 'l Po e 'l monte e la marina e 'l Reno,
del ben richesto al vera e al trastullo;
94[regelnummer]
ché dentro a questi termini è ripieno
di venenosi sterpi, sì che tardi
per coltivare omai verrebber meno.
97[regelnummer]
Ov'è 'l buon Lizio e Arrigo Mainardi?
Pier Traversaro c Guido di Carpigna?
Oh Romagnuoli tornati in bastardi!
100[regelnummer]
Quando in Bologna un Fabbro si ralligna?
quando in Faenza un Bernardin di Fosco,
verga gentil di picciola gramigna?
103[regelnummer]
Non ti maravigliar s'io piango, Tosco,
quando rimembro con Guido da Prata,
Ugolin d'Azzo che vivette nosco,
| |
[pagina 129]
| |
[Nederlands]106[regelnummer]
Tignoso met zijn kring moeten wij derven;
De Anastagi's, Traversari's die
Kinderloos zijn: twee huizen zonder erven.
109[regelnummer]
Er is geen liefde meer, geen courtoisie,
Vroeger zo algemeen in hoge kringen,
Waar ik nu enkel nog verwording zie.
112[regelnummer]
Waarom, nu al zijn edelen vergingen,
Staat Bertinoro nog? Wie daar verkoos
Te blijven, liet er zich tot zonde dwingen.
115[regelnummer]
Bagnacaval is goed, want kinderloos;
Maar Conio en ook Castrocaro bleven
Graven verwekken voor hun regio's.
118[regelnummer]
Pas als zijn satanskind niet meer zal leven:
Wordt het geslacht Pagani weer geacht,
Al zal men het zijn daden nooit vergeven.
121[regelnummer]
U, Ugolin dei Fantolin, verwacht
Geen erven die uw naam zouden besmeuren;
U blijft verschoond van verder nageslacht.
124[regelnummer]
Ga nu, Toscaan, laat mij in stilte treuren;
Dit onderhoud heeft mij veel pijn gedaan:
Nog langer spreken zou mijn hart verscheuren.’
127[regelnummer]
Niet langer zagen zij ons nietsziend aan;
Zij hoorden ons vertrek, en toen zij zwegen,
Begrepen wij de juiste weg te gaan.
| |
[Italiaans]106[regelnummer]
Federigo Tignoso e sua brigata,
la casa Traversara e li Anastagi
(e l'una gente e l'altra è diretata),
109[regelnummer]
le donne e ' cavalier, li affanni e li agi
che ne 'nvogliava amore e cortesia
là dove i cuor son fatti sì malvagi.
112[regelnummer]
O Bretinoro, ché non fuggi via,
poi che gita se n'è la tua famiglia
e molta gente per non esser ria?
115[regelnummer]
Ben fa Bagnacaval, che non rifiglia;
e mal fa Castrocaro, e peggio Conio,
che di figliar tai conti più s'impiglia.
118[regelnummer]
Ben faranno i Pagan, da che 'l demonio
lor sen girà; ma non però che puro
già mai rimagna d'essi testimonio.
121[regelnummer]
O Ugolin de' Fantolin, sicuro
è il nome tuo, da che più non s'aspetta
chi far lo possa, tralignando, scuro.
124[regelnummer]
Ma va via, Tosco, omai; ch'or mi diletta
troppo di pianger più che di parlare,
sì m'ha nostra ragion la mente stretta».
127[regelnummer]
Noi sapavam che quell'anime care
ci sentivano andar; però, tacendo,
facean noi del cammin confidare.
| |
[pagina 130]
| |
[Nederlands]130[regelnummer]
Toen wij langs deze omloop verder stegen,
Klonk, als een bliksem die het zwerk doorschoot,
Een luide stem vanuit de lucht ons tegen:
133[regelnummer]
‘Wie mij ook vinden zal, het wordt mijn dood.’
De stem verstierf en ging allengs verloren,
Gelijk een donder die zijn wolk ontvlood.
136[regelnummer]
Niet lang duurde de rust voor onze oren;
Toen klonk er met een luid gekraak nog een;
Ook in die donder was een stem te horen:
139[regelnummer]
‘Ik was Aglauros; nu ben ik van steen.’
Om mij tegen mijn dichter aan te dringen,
Deed ik een stap terug. Zoals voorheen
142[regelnummer]
Heersten er rust en stilte waar wij gingen.
‘Dat was de harde breidel,’ zei hij mij,
‘Bedoeld om aardse driften te bedwingen.
145[regelnummer]
U mensen eet het aas, en zo kan hij
Die steeds het kwade wil, u binnenhalen;
Daar helpt geen breidel of vermaning bij.
148[regelnummer]
De hemel roept en wil graag voor u pralen
Met al zijn schoonheid, maar die ziet u niet!
U laat uw blik slechts naar het aardse dwalen,
151[regelnummer]
Dus dreigt de zweep van Hem die alles ziet.’
| |
[Italiaans]130[regelnummer]
Poi fummo fatti soli procedendo,
folgore parve quando l'aere fende,
voce che giunse di contra dicendo:
133[regelnummer]
‘Anciderammi qualunque m'apprende’;
e fuggì come tuon che si dilegua,
se sùbito la nuvola scoscende.
136[regelnummer]
Come da lei l'udir nostro ebbe triegua,
ed ecco l'altra con sì gran fracasso,
che somigliò tonar che tosto segua:
139[regelnummer]
«Io sono Aglauro che divenni sasso»;
e allor, per ristrignermi al poeta,
in destro feci e non innanzi il passo.
142[regelnummer]
Già era l'aura d'ogne parte queta;
ed el mi disse: «Quel fu 'l duro camo
che dovria l'uom tener dentro a sua meta.
145[regelnummer]
Ma voi prendete l'esca, sì che l'amo
de l'antico avversaro a sé vi tira;
e però poco val freno o richiamo.
148[regelnummer]
Chiamavi 'l cielo e 'ntorno vi si gira,
mostrandovi le sue bellezze etterne,
e l'occhio vostro pur a terra mira;
151[regelnummer]
onde vi batte chi tutto discerne».
|
|