De Tweede Ronde. Jaargang 20

(1999)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– rechtenstatus



[pagina 147]
Vier Elpenor-gedichten Takis Sinópoulos (Vertaling Werkgroep Nieuwgrieks GroningenGa naar voetnoot) Elpenor Hoe komt gíj, mijn Elpenor, hier...* Homerus, Odyssee XI, 57 Landschap van dood. Versteende zee zwarte cipressen lage kust verweerd door zout en licht holle rotsen onder meedogenloze zon geen golfje op het water geen wiekslag in de lucht enkel oneindige rimpelloze gestolde stilte.
Ελπηνωρ Ἐλτῆνοϱ, πῶς ἦλθε... ομηροσ Τοπίο θανάτου. Ἡ πετρωμένη θάλασσα τἀ μαῦρα κυπαρίσσια τὸ χαμηλὸ ἀκρογιάλι ρημαγμένο ἀπὸ τ᾽ ἁλάτι καὶ τὸ φῶς τὰ κούφια βράχια ὁ ἀδυσώπητος ἥλιος ἀπάνω καὶ μήτε κύλισμα νεροῦ μήτε πουλιοῦ φτερούγα μονάχα ἀπέραντη ἀρυτίδωτη πηχτὴ στγή.
[pagina 148]

[Nederlands] Het was een van de mannen die hem opmerkte niet eens de alleroudste: Kijk dat moet Elpenor zijn. Meteen volgden we zijn blik. Vreemd dat we hem nog kenden met onze herinnering drooggevallen als een bedding in de zomer. 't Was inderdaad Elpenor bij de zwarte cipressen blind van de zon van het peinzen wroetend in het zand met zijn vingerstompjes. Toen riep ik hem met blijde kreet: Elpenor Elpenor hoe kom jij opeens in dit land? je was toch dood met dat zwarte ijzer tussen je ribben vorige winter toen we het bloed gestold op je lippen zagen en je hart uitdroogde bij het dolboord. Met een gebroken roeiriem op je graf hebben we je bij de waterlijn onder de grond gestopt waar je het suizen van de wind kon horen het ruisen van de zee. Hoe kom je weer zo levend nu? hoe kom je in dit land blind van verdriet van het peinzen?
[Grieks] Ἠταν κάποιος ἀπὸ τὴ συνοδεία ποὺ τὸν ἀντίκρισε ὄχι ὁ πιὸ γέροντας: Κοιτάχτε ὁ Ἐλπήνωρ πρέπει νἆναι ἐκεῖνος. Ἐστρίψαμε τὰ μάτια γρήγορα. Παράξενο πῶς θυμηθήκαμε ἀφοῦ εἷχε ἡ μνήμη ξεραθεῖ σὰν ποταμιὰ τὸ καλοκαίρι. Ἠταν αὺτὸς δ Ἐλπήνωρ πράγματι στὰ μαῦρα κυπαρίσσια τυφλὸς ἀπὸ τὸν ῆλιο καὶ τοὺς στοχασμοὺς σκαλίζοντας τὴν ἄμμο μ᾽ ἀκρωτηριασμένα δάχτυλα. Καὶ τότε τὸν ὲφώναξα μὲ μιὰ χαρούμενη φωνή: Ἐλπήνορα Ἐλπήνορα πῶς βρέθηκες ξάφνου σ᾽αὐτὴ τὴ χώρα; εἶχες τελειώσει μὲ τὸ μαῦρο σίδερο μπηγμένο στὰ πλευρὰ τὸν περσινὸ χειμώνα κι εἴδαμε στὰ χείλη στὰ τὸ αἶμα πηχτὸ καθὼς ἐστέγνωνε ἡ καρδιἄ σου δίπλα στοῦ σκαρμοῦ τὸ ξύλο. Μ᾽ ἔνυ κουπὶ σπασμένο σὲ φυτέψαμε στὴν ἄκρη τοῦ γιαλοῦ ν᾽ ἀκοῦς τ᾽ ἀνέμου τὸ μουρμούρισμα τὸ ρόχθο τῆς θαλάσσης. Τώρα πῶς εἶσαι τόσο ζωντανός; πῶς βρέθηκες σ᾽ αὺτὴ τὴ χώρα τυφλὸς ἀπὸ τὴν πίκρα καὶ τοὺς στοχασμούς;
[pagina 149]

[Nederlands] Hij keek niet op of om. Luisterde niet. Toen riep ik opnieuw door schrik bevangen nu: Elpenor je had toch een hazenpoot als talisman om je hals hangen Elpenor jij die verdwaald bent in de eindeloze hoofdstukken van de geschiedenis ik ben het die je roept en mijn borst weerklinkt als een grot hoe kom jij hier vriend van vroeger hoe kon je het pekzwarte schip bereiken dat ons meevoert als doden die ronddolen onder de zon geef antwoord als je hart begeert met ons mee te gaan geef antwoord. Hij keek niet op of om. Luisterde niet. Opnieuw stolde de stilte rondom. Het licht boorde gestaag in de aarde en holde haar uit. De zee de cipressen de kust versteend in dodelijke verstarring. En alleen die Elpenor zo naarstig door ons gezocht in de oude manuscripten gekweld door het verdriet van zijn altijddurende eenzaamheid met de zon die in de holten viel van zijn gepeins blind wroetend in het zand met zijn vingerstompjes verdween als een visioen en loste langzaam op in het zonder wiekslag zonder geluid lege blauw van de lucht.
[Grieks] γιὰ φυλαχτάρι κρεμασμένο στὸ λαιμό σου Ἐλπήνορα χαμένε στὶς ἀπέραντες παράγραφους τῆς ἱστορίας ἐγὼ σὲ κράζω καὶ σὰ σπήλαιο ἀντιλαλοῦν τὰ στήθια μου πῶς ἦρθες φίλε ἀλλοτινὲ πῶς μπόρεσες νὰ φτάσεις τὸ κατάμαυρο καράβι ποὺ μᾶς φέρνει περιπλανώμενους νεκροὺς κάτω ἀπ᾽ τὸν ἥλιον ἀποκρίσου ἂν ἡ καρδιά σου ἐπιθυμεῖ μαζί μας νἄρθεις ἀποκρίσου. Δὲ γύρισε νὰ ἰδεῖ. Δὲν ἄκουσε. Ξανάδεσε ἡ σιωπὴ τριγύρω. Τὸ φῶς σκάβοντας ἀκατάπαυστα βαθούλωνε τὴ γῆ. Ἡ θάλασσα τὰ κυπαρίσσια τ᾽ ἀκρογιάλι πετρωμένα σ᾽ ἀκινησία θανατερή. Καὶ μόνο αὐτὸς δ Ἐλπήνωρ ποὺ τὸν γυρεύαμε μὲ τόση ἐπιμονὴ μὲς στὰ παλιὰ χειρόγραφα τυραννισμένος ἀπ᾽ τὴν πίκρα τῆς παντοτινῆς του μοναξιᾶς μὲ τὸν ἥλιο νὰ πέφτει στὰ κενὰ τῶν στοχασμῶν τον σκαλίζοντας τυφλὸς τὴν ἄμμο μ᾽ ἀκρωτηριασμένα δάχτυλα σὰν ὅραμα ἒφευγε καὶ χάνονταν ἀργὰ στὸν ἀδειανὸ χωρὶς φτερὰ χωρὶς ἠχὼ γαλάζιο αἰθέρα.

[pagina 150]
Dodenmaal voor Elpenor voor Nikos Stavros Die avond was drukkend heet en roerloos. De wind rekte de vlammen van de kaarsen naar de zoldering. Donkerrode gordijnen bedekten de ramen en de strenge Stilte dwaalde met zachte tred door de verlaten gesloten zaal. Toen ik vermoeid ten slotte van het geleerde boek mijn ogen ophief zag ik plotseling rondom een menigte zwijgende gestalten die roerloos staarden almaar in aantal toenamen kalm toekijkend. Toen vroeg ik met ernstige stem: Vrienden vanwaar dit samenzijn wat zoeken jullie hier? Ze antwoordden niet keken slechts doordringend en achteraan zwol de menigte aan als de wind zodat de hele zaal zich vulde. Gezichten ergens gezien gestalten ergens ontmoet op de golven van het leven in de moeilijkste jaren in nevels in kelders op moordenaarswegen bedreven in bloed in mes in verkrachting. En opnieuw vroeg ik op onverstoorbare toon: Wat staan jullie te zwijgen hoe komen jullie hier binnen? En toen er maar geen antwoord kwam werd ik kwaad: Vervloekte honden wat moeten jullie? zeg wat. Jij daar blind kadaver wat wil je?
Νεϰροδειπνοσ για τον Ελπηνορα Τοῦ Νίϰου Σταύϱου Τὸ βράδυ ἐκεῖνο ἦταν βαρὺ ζεστὸ κι ἀσάλευτο. Ὁ ὰγέρας μάκραινε τὶς φλόγες τῶν κεριῶν κατὰ τὴν ὀροφή. Κουρτίνες βαθυκόκκινες σκέπαζαν τὰ παράθυρα καὶ ή αὐστηρὴ Σιγὴ μὲ βῆμα σιγανὸ πλανιότανε στὴν ἔρημη κλεισμένη σάλα. Ὁταν πιὰ κουρασμένος ἀπὸ τὸ σοφὸ βιβλίο τὰ μάτια ἀνύψωσα ξάφνου εἶδα γύρα πλῆθος βουβὲς μορφὲς ποὺ κοίταγαν ἀσάλευτα βαθιὰ κι αὐξαίνανε ἤρεμα κοιτάζοντας ὁλοένα. Τότε ἐρώτησα μὲ σοβαρὴ φωνή: Φίλοι τί συναχτήκατε καὶ τί γυρεύετε ἐδῶ πέρα; Δὲν ἀποκρίθηκαν μονάχα κοίταγαν κατάματα καὶ πίσω ὁλοένα πλήθαιναν σὰν ἄνεμος ποὺ γιόμισε ὅλη ῆ σάλα. Κάπου ἰδωμένα πρόσωπα μορφὲς ἀπαντημένες στῆς ζωῆς τὸ κύλισμα στὰ πιὸ δύσκολα χρόνια σὲ καταχνιὲς σὲ ὑπόγεια σὲ φονιάδων δρόμους στὸ αἷμα ἐπιδέξια στὸ μαχαίρι στὸ βιασμό. Καὶ πάλε ἐρώτησα μ᾽ ἀτάραχη φωνή: Τί καρτερᾶτε ἀμίλητοι πῶς μπήκατε ἐδῶ μέσα; Κι ὅπως δὲν ἀποκρίνονταν μὲ συνεπῆρε ἡ ὸργή: Σκυλιὰ καταραμένα τί γυρεύετε; μιλῆστε. Κουφάρι ἐσὺ τυφλὸ τί θές; γοργὰ ἀποκρίσου
[pagina 151]

[Nederlands] antwoord snel want mijn handen jeuken. Toen antwoordde hij kalm: Vriend vergeet niet ontelbare jaren geleden heb je me blind gemaakt. Het licht dat ik moest missen geef dat terug. Plotseling ontvlamde in mij de rode woede en ik zei: blinde, verdwijn uit mijn ogen voordat de dood je binnenhaalt. Hij zei niets staarde mij slechts hardnekkig aan. Ik hield het niet uit draaide mij om en zag ene Loukás staan veertig jaar dood nu met een vreselijke zweer op zijn gezicht. Verder naar achteren Isaák die tering had, omgekomen door een bittere kogel in Albanië daarnaast Markellos verderop Aléxandros die ik 's nachts in een donkere cisterne had geduwd. En allen staarden zij mij zwijgend en roerloos aan met hun gezwollen ogen terwijl ze bleven opdringen en in menigte toenamen in de zaal rondom. Toen, ondanks een diepe huivering, slaagde ik erin met luide stem te schreeuwen: Honden demonen verdwijn maak dat je wegkomt. Voor jullie heb ik niets. Zo sprekend betrad ik de kamer waar ik sliep met de stille hoop dat ik ze kwijt was. Maar toen werd ik pas echt ziedend van drift en duistere woede. Ontelbare gedaanten wachtten mij op daar en staarden mij roerloos aan.
[Grieks] γιατὶ τὸ χέρι μου μὲ βιἀζει τὸ ἀνυπόμονο. Τότε ἀποκρίθηκε ἥσυχα: Φίλε θυμήσου πρὶν ἀπὸ χρόνια ἀμέτρητα μ᾽ ἐτύφλωσες. Τὸ φῶς δῶσε μου πίσω ποὺ στερήθηκα. Ξάφνου ἄστραψε μέσα μου ὁ κόκκινος θυμὸς κι εἶπα: τυφλὲ χάσου ἀπ᾽ τὰ μάτια μου πρὶν σὲ κερδίσει ὁ θάνατος. Δὲ μίλησε μόνο μὲ κοίταγε βαθιὰ κι ἐπίμονα. Δὲ βἁσταξα ἔστριψα κι ἀντίκρισα κάποιον Λουκὰ νεκρὸ σαράντα χρόνια τώρα μὲ μιὰ τρομερὴ φάουσα στὸ πρόσωπο. Πιὸ πίσω τὸν Ἰσαὰκ χτικιάρη ποὺ τὸν πῆρε ἔνα πικρὸ βόλι στὴν Ἀλβανί δίπλα τὸ Μαρκέλλα πιὸ πέρα τὸν Ἀλέξαντρο ποὺ τὸν ἐγκρέμισα τὴ νύχτα σὲ μιὰ στέρνα σκοτεινή. Κι ὅλοι τοῦτοι μὲ κοίταγαν βουβοὶ κι ἀσἁλευτοι μὲ τὰ πρησμὲνα μάτια τους καθὼς συνάζονταν καὶ πλήθαιναν τριγύρα μὲς στὴν αἴθουσα. Τότε ἀνατρίχιασα βαθιὰ μὰ ώστόσο μπόρεσα κι ἐφώναξα μὲ δυνατὴ φωνή: Σκυλιὰ δαίμονες φύγετε κι ἀδειάστε τὴ γωνιά. Γιὰ σᾶς δὲν ἔχω τίποτα. Καὶ λέγοντας μπῆκα στὴν κάμαρα τοῦ ὕπνου μὲ τὴν κρυφὴν ἐλπίδα πὼς θὰ γλίτωνα. Μὰ τότε πιὰ ἡ ὀργὴ κι ὁ σκοτεινὸς θυμὸς μοὄπρηξαν τὰ ρουθούνια. Ἀμέτρητες μορφὲς καρτέραγαν ἐκεῖ κι ἀσάλευτες μὲ κοίταγαν.
[pagina 152]

[Nederlands] Door de open ramen deed een zachte wind hen met een dof gemurmel rondom toenemen in aantal en ze dromden steeds dichter opeen in de kamer. Te midden van hen zag ik Bilias in kaki dezelfde Bilias die zo smerig was aan het front en stomverbaasd vroeg ik hem met trillende stem: Hoe kom jíj, Bilias, hier? Wat wil je zo laat nog? Hij zei niets glimlachte alleen vriendelijk en begon vervolgens ernstig de tafel te dekken met een lang zwart kleed waarvan de franje tot de vloer reikte en op de tafel ontstak hij drie witte kaarsen in drie zilveren kandelaars. Op dat moment deed de angst mijn knieën knikken diep in mijn wezen begon de herinnering te woelen en haalde als een duiker uit de diepte van de zee een oude vergeten belofte aan de dode vriend Elpenor naar boven. En plotseling zoals een zwak licht in een diepe duistere tunnel naderbij komt en steeds sterker wordt zo doemde in mijn ontdane geest zijn beeld op en verrees voor mijn ogen springlevend Elpenor. Zijn zachte blik was onbeweeglijk op mij gericht. Zijn lippen bewogen en sloten zich daarna weer en tot mijn oor leek zijn stem door te dringen zijn toonloze stem die mompelde: Vriend
[Grieks] Ἀπὸ τ᾽ ἀνοιχτὰ παράθυρα ὁ ἀγέρας σιγανὸς μὲ μιὰ μουρμούρα ὑπόκωφη τὶς αὔξαινε γύρα καὶ συνωθούντανε ἀκατάπαυστα στὴν κάμαρη. Κι ἀνάμεσά τους εἶδα μὲ χακὶ τὸν Μπίλια τὸν Μπίλια ἐκεῖνον ποὺ ἦταν τόσο βρώμικος στὸ μέτωπο κι ἀπόρεσα βαθιὰ καὶ τὸν ἐρώτησα μὲ τρέμουσα φωνἡ: Μπίλια πῶς βρέθηκες ἐδῶ; πῶς ἦρθες τέτοιον ὥρα; Δὲ μίλησε μόνο ποὺ χαμογέλασε γλυκὰ κι ὕστερα σοβαρὸς ἐβάλθηκε νὰ στρώνει τὸ τραπέζι μ᾽ ἕνα μακρὺ μαῦρο τραπεζομάντιλο ποὺ ἀκούμπαγαν τὰ κρόσσια του στὸ πάτωμα κι ἄναψε ἀπάνου τρεῖς λευκὲς λαμπάδες σὲ τρεῖς ἀσημένιους κεροστάτες. Ὁ τρόμος τότε μοὔλυσε τὰ γόνατα κι ἡ μνήμη σαλεύοντας βαθιὰ μὲς στὴν ὑπόστασή μου ἀνάσυρε καθώς ὁ δύτης ἀπὸ τοῦ πελάγου τὸ βυθὸ κάποια παλ[...] λησμονημένη ὑπόσχεση στὸ νεκρὸ φίλο Ἐλπήνορα. Καὶ ξάφνου καθὼς ἕνα φῶς ἐλάχιστο μὲς σὲ βαθιὰ σκοτεινὴ γαλαρία ζυγώνει αὐξαίνοντας ὁλοένα ἔτσι μεγάλωσε στὸν ταραγμένο νοῦ μου ἡ εἰκόνα του κι ὀρθώθηκε ὁλοζώντανος στὰ μάτια μου ὁ Ἐλπήνωρ. Τὀ βλέμμα του μὲ κοίταγε γλυκὸ κι ἀσάλευτο. Τὰ χείλη του κινήθηκαν κι ὕστερα πάλε σφάλιξαν καὶ θάρρεψα πὼς ἄκουσα νὰ φτάνει ὡς τὴν ἀκοή μου ἠ ὑπόκωφη μουρμουριστὴ φωνή του: Φίλε
[pagina 153]

[Nederlands] al heel lang ben je me vergeten. Nog geen dodenmaal geen dodenmis heb je voor Elpenor overgehad. Bitter duurt mijn dood nog altijd voort en kwelt me al bitterder en ellendiger naarmate de tijd verstrijkt. Verlos me vriend. Dat was wat ik hoorde en de wroeging rees als een wolk voor me op en mijn ogen vulden zich plotseling met donkere tranen zoals in de herfst de rivier zwelt door de zware regenval. En toen ik de laatste tranen van mijn oogleden wiste met de palm van mijn hand en mijn blik opsloeg om Elpenor aan te kijken zag ik niets. En kamer en zaal waren plotseling leeg. Door de open ramen woei een hete wind. Het licht wit-geschminkt en dodelijk vaal scheen tot in alle hoeken en de verpleger in zijn tuniek helwit als een verschijning borg de magische kruiden zorgvuldig rij voor rij op de hoge plank.
[Grieks] καιρὸ μὲ ξέχασες. Μήτε ἕνα δεῖπνο γιὰ νεκρὸ μἡτε μνημόσυνο δὲν ἕταξες γιὰ τὸν Ἐλπήνορα. Πικρὸς ὁ θάνατός μου ἀκόμα συνεχίζεται καὶ μὲ παιδεύει ἀκόμα πιὸ πικρὸς καὶ μαῦρος ὅσο περνάει ὁ χρόνος. Λύτρωσέ με φίλε. Ἔτσι ἄκουσα κι ἡ τύψη ὀρθώθηκε σὰ σύννεφο μπροστά μου καὶ τὰ μάτια μου θολώσανε ξάφνου ἀπὸ δάκρυα σκοτεινὰ καθὼς ὁ ποταμὸς φουσκώνει τὸ χινόπωρο μὲ τὴν πυκνὴ βροχή. Κι ὄταν πιὰ λιγοστέψανε καὶ σφούγγισα τὰ βλέφαρα μὲ τὴν παλάμη κι ὕψωσα τὸ βλέμμα μου γιὰ νὰ κοιτάξω τὸν Ἐλπήνορα δὲν εἶδα τίποτα. Κι ἡ κάμαρα κι ἡ σάλα εἶχαν ἀδειάσει ξάφνου. Ἀπὸ τ᾽ ἀνοιχτἀ παράθυρα φύσαγε ἕνας ζεστὸς ἀγέρας. Τὸ φῶς φτιασιδωμένο καὶ θανάστμα θολὸ χυνότανε παντοῦ κι ὁ νοσοκόμος ὁλάσπρος μὲς στὴν μπλούζα του βαθιἀ ἐξαϋλωμένος στγούρευε μὲ προσοχὴ τὰ μαγικὰ βοτάνια σειρὰ σειρὰ στ᾽ ἀψηλὸ ράφι.

[pagina 154]
Lied VI Elpenor aan het strand van de zee Bij de zee op het zand - of iets verderop onder de pijnbomen fluisterde het briesje tussen de pijnbomen in dat uur de zeewind en de zuivere stilte. Toen zag ik hem daar voorovergebogen en zijn schouders overgoten met schitterend wit licht de pijnbomen buigend in het licht en het zand sable azur murmelend en ginder de zee kalm in de kalme stilte. Hij zei niets dacht aan aantallen, leegten van eenzaamheid. Noch beantwoordde hij de blikken. Zijn lichaam blond groenig hier en daar met lichtvlekken van de zee blond en goudkleurig. En er verscheen een glimlachende nimf welkom in onze wereld u krijgt ook een badkamer. Zachte droevige woorden zoals de eerste zondag na de dood van Nora toen we terugkeerden en de pijn stilaan opkwam en er was en werkelijkheid was.
Ασμα VI Ὁ Ἐλπήνωρ παρὰ θῖν᾽ άλὸς Στοὺς ἄμμους τοῦ γιαλοῦ - μᾶλλον πιὸ χαμηλὰ κάτω ἀπὸ τὰ πεῦκα ψιθυρίζοντας ὁ ζέφυρος στὰ πεῦκα ἀνάμεσα τὴν ὤρα ἐκείνη ὁ ζέφυρος κι ἡ καθαρὴ στωπή. Τότε τὸν εἶδα ὲκεῖ ποὺ ἔσκυβε καὶ χυνότανε ἀπ᾽ τοὺς ὤμους του ἄσπρο φῶς στιλπνὸ τὰ πεῦκα γέρνοντας στὸ φῶς κι ὁ ἅμμος sable azyr μουρμούρισε καὶ πιὸ ψηλὰ ὁ γιαλὸς ἥσυχος μὲς στὴν ἥσυχη σιωπή. Δὲ μίλαγε συλλογιζόταν ἀριθμοὺς κενὰ τῆς μοναξιᾶς. Μἡτε ἀποκρίνονταν στὰ βλέμματα. Τὸ σῶμα του ξανθὸ πρασινισμένο ἐδῶ κι ἐκεῖ μὲ στίγματα ἀπ᾽ τὸ πέλαγο ξανθὸ καὶ χρυσαφί. Κι ἦρθε μιὰ νύμφη χαμογελαστὴ καλωσορίσατε στὸν κόσμο μας θᾶχετε καὶ λουτρό. Ἀπαλὰ λυπημένα λόγια ὄπως τὴν πρώτη Κυριακὴ μετὰ τὸ θάνατο τῆς Νόρας ποὺ γυρίζαμε κι ཁ πόνος ἀνάδευε ῆσυχα κι ὑπῆρχε κι ἤτανε πραγμαπκός.
[pagina 155]

[Nederlands] Vreemd dat Elpenor weer gekomen is bij de zee op het zand en zij, die Nora, natrillend nog van de vergetelheid in de stromingen van Elpenors komst. Verderop de zandbanken de pijnbomen het water. Elpenor die langzaam ontbindt met Nora onder de schaduw van het water verstrengelde ledematen lijf tegen lijf onrustig vragend bedelend bijna een rimpeling golfde over de huid verrukkelijk en sensueel zo fluisterend vanuit de botten de zonsondergang zich sluitend boven de lichamen als een purperen schelp rechts de wind en de zee de pijnbomen links en daartussen de stilte. Elpenor en de Stilte. Nog méér alleen nu in het onontkoombaar balanceren van droefenis en vergetelheid wanneer het verdriet de voorbije leugens doorziet en aanvaardt en hier illusies of nutteloze winst optelt - het was niet eens droefenis alleen hardnekkige herinnering. De zee kalm in de kalme stilte en de nimf wit en goud onpeilbaar glimlachend nu eens wit en goud met zachte aandrang dan weer in andere gedaante. ‘Komt u verder.’ Maar wij omdat ook deze wereld zo gesloten was bleven altijd maar ongevoelig voor maaltijden en baden.
[Grieks] Παράξενο νἄχει ξανάρθει ὁ Ἐλπήνωρ στοὺς ἄμμους τοῦ γιαλοῦ κι ἐκείνη ἐκείνη ἡ Νόρα τρέμοντας ἀκόμα ἀπὸ τὴ λησμονιὰ στὰ ρεύματα ὃταν ἧρθε ὁ Ἐλπήνωρ. Ἠταν τ᾽ ἀμμόνησα πιὸ ὲκεἴ τὰ πεῦκα τὸ νερό. Σαπίζοντας ὰργὰ ὁ Ἐλπήνωρ μὲ τὴ Νόρα κάτω ἀπ᾽τὸν ἴσκιο τοῦ νεροῦ πλεγμένα μέλη σάρκα πάνω στὴ σάρκα ἀνήσυχα ζητώντας ζητιανεύοντας σχεδὸν περνοῦσε ἕνας κυματισμὸς ἀπὸ τὸ δέρμα νόστιμος πολὺ κι ἡδονικὸς ἔτσι ψιθυριστὰ μέσ᾽ ἀπ᾽ τὰ κόκαλα τὸ λιόγερμα κλείνοντας πάνω ἀπ᾽ τὰ κορμιὰ σὰν πορφυρὸ κοχύλι δεξιὰ ὁ ἀγέρας καὶ τὸ πέλαγο τὰ πεῦκα ἀριστερὰ κι ἀνάμεσα ἡ σιωπή. Ὁ Ἐλπήνωρ κι ἡ Σιωπή. Πιὸ μόνοι τώρα στὴν ἀναπόφευκτη ἰσορρόπηση πίκρας καὶ λησμονιῦς ὅταν ἡ λύπη νοεῖ καὶ δέχεται τὰ περασμένα ψεύδη ἀθροίζοντας ἐδῶ πλάνες ἢ κέρδη ἀνώφελα - δὲν ἦταν πίκρα κὰν μόνο μιὰ μνήμη ἐπίμονη. Τὸ πέλαγο ἥσυχο μέσα στὴν ἥσυχη σιωπὴ κι ἡ νύμφη λευκὴ χρυσὴ χαμογελώντας ἀόριστα πότε λευκὴ χρυσὴ ἐπιμένοντας γλυκὰ καὶ πότε μεταμορφωμένη. - Ἐδῶ περάστε. Ὃμως ἐμεῖς ἀφοῦ ἤτανε τόσο κλειστὸς κι ὁ κόσμος τοῦτος μέναμε πάντα ἀνένδοτοι γιὰ δεῖπνα καὶ λουτρά.

[pagina 156]
Dodenmaal Voor Maria Sofia en nog zo wat Ondoorgrondelijk, florerend te midden van de dorstige junibomen, deinde avond aan avond Sofia, haar vader omgekomen bij een afschuwelijk ongeluk een half jaar geleden, zwarte jurk, zwart haar, en het lichaam grondig gebruind elke middag aan de Saronische Golf, diep vooroverbuigend, twee mooie, fiere borsten inderdaad, maar Leftéris wist, als enige, Sofia was gesloten, al flirtte ze ook nog zo, haar voeten onrustig op de zitting, wanneer we 's avonds verkoeling zochten aan de Fokíonos Négri, af en toe zeiden Faní en zij wat tegen elkaar, giechelend achter hun hand, en wanneer we terugliepen, zagen we het mooie lijf van achteren wiegelen.
Σοφια ϰαι αλλα Ἀνεξιχνίαστη, μεσουρανούσα ἀνάμεσα στά διψασμένα δέντρα τοῦ Ἰουνίου ϰυμάτιζε, νύχτες ϰαί νύχτες ἡ Σο- φία, πέθανε ὁ πατέρας της σέ φοβερό δυστύχημα πρίν ἕξη μῆνες, μαῦρο φόρεμα, μαῦρο μαλ- λί, ϰαί τό ϰορμί ψημένο ἐπίμονα τά μεσημέρια στό Σαρωνιϰό, τό στῆθος σϰύβοντας, τόντις ὡραῖα, περήφανα τά δυό της στήθια, ϰι ὁ Αευ- τέρης ἤξερε, μονάχα αὐτός, ϰλειστή ἡ Σοφία, ϰι ἄς ἔπαιζε, τά πόδια της ἀνήσυχα στό ϰάθισμα, ϰαθώς βραδάϰι δροσιζόμαστε Φωϰίωνας Νέγρη, μίλαγαν ἐδῶ ϰι ἐϰεῖ μέ τή Φανή, χαχάνιζαν ϰρυφά, ϰι ὅταν γυρί- ζαμε, τ᾽ ὡραῖο σῶμα ἐσάλευε ὄπισθεν.
[pagina 157]

[Nederlands] Naast mij Leftéris, fluisterend vroeg ik hem, hij lachte, charmant als altijd, een kort lachje, blonde snor boven zijn mond, mooie Jongen. Prikkels genoeg destijds, ik schreef constant gedichten, vandaag kijk ik ze nog eens door bij een kopje koffie, verveeld, maar toch verdiept in het geschrevene, er wordt geklopt, mijn broer Yannis, zonder geld en ik leen hem wat, zou je niet eens trouwen, zegt hij, wordt dat geen tijd. Ach Yannis, kom nou toch, wat ben jij daarmee opgeschoten? Lola is bij je weggelopen en heeft jou met het kind laten zitten, een jengelend mormel, geen land mee te bezeilen. Een tijdje geleden kwam hij ermee aanzetten, ik moest eens naar zijn keel kijken, een stel amandelen als walnoten, laat ze maar weg- halen, zei ik, je krijgt last met die krengen. Waar moet ik er dan mee heen, jammerde hij - naar de duivel voor mijn part - maar ik noemde Pástras, kliniek Acharnón.
[Grieks] Ἀπό ϰοντά ὁ Λευτέρης ϰαί στό ἀφτί τόν ρώταγα, γε- λοῦσε, φίνος πἅντα, ἕνα σϰαστό γελάϰι, τό μουστάϰι του ξανθό στό ἀπάνου στό χεῖλος, ὄμορφο παιδί. Ἐρεθιζόμουν τότες, ἔγραφα συνέχεια ποιήματα, σή- μερα τά ϰοιτάζω πίνοντας ϰαφέ, βαρυέμαι, ὡστόσο βυθισμένος στά γραφόμενα, χτυπάει ἡ πόρτα, ὁ ἀδελφός μου ὁ Γιάννης, δανειϰά ϰαί τούδωϰα, ϰοίταξε, λέει, νά παντρευτεῖς, ϰαιρός σου πιά. Γιάννη, Γιαννάϰη μου, τί ϰέρδισες; ἡ Λόλα σέ παρά- τησε, σούμεινε βάσανο τό παιδί, πολύ γρινιάριϰο, σϰα- τένιο, ϰλώτσαγε. Μοῦ τόχε φέρει πρό ϰαιροῦ νά τοῦ ϰοιτάξω τό λαιμό, ϰάτι ϰαρύδια ἀμυγδαλές, τοῦ λέω βγάλτες, θάχεις φα- σαρίες μ᾽ αὐτά τά ϰέρατα. Καί ποῦ νά πάω μοῦ ϰλάφτηϰε - στό διάβολο - τοῦ σύστησα τόν Πάστρα, ϰλινιϰή Ἀχαρνῶν.
[pagina 158]

[Nederlands] Broederlief heeft zich niet gemeld, deelde Pástras mij mee, plicht- matige, pompeuze woorden, om zijn sufheid en verlatenheid te verbergen, op de achtergrond keek Magda toe. Net het beeld van een cipres die Magda, links een raam en licht, en een paar ogen als rivieren, het leek wel of er vogels opstegen. Kom nou Magda, ze stond daar maar te kijken, met een vage glimlach, totaal afwezig, het zat er niet in, begreep ik, die Pástras had het vast en zeker mooi voor elkaar, een zwijn aan het strand van de zee. Achterin was een spiegel, zat alles goed? - zo lelijk was ik ook weer niet, ondanks de jaren, en ik dacht, zo'n mooi meisje, lieve God, en Magda ging weg, achter op haar haar een verweesde glans, en het was zonsondergang, eenzaam ging ik voort, gedompeld in het groen, bomen, velden, groentetuinen en vanachter de heg klonk een stem: Eléni!
[Grieks] Δέ φάνηϰε ὁ αὐτάδελφος, μοῦ λέει ὁ Πάστρας, λόγια ἀνόρεχτα, πομπώδη, νά μή φαίνεται ἀπό μέσα ἡ νύστα, ἡ ἐρημιά, πιό πίσω ἡ Μάγδα ἐϰοίταζε. Σωστό ϰαθάριο ϰυπαρίσσι ἡ Μάγδα, ἀριστερά παρά- θυρο ϰαί φῶς ϰαί ϰάτι μάτια ποταμοί, νόμιζες ἀνηφό- ριζαν πουλιά. Ἔλα βρέ Μάγδα, ἐϰοίταζε, χαμογελώντας ἀόριστα, ἀπούσα ὁλάϰερη, ϰατάλαβα δέ σήϰωνε, σίγουρα ὁ Πά- στρας βολευότανε περίφημα, γουρούνι παρά θίν᾽ ἑλός. Στό βάθος ὁ ϰαθρέφτης, σι- γυρίστηϰα, δέν ἤμουν ϰι ἄσϰημος, παρά τά χρόνια, ϰι ἔλεγα, τέτοιο ϰορίτσς θέ μου, ἔφυγε ἡ Μάγδα, στά μαλλιά της πίσω φέγγος ὀρφανό, ϰι ἤτανε λιόγερμα, μονάχος πήγαινα, πλημμυρισμένος πράσινο, δέντρα, χωράφια, λαχανόϰηποι ϰι ἀπό τό φράχτη μέσα, Ἑλένη, φώναξαν.
[pagina 159]

[Nederlands] Daar kwam Eléni, driftig in de weer, ze werkte me op de zenuwen, korte beentjes, onuitstaanbaar, mooi pak zei ze bewonderend - en mijn kleermaker was nijdig, ik kon hem niet betalen en zijn vader zwijgend bij het offerblok, voorzanger in Ayandréas, zeg meneer Dimitrós, je hebt het goed voor elkaar, maar wat voor toestand is dat hier, hartje zomer met al die kaarsen en wierook, en dan die pij, om te smoren met zo'n hitte. En ik lag daarginds in de droge bedding, plat op mijn buik, een gierende wind uit de kloof schuin voor mij, loodrechte bergen boven mij, maaiende machinegeweren, echo's, duizenden stenen die in miljoenen stenen uiteenspatten, en daarboven een roerloze zon die zonnen voortbracht, en geen sprietje groen, geen druppel water, dorst alleen, en vliegen om gek van te worden, die vervloekte beesten ook, en heb ik verdomme vergeten Litsa te bellen, zondag
[Grieks] Ἦρθε ἡ Ἑλένη, σούρτα φέρτα, νεύριαζα, ϰοντά ϰανιά, ἀνυπόφορη, φίνο ϰουστούμι ἐθάμαξε - ϰι ὁ ράφτης μου ξυνίστηϰε, δέν εἶχα νά τοῦ δώϰω χι ὁ πατέρας του στό μπάγϰο ἀμίλητος, ψάλτης στόν Ἁγιαντρέα, ϰύρ- Δημητρό, ϰαλά τή βό- λεψες, μά τί δουλειά εἶναι αὐτή, ϰαλοϰαιριάτιϰα ϰερί- λιβάνι ϰι ἄσε πιά τό ράσο νά συγϰαίγεσαι μέ τέτοια ζέστη. Κι ἤμουν ἐϰεῖ στόν ξεροπόταμο, πεσμένος μπρούμυτα, διαβολε- μένος ἄνεμος ἀπ᾽ τή λοξή χαράδρα, ἀπάνου ϰάθετα βουνά, τά πολυβόλα θέριζαν, ἀντίλαλοι, χιλιάδες πέτρες σϰά- ζοντας σ᾽ ἑϰατομμύρια πέτρες, ἥλιος ἀσάλευτος ψηλά, γεννώντας ἥλιους, ϰι οὔδε χορτάρι, οὐδέ νερό, δίψα μονάχα, μύγες τύραννοι, ϰα- ταραμένη ἡ φάρα τους, ϰαί ξέχασα ἀσιχτίρ, νά ϰάνω τηλεφώνημα στή Αίτσα, Κυριαϰή
[pagina 160]

[Nederlands] naar Poros hadden we gezegd, Litsa zou er zijn en Marika, Andonis uit Lárisa - wanneer ik haar hand bij de pols aanraakte, trippelde ze weg, schip en water, verderop het strand, brandend heet, en het lichaam op het zand, een groot licht, hogerop zandhopen als je omkeek, bruggen, in een rechte lijn voor je ogen, Litsa op haar rug, een gouden epsilon, met rode nagels, nerveuze vingers, voeten die traag en loom in het water speelden, zeewier, leisteen, schelpen, grote zee fonkelend, diamanten en groot zwart licht.
[Grieks] γιά Πόρο λέγαμε, θάτανε Λίτσα ϰαί Μαρίϰα, ὁ Ἀν- τώνης ἀπ᾽ τή Λάρισα - ϰαθώς τῆς ἄγγιζα τό χέρι στόν ϰαρπό, σϰιρτοῦσε φεύγοντας, ϰαράβι ϰαί νερό, πιό πέρα ὁ ἄμμος, ἔϰαιγε, ϰαί τό ϰορμί στόν ἄμμο, ἕνα μεγάλο φῶς, πιό πάνω χώματα ἄν γυρίσεις, γέ- φυρες, ἴσια γραμμή στό μάτι, ἡ Λίτσα ἀνάσϰελα, ἔψιλον χρυσό, τό νύχι ϰόϰϰινο, τό δάχτυλο σαλεύοντας, τό πόδι ἀργά, τεμπέ- λιϰα, παίζοντας στό νερό, φύϰια, σχιστόλιθοι, ὄστραϰα, μεγάλη θάλασσα σπιθίζοντας, διαμάντια ϰαί μεγάλο μαῦρο φῶις.

[pagina 161]
Magda Groot zwart licht. De hele nacht licht en de ogen van Magda, de vogels die door Magda's ogen flitsten, een zwerm opgeschrikte vogels die over de muren van de nacht heen trokken, dan het donkere hoofd, het donkere lichaam, op de lippen het duister en het gloren van een andere liefde - zoals het in dromen is, twee zetels en twee ramen, en de deur en de tuin. Buiten floot iemand en verwachtte antwoord, toen was er het geluid van vrachtwagens, die voorzichtig de weg afkwamen, de koplampen draaiden plotseling weg en de tuin met zijn bomen lag verlaten, enkel stenen en stilte. Het halfduister badend in rijkdom. Alles
Μαγδα Μεγάλο μαῦρο φῶς. Ὃλη τή νύχτα φῶς ϰαί τά μάτια τῆς Μάγδας, τά που- λιά διασχίζοντας τά μάτια τῆς Μάγδας, ἕνα πλῆθος ταραγμένα πουλιά, προσπερνώντας τά τείχη τῆς νύ- χτας, ὕστερα τό σϰοῦρο ϰεφάλι, τό σϰοῦρο ϰορμί, πάνω στά χείλη ἡ σϰοτεινιά ϰαί χάραζε ἕνας ἄλλος ἔρωτας - ὅπως εἶναι στά ὄνειρα, δύο ϰαθίσματα ϰαί παράθυρα δύο, ϰαί ἡ πόρτα ϰι ὁ ϰῆπος. Ἀπέξω ϰάποιος σφύριξε προσμένοντας ἀπόϰριση, τότε ἀϰουστήϰανε τά φορτηγά, ϰατέβηϰαν μέ προσοχή τό δρόμο, οἱ προβολεῖς ἐστρίψανε ἄξαφνα ϰι ὁ ϰῆπος μέ τά δέντρα του ἔρημος, μονάχα πέτρες ϰαί σιωπή. Τό μισοσϰότδο πλημμρισμένο πλοῦτος. Ὃλα
[pagina 162]

[Nederlands] werd tot een echt, reusachtig groot net, en overal in huis roerloze spiegels, aan elke wand, in elke hoek, raadselspiegels, oneindig terugwijkend, je wist niet waar je gezicht was, wat je gezicht was. Toen stond Magda, haar lichaam warm glanzend, plotseling op, ging naar de achterkamer, een andere, duisterder droom in, en ze kwam terug, en was nu Artemis, Asimina, Dímitra, en was nu die verre Naná, op een avond in Lárisa, achter het station, alleen, onder het bloed, overstuur rondlopend. Toen verscheen ook Pavlos, ziek, hij was teruggekeerd uit de oor- log en staarde stom naar de hemel, tegen wie hebben we gevoch- ten, al die lijken op de hellingen, en toen Naná aan kwam lopen was er ineens een schittering in zijn ogen, hij greep haar met gulzi- ge handen, en de schouder oprijzend als een heuvel, en een paadje liep schuin in de herinnering omhoog. En daarna de winkels van Pyrgos en het grote bos van Kápeli, en daarna de namiddag, en de zee van Ayandréas, en de stenen bij miljoenen, en het zand, en het water, enkel bloed.
[Grieks] γινόνταν ἕνα δίχτυ ἀληθινό, τόσο μεγάλο, ϰαί παντοῦ μέσα στό σπίτι, ϰαθρέφτες ἀσάλευτοι, σέ ϰάθε τοῖχο, σέ ϰάθε γωνιά, ϰαθρέφτες αἰνίγματα, ὥς τό ἄπειρο βαθαίνοντας, δέν ἤξερες ποῦ εἶναι, ποιό εἶναι τό πρό- σωπό σου. Τότε, ζεστό ὅπως φέγγει τό ϰορμί, σηϰώθηϰε ἀπό- τομα ἡ Μάγδα, πῆγε στή μέσα ϰάμαρα, σ᾽ ἕνα ἄλλο σϰοτεινότερο ὄνειρο, ϰι ἐγύρισε, ϰι ἤτανε τώρα ἡ Ἄρ- τεμις, ἡ Μίνα, ἡ Δήμητρα, ϰι ἤτανε τώρα ἐϰείνη ἡ μαϰρινή Νανά, βράδυ στή Λάρισα, στό πίσω μέρος τοῦ σταθμοῦ, μονάχη, ματωμένη, τρέχοντας ἀνά- στατη. Τότε ἔφτασε ϰι ὁ Παῦλος, ἄρρωστος, εἶχε ϰατέβει ἀπό τόν πόλεμο ϰαί ϰοίταζε ἄφωνος τόν οὐρανό, ποιόν πολεμήσαμε, τόσα ϰουφάρια στίς ϰατηφοριές, ϰι ὅπως ἐρχόταν ἡ Νανά, τό μάτι του ἄστραψε μεμιᾶς, τήν ἅδραξε διψώντας μέ τά χέρια του, ϰι ὁ λόφος τοῦ ὤμου πιό ψηλά, ϰι ἕνα μονοπάτι λοξό στή μνήμη ἀνηφόριζε. Κι ἀπό ϰεῖ πέρα τά μαγαζιά τοῦ Πόργου ϰαί τό μεγά- λο δάσος τῆς Κάπελης, ϰι ἀπό ϰεῖ πέρα τ᾽ ἀπομεσή- μερο, ϰι ἡ θάλασσα τοῦ Ἁγιαντρέα, ϰι οἱ πέτρες ἑϰα- τομμόρια, ϰι ὁ ἄμμος, ϰαί τό νερό, αἷμα μονάχο.
[pagina 163]

[Nederlands] En terwijl het schieten doorging en alles op de kust beneden weg- maaide, sleepten wij ons hijgend voort, de dag liep ten einde, wij kropen achter die ijzeren deur weg en plotseling het bonzen boven ons hoofd en dan nog eens bonzen, nog eens bonzen, nog eens bonzen, ik trilde ervan. Stappen kwamen, gingen, kwamen terug, gingen weer heen, Magda woelde spastisch met haar hand, vogel onder het over- hemd, toen keek ik naar het litteken in de hals, hoelang zal ik je nog bij me houden, de avond viel, achter de nek sprong het haar op, als een stad na een explosie. Wat was ze mooi, en het duister tot aan de heup, ik hield haar vast en ze geurde als zee door de zon gezengd, en daar kwamen ze, Yannis en Yerásimos en Thodorís en nog veel meer, die ik niet eens herkende.
[Grieks] Κι ὅπως οἱ ντουφεϰιές συνέχιζαν, θέριζαν ϰάτω τήν ἀϰτή, λαχανιασμένοι ἐμεῖς συρθήϰαμε, φεύγοντας ἡ μέρα, τρυπώσαμε σέ ϰείνη τή σιδερένια πόρτα ϰαί ξάφνου ὁ χτύπος πάνω ἀπ᾽ τό ϰεφάλι μας ϰι ὕστερα ὁ ἄλλος χτύπος, ὁ ἄλλος χτύπος, ὁ ἄλλος χτύπος, ἔ- τρεμα ἀϰούγοντας. Βήματα ἦρθαν ϰι ἔφυγαν, ξαναγύρισαν, ξανάφυγαν, ἡ Μάγδα ἐσπάραζε τό χέρι της, ἕνα πουλί μές στό που- ϰάμισο, ϰοίταξα τότε τό οημάδι στό λαιμό, πόσο θά σέ φυλάξω ἀϰόμα, νύχτωνε, πίσω ἀπό τόν αὐχένα τά μαλλιά τινάζονταν, σάν πολιτεία ἀπό τήν ἔϰϰρηξη. Τόσο ὄμορφη ϰαί τό σϰοτάδι ὥς τήν ὀσφύ, τήν ϰρά- ταγα πού μύριζε χαμένη ἀπό τόν ἥλιο θάλασσα, ϰι ἧρθαν ὁ Γιάννης ϰι ὁ Γεράσιμος ϰι ό Θοδωρής ϰι ἄλλοι πολλοί, μά δέ μποροῦσα ϰάν νά τούς ἀναγνωρίσω.
[pagina 164]

[Nederlands] Zoveel jaren waren er verstreken sinds hun geboorte, ze waren groot geworden, hadden het geweer opgenomen, mes, bijl, wat eenieder maar grijpen kon, waren weggegaan en verdwenen in de zwarte straat, die bezaaid was met ijzer en glas nadat de veranda door de explosie de lucht in was gesprongen waardoor het hele huis naakt en verlaten te zien was tot binnenin. En opnieuw klonken er stappen, en nog meer stappen. En toen verscheen Magda in het raam met de maan, daarachter Naná, nog altijd overstuur, en Artemis en Dímitra, en Asimina, rechts en links het duister, tussen zwart en groen hun ogen. Nachtogen, die telkens naar liefde zweemden, peilende ogen die liefde vermoedden, plotseling wijd van schoonheid, met wonderlij- ke kleuren, zoals je, op stations, van treinen die bij het naderen stoom afblazen later de ogen ziet opdoemen.
[Grieks] Εἶχαν περάσει τόσα χρόνια πού γεννήθηϰαν, μεγάλω- σαν, πήρανε τό ντουφέϰι, τό μαχαίρι, τό μπαλντά, ὅ, τι μποροῦσε ὁ ϰαθένας, φύγανε, χαθήϰανε στό μαῦ- ρο δρόμο, σπαρμένον σίδερα ϰαί τζάμια, ὅπως τινάχτηϰε ἡ βε- ράντα μέ τήν ἔϰϰρηξη ϰι ὅλο τό σπίτι φαίνονταν γυμνό ϰι ἕρημο ὥς μέσα τό ἐσωτεριϰό. Καί πάλι ἀϰούστηϰαν βήματα ϰι ἄλλα βήματα. Καί τότε ἐβγῆϰε στό παράθυρο μέ τό φεγγάρι ἡ Μά- γδα, πιό πίσω ἀϰόμη ἀνάστατη ἡ Νανά, ϰαί ή Ἂρτε- μις ϰι ἡ Δήμητρα, ϰι ἡ Μίνα, δεξιά ϰι ἀριστερά τό οϰοτάδι, ἀνάμεσα στό μαῦρο ϰαί τό πράσινο τά μάτια τους. Μάτια νυχτερινά, πού πάγαιναν ὁλοένα στόν ἔρωτα, μάτια προσηλωμένα πού μάντευαν τόν ἔρωτα, μεγα- λωμένα ξάφνου ἀπό τήν ὀμορφιά, μέ περίεργα χρώ- ματα, ὅπως στούς σταθμούς ἔρχεται τό τραίνο, ϰι ἀ- φήνε, σύννεφα, ϰι ὕστερα πάλι προβάλλουν τά μάτια.
[pagina 165]

[Nederlands] Toen reed de trein dwars door de kamer en ik trok geschrokken mijn been in, het andere verloren in de bergen, in de bloedige oorlog, en terwijl ik papier en potlood in de hand hield en begon met de woorden ‘groot zwart licht’, schreef mijn hand dit gedicht, het licht draaide weg van het papier, het papier verduisterde, Magda verdween, merkte ik, de maan verd- ween, langzaam de treden af, de tuin in, naar de bomen, ze reisde alleen. Alles verdween, en zoals het in dromen gaat riep ik luid ‘Stop!’ Grote gemuilkorfde woorden schokten mijn borst. Grote tranen, talrijke tranen, welden de ganse nacht in stromen naar mijn ogen, schrijnden mij, zengden mij.
[Grieks] Τότε τό τραίνο πέρασε διασχίζοντας τήν ϰάμαρα, ϰι ἐγώ μάζεψα μέ φόβο τό πόδι μου, τ᾽ ἄλλο χαμένο στά βουνά, στό ματωμένο πόλεμο, ϰι ὅπως ϰρατοῦσα τό χαρτί ϰαί τό μολύβι στό χέρι μου, ἀρχίζοντας ἀπό τή φράση ‘μεγάλο μαῦρο φῶς’, Τό χέρι μου ἔγραφε αὐτό τό ποίημα, τό φῶς ἔστρι- βε ἀπό τό χαρτί, τό χαρτί σϰοτείνιαζε, ϰατάλαβα ἡ Μάγδα ἔφευγε τό φεγγάρι ἔφευγε, ϰατεβαίνοντας ἀργά τά σϰαλοπάτια, στόν χῆπο, στά δέντρα, μονά- χη ταξίδευε. Ὃλα φεύγανε, ϰι ὅπως εἶναι στά ὄνειρα, σταματεῖστε, μέ δόναμη, ἐφώναξα. Μεγάλα φιμωμένα λόγια μοῦ τίναζαν τό στῆθος. Μεγάλα δάϰρυα, πολλά ὁληνύχτα μοῦ ἀνεβαίναν πλημμόρα στά μάτια, μέ πονοῦσαν, μέ ϰαίγανε.

[pagina 166]
Dodenmaal Talrijke tranen zengden mij, ik was alleen en schreef, wat was ík, op zo'n manier in gesprek mét, jarenlang bezig verloren gezichten tot leven te brengen, en door de ramen scheen glorieus een gouden duister licht, banken en tafels rondom en ramen, spiegels reikend tot de onderwereld. En daar kwamen ze, de één na de ander, en stegen af, Pórporas, Kondaxís, Markos, Yerásimos, donker berijpt hun paarden en het daglicht schuin aan een doffe hemel, daar kwamen Bilias, Gournás, schooiers afstekend tegen het schemerlicht, en Fákalos, met hun mandoline, gitaar, fluit, de klanken een verkwikking voor de ziel, overal in huis de geur van regen en hout, en zij leefden op, zodra zij een behaaglijk vuur hadden gemaakt om zich te warmen, blij riep ik hen.
Νεϰροδειπνοσ Δάϰρυα πολλά μέ ϰαίγανε, μονάχος ϰι ἕγραφα, τί ἤ- μουν ἐγώ, μιλώντας ἔτσι μέ, χρόνια ϰαί χρόνια ζωντανεύοντας χαμένα πρόσωπα, ϰι ἀπ᾽ τά παράθυρα ἔμπαινε δόξα, χρυσό σϰοτεινιασμένο φῶς, τριγύρω μπάγϰοι ϰαί τραπέζια ϰαί παράθυρα, ϰαθρέφτες ὥς τόν ϰάτου ϰόσμο. Κι ἤρθανε ὁ ἕνας μετά τόν ἄλλο ξεπεζεύοντας, ὁ Πόρπορας, ὁ Κονταξῆς, ὁ Μᾶρϰος, ὁ Γεράσιμος, μιά σϰούρα πάχνη τ᾽ ἄλογα ϰι ἡ μέρα ὅπως ἐλόξευε σέ μουδιασμένο αἰθέρα, ἤρθανε ὁ Μπίλιας, ὁ Γουρνᾶς, γύφτοι γραμμένοι στό μισόφωτο, ϰι ὁ Φάϰαλος, βα- στούσανε τό μαντολίνο, τήν ϰιθάρα, τόν αὐλό, στόν ἦχο ἀλάφραινε ἡ ψυχή, τό σπίτι μέσα ἐμύριζε παντοῦ βροχή ϰαί ξύλο, ϰι ἄναψαν, μονάχα πού ἄναψαν φωτιά ζεστή νά πυρωθοῦν, χα- ρούμενα τούς φώναξα.
[pagina 167]

[Nederlands] Daar kwam Sarris, Tsakonas, daar kwam Farmakis, Toregas, en Zijn norse kop getekend door de pokken, bij de burcht van Ákova krabde hij de grond open met zijn nagels, tot bloedens toe, hij sprak van bandeloosheid en lijden, zo somber dat ik schrok, en tel- kens uitglijdend ging ik de helling af. We gingen de helling af, overal as, geblakerde aarde, stukken ijzer, op de deuren een zwarte X en je wist, hier was de dood geweest, dagen en nachten toen we met de machinegeweren maaiden en je ‘ach’ hoorde en dan was het stil. Daar kwamen ze, steeds meer. Voorop Tzannís, Paparizos, Elemínoglou, daarachter Lazaridis, Flaskís, Konstandópoulos - in welke kerk de mis voor hen gelezen is, in welke grond zij begraven zijn, niemand die het weet.
[Grieks] Ἦρθε ὁ Σαρρῆς, ὁ Τσάϰωνας, ἦρθε ὁ Φαρμάϰης, ὁ Τορέγας, ὁ Τό μοῦτρο του ξινό, σημαδεμένο ἀπ᾽ τή βλογιά, στήν Ἄϰοβα στό ϰάστρο ἐσϰάλιζε τό χῶμα μέ τά νύχια του, ματώσανε, μοῦ μίλησε γιά τήν ἀϰολασία ϰαί τό μαρ- τύριο, τόσο σϰοτεινός πού τρόμαξα, γλιστρώντας πῆρα τόν ϰατήφορο. Πήραμε τόν ϰατήφορο, στάχτη παντοῦ, ϰαμένο χῶμα, σίδερο, πάνω στίς πόρτες ἕνα μαῦρο Χ ϰαί τόξερες ἐδῶ πέρασε ὁ θάνατος, μέρες ϰαί νύχτες μέ τά πολυ- βόλα πού θερίζαμε ϰι ἄϰουγες ὤχ ϰαί τίποτ᾽ ἄλλο. Κί ἤρθανε πολλοί. Μπροστά τους ὁ Τζαννῆς, ὁ Παπαρίζος, ὁ Ἐ- λεμίνογλου, πιό πίσω ὁ Λαζαρίδης, ὁ Φλασϰῆς, ὁ Κωνσταντόπουλος - σέ τί ἐϰϰλησιές τούς διάβασαν, τούς θάψανε, ϰανείς δέν ξέρει σέ τί χώματα.
[pagina 168]

[Nederlands] Toen hielp ik hem de greppel uit, hij was er achterover in gevallen, in mijn armen zeeg hij ineen en zijn vrouw een maand later, de geur van gras, daar beneden in de tuin, in de namiddag, ik vertelde van zijn dood, haar lichaam vol en duister en ze jankte aan mijn borst, nacht en toch lichtten de bossen op, lichtten de stammen op, haar stem is niet verklonken jaar najaar na. Maan, het licht van de maan, grijze dagen, als een rots rees de winter op, zonder zon, ongenaakbaar, ik hoorde bonzen en nog eens bonzen, tegen het ochtendgloren forceerden ze de deuren en sleurden ons mee, zonder adempauze, hier wachten, jullie! en er gloorde zo'n zwak licht. Daar kwamen ze, oude mensen en kinderen. Hoe hielden ze het uit in hun dunne kleren, hoe konden de kinderen opgroeien in zo'n verschrikking. De oude mensen krakend, groter dan hun lichaam.
[Grieks] Τότε τόν βοήθησα νά βγεῖ, πεσμένος στό χαντάϰι ἀνά- σϰελα, τόν ϰράτησα ϰαί μούμεινε στά χέρια ϰι ἡ γυ- ναίϰα του τόν ἄλλο μήνα, μύριζε χορτάρι, χαμηλά στόν ϰῆπο, ἀπομεσήμερο, τῆς μίλησα πού πέθανε, γιομάτο σϰοτεινό ϰορμί, πάνω στό στῆθος μου ϰλαψούριζε, νύ- χτα ϰαιρό τά δάοη λάμπανε ϰι οἱ ρίζες λάμπανε, ἡ φωνή δέν ἔσβησε χρόνια ϰαί χρόνια ϰαί. Φεγγάρι φεγγαρόφωτο, μέρες ϰλειστές, πέτρα πυρ- γώθηϰε ὁ χειμώνας, δίχως ἥλιο, δύσϰολος, τόν ἄϰουσα τό χτύπο ϰαί τόν ἄλλο χτύπο, ἐχάραζε, ϰαί σπάσανε τίς πόρτες ϰαί μᾶς σύρανε, δίχως ἀνάσα, ἐδῶ θά πε- ριμένετε, ϰαί χάραζε ἕνα τόσο φῶς. Ἤρθανε γέροι ϰαί παιδιά. Μές στά φτενά τους ροῦχα πῶς ἀντέξανε, πῶς μεγαλώσανε σέ τόση φρίϰη τά παιδιά. Οἱ γέροι τρίζοντας, ψηλότεροι ἀπ᾽ τό σῶυα τους.
[pagina 169]

[Nederlands] En de kinderen met bijl, mes, aks, met in hun ogen verachting en dreiging, zonder één woord. Greppels, vuilnisbelten, zwarte moeders die het uitgilden, wie heb jij gedood, wie heb jij gedood, hoeveel hebben wij er gedood? Al dat bloed en de handen van Loukás, en andere, afgehakt, vonden we maanden later in het ravijn toen we wegtrokken, vandaag hier, 's nachts daar, moordenaars, verklikkers, dieven en echtbrekers, soldaten, agenten, huisvaders en winkeliers en vele anderen, over de rug van de tijd, en daartussen meisjes van de vlakte, naar buiten geglipt, de koorts de honger, ze stelden zich op bij de muur, er woei een gemene wind. Daar kwa- men ze,
[Grieks] Καί τά παιδιά, βαστόντας τό τσεϰούρι, τό μαχαίρι, τό μπαλντά, στά μάτια τους ἡ ϰαταφρόνια ϰι ἡ φοβέρα, μήτε μίλησαν. Χαντάϰια, σϰουπιδότοποι, μαῦρες μανάδες ὀλολόζον- τας, ποιόν σϰότωσες ἐσό, ποιόν σϰότωσες ἐσύ, πόσους σϰοτώσαμε; Τόσο αἷμα ϰαί τά χέρια τοῦ Λουϰᾶ, ϰι ἄλλα ϰαμένα σύρριζα, τά βρίσϰαμε στή ρεματιά μετά ἀπό μῆνες φεύγοντας, σήμερα ἐδῶ, τή νύχτα ἀλλοῦ, φονιάδες, ϰαταδότες, ϰλέφτες ϰαί μοιχοί, φαντάροι, χωροφύλαϰες, νοιϰοϰυραῖοι ϰαί μαγαζάτορες ϰι ἄλλοι πολλοί ϰαβάλα στόν ϰαιρό ϰι ἀνάμεσα ϰορίτσια τοῦ χαμοῦ, ξεπόρτισαν, ὁ πυρετός ἡ πεῖνα, ἐστάθηϰαν στόν τοῖχο, ἐφύσαγε ϰαϰός ἀέρας. Κι ἤρ- θανε
[pagina 170]

[Nederlands] Litsa en Faní, lieflijke appelbomen, daar waren Dona en Naná, mager als stro, en Eleni, haar dons nog als het prille gras, laurier, wilde druiven, mirte kleine verloren rivieren. En op een morgen, was de boom 's ochtends toen ik wakker werd helemaal groen, ik kreeg hem zo lief dat hij de hemel in groeide. En daar kwamen ze, vogels van de blijdschap, van de zon, vleugels en kleuren waar je ook keek, perlekanen en andere vreemde vogels, rietelingen, kwekstaarten, leriken en poppegaaien en, godsgeschenken, vrolijk kwetterende vogels, onafgebroken het azuur doorklievend. En daar waren ook Yannis Makrís, Petros Kallínikos, Yannis die mank liep. We gingen op de wal zitten, Rouskas haalde zijn zakmes te voor- schijn en sneed het gras af, pas opgeschoten.
[Grieks] ἡ Λίτσα ϰι ἡ Φανή γλυϰομηλιές, ἢρθανε ἡ Ντόνα ϰι ἡ Νανά, φιλές σάν ἂχερο, ἡ Ἑλένη ἀϰόμα χλόη τό χνοῦδι της, δάφνες, ἁγράμπελες, μυρτιές μιϰροί χαμένοι ποταμοί. Κι ἕνα πρωί τό δέντρο τό πρωί πού ξύπνησα ἦταν ὅλο πράσινο, τόσο πολύ τ᾽ ἀγάπησα πού ἀνέβηϰε στόν οὐρανό. Κι ἐϰεῖ ἢρθανε πουλιά, τῆς εὐφροσύνης, τοῦ ἢλιου, γιόμισαν τόν τόπο μέ φτερά ϰαί χρώματα, περλεϰαμοί ϰι ἄλλα παράξενα, σειράδες, τσιλαμήθρες, σϰόρτσοι ϰαί νυφοῦλες ϰαί, δῶρα τοῦ Θεοῦ, χαρούμενα πουλιά, σπαθίζοντας συνέ- χεια τό γλαυϰό. Κι ἀνάμεσά τους ἦρθαν ὁ Γιάννης ὁ Μαϰρῆς, ὁ Πέτρος ὁ Καλλίνιϰος, ὁ Γιάν- νης ὁ ϰουτσαίνοντας. Καθίσαμε στό ἀνάχωμα, ἔβγαλε τό σουγιά του ὁ Ρού- σϰας, ἔϰοβε τό χόρτο, μόλις φύτρωνε.
[pagina 171]

[Nederlands] Nevel over de velden. De lente was in aantocht, hoorbaar. Een deur, van hout dat naar hemel geurde. De dagen van '44 braken aan en de dagen van '48. En van de Pelopónnisos tot aan Lárisa dieper de bergen in tot Kastoriá, op de kaart één donkere zweer, Griekenland in kort bestek dat ademhaalt - met Pasen in het uitgestorven Kozani telden we de koppen, hoeveel er gebleven waren daarboven, hoeveel afgedaald rotsen, takken, hellingen, de duistere rivier. Daar kwam Prosóras met zijn gebroken geweer in de hand, Bakrysioris, Alafouzos, Zervós, ze kwamen naar het groepje toe. Kijk, riep ik, en we keken. Een zee van licht, de vruchtdragende zon herinnering aan de vermisten. We zijn grijs geworden, waar blijft de tijd, zei ik telkens. En daar kwamen Tzepetis, Zafoglou, Markoutsás, ze installeerden zich op de bank en Konstandinos aan het uiteinde om zijn been te verzorgen.
[Grieks] Κι ὁ ϰάμπος ϰαταχνιά. Κι ἐρχόταν ἄνοιξη, τήν ἄϰου- γες. Μιά πόρτα ϰαί τό ξύλο της ἐμύριζε οὐρανός. Ἦρθαν οἱ μέρες τοῦ σαράντα τέσσερα ϰι οἱ μέρες τοῦ σαράντα ὀχτώ. Κι ἀπό τήν Πελοπόννησο ὥς τήν Λάρισα βαθύτερα ὥς τήν Καστοριά, πάνω στό χάρτη μαῦρο μόλεμα, ἡ Ἑλλάδα σύντομη ἀνασαίνοντας - Πάσχα στήν ἔρημη Κοζάνη μετρηθήϰαμε, πόσοι ἔμειναν ψηλά, πόσοι ϰατέβηϰαν πέτρα, ϰλαδί, ϰατήφορος, τό σϰοτεινό ποτάμι. Βαστόντας τό ντουφέϰι του σπασμένο ἦρθε ὁ Προσόρας, ὁ Μπαϰρυσιώρης, ὁ Ἀλαφοῦζος, ὁ Ζερβός, στή σύναξη ζυγώσανε. Κοιτάχτε, ἐφώναξα, ϰοιτάξαμε. Τό φῶς πλημμύρα, ὁ ϰαρποφόρος ἥλιος μνήμη τῶν ἀφανών. Τά χρόνια πέρασαν, ἀσπρίσαμε, τους ἔλεγα. Ἦρθε ὁ Τζεπέτης, ὁ Ζαφόγλου, ὁ Μαρϰουτσᾶς, στρωθήϰανε στό μπάγϰο ϰαί στήν ἄϰρη ὁ Κωνσταντῖνος ἔτσι νοσηλεύοντας τό πόδι του.
[pagina 172]

[Nederlands] Stilaan kwamen de stemmen tot bedaren. Stilaan, zoals ze gekomen waren, verdwenen ze. Ze gingen de vallei in, een windvlaag, weg waren ze. Voor de laatste keer keek ik ze na, riep ik ze. In het zand doofde langzaam het vuur en door de ramen scheen Zoals ook met één ster de nacht bevaarbaar wordt. Zoals ook in een verlaten kerk met veel bloemen de naamloze wordt getooid, de dode gezalfd.
[Grieks] Σιγά σιγά οἱ φωνές γαλήνεψαν. Σιγά σιγά, ὅπως ἤρθανε, χαθήϰανε. Πήρανε τό λαγϰάδι, ἀέρας, χάθηϰαν. Στερνή φορά τούς ϰοίταξα, τούς φώναξα. Στό χῶμα ἐχώνευε ἡ φωτιά ϰι ἀπ᾽ τά παράθυρα ἔμπαινε - Πῶς ὐ ἕνα ἀστέρι ἡ νύχτα γίνεται πλωτή. Πῶς μές στήν ἔρημη ἐϰϰλησιά, μ᾽ ἄνθη πολλά στολίζεται ὁ ἀνώνυμος, μυρώνεται, ὁ νεϰρός.

[pagina 173]
De trein Hij kon de slaap niet vatten, het was om te stikken, de middag op z'n heetst, de kamer een hel, hij ging maar weer eens liggen, Faní tegenover hem, Faní's ogen onbeweeglijk in de lijst, zeventien jaar was ze dood nu, en tegenover de kamer het station, afgetakelde locomotieven weg- zakkend in het schroot. Trein om 12 uur, trein om 3 uur, trein om kwart over 4, toen zette de trein zich slaperig in beweging, en je hoorde de voegen de botten, wielen en botten, en achter de huizen de wijde hemel, en achter de bomen de zwarte hemel, de trein reed de helling af, dorre gronden, en hij uit het raam hangend, bij het wachthuisje in de bocht verscheen niet eens de naamloze vrouw, met haar grauwe en desolate kop, de zware ketting achter zich aan slepend, de weg open en het asfalt, en de hond verroerde zich niet eens, weggedoken tussen de anjers, de trein reed
Το τραινο Δέν τά ϰατάφερνε νά ϰοιμηθεῖ, ζέστη τοῦ ϰερατά, ϰαι- γότανε τό μεσημέρι, ἡ ϰάμαρα μιά ϰόλαση, πλάγιασε πάλι, ἀπέναντι ἡ Φανή, τό μάτι τῆς Φανῆς ἀσάλευτο στό ϰάντρο, χρόνια δε- ϰαεφτά πού πέθανε, ϰι ὄξω ἀπ᾽ τήν ϰάμαρα ὁ σταθμός, σαϰατεμένες μηχανές βουλιάζοντας στό σίδερο. Τραίνο στις 12, τραίνο στίς 3, τραίνο στίς 4 ϰαί τέ- ταρτο, τότε τό τραίνο ϰίνησε νυστάζοντα, ϰι ἄϰουγες τούς, ἁρμούς τά ϰόϰαλα, τροχοί ϰαί ϰόϰαλα, ϰι ἀπό τά σπίτια πίσω ὁ μέγας οὐρανός, ϰι ἀπό τά δέντρα πίσω ὁ μαῦρος οὐρανός, τό τραίνο παίρνοντας τήν ϰατηφόρα, χώματα ξερότοποι, ϰι αὐτός σϰυμένος στό παράθυρο, μήτε ἦρθε στό φυλάϰιο τῆς στροφῆς ἐϰείνη ἡ ἀνώνυμη γυναίϰα, στάχτη ῾ϰι ἐρημιά τό μοῦ- τρο της, νά σύρει τή βαρειά ἁλυσίδα, ὁ δρόμος ἀνοιχτός ϰαί ἡ ἄσφαλτο, ϰι ὁ σϰύλος μήτε σάλεψε, χωμένος στή γαρουφαλιά, τό τραίνο παίρνοντας
[pagina 174]

[Nederlands] de andere helling af, een recht eind, rechts dronken de dennen het licht in, en tien meter naar beneden de zee, als een spiegel blikke- rend in de zon, de zilte lucht van de zee, en het strookje zand, water zover je je maar indenken kon, het strookje zand dat zijn lichaam brandde, brandend heet in de zon. Zo, naakt op zijn rug, weggedoken in de zomer, met suizend hoofd, barstensvol cipressen en krekels zijn hoofd. Duizenden vonken van binnen en duisternis en echo's, en buiten op het zand één groot licht, een wijde, ongeoogste akker, één en al licht, en hij daar, zo, opgezwollen en naakt, achterover liggend in die onvoorstelbare overweldiging, zijn lege oog dat de gebeurtenissen aan de hemel registreerde, de cipressen onbeweeglijk en een sliert zwarte vogels schuin aanvliegend, zich stortend op zijn lijk, hongerig de kieuwen losscheurend, elkaar verdringend, krijsend, aten ze ongeduldig en in het licht weerklonk het klappen van de ontzaglijke wieken.
[Grieks] τήν ἄλλη ϰατηφόρα, ἴσια γραμμή, δεξιά τό πεῦϰο βύ- ζαινε τό φῶς, ϰαί ϰάτω δέϰα μέτρα ἡ θάλασσα, σωστό γυαλί στόν ἥλιο ἀστράφτοντας, ἡ ἁρμύρα ἀπό τή θά- λασσα, ϰι ὁ λίγος ἄμμος, τό νερό σέ μιά φανταστιϰή συνέχεια, ὁ λίγος ἄμμος τό ϰορμί του ϰαίγοντας, στόν ἥλιο ϰαίγοντας. Ἔτσι γυμνός ἀνάσϰελα, χωμένος μές στό ϰαλοϰαίρι, βούιζε τό ϰεφάλι του, γιομάτο ϰυπαρίσσια ϰαί τζιτζί- ϰια τό ϰεφάλι του πριζότανε. Χιλιάδες σπίθες στό ἐσωτεριϰό ϰαί σϰοτεινιά ϰι ἀντί- λαλοι, ϰι ὄξω στόν ἄμμο ἕνα μεγάλο φῶς, πλατύ χω- ράφι ἀθέριστο, γιομάτο φῶς, ϰι ἐϰεῖνος, ἔτσι πρησμένος ϰαί γυμνός, ἀνάσϰελα, σέ τούτη τήν ἀπίστευτη ἐϰμηδένιση, τό μάτι του ἄδειο γράφοντας τά γεγονότα τ᾽ οὐρανοῦ, τά ϰυπαρίσσια ἀϰίνητα ϰαί μιά σειρά πουλιά, μαῦρα, λοξεύοντας, χιμώντας πάνω στό ϰουφάρι του, μέ πεῖνα ἁρπάζοντας τά σπάραχνα, σϰουντώντας τόνα τ᾽ ἄλλο, ϰράζοντας, ϰαί τρώγανε ἀνυπόμονα ϰι ἀϰούγονταν μέσα στό φῶς οἱ φοβερές φτεροῦγες πού χτυπούσανε. Κατέβηϰε παντοῦ ἡ σιωπή.
[pagina 175]

[Nederlands] Overal de stilte die neerdaalde. God die neerdaalde met de ploeg. Wit was zijn gewaad, reusachtig zette hij zich neer, en hij zette zich naast hem op het krukje, zijn kleren verduisterden het zand, en zijn brede hand woelde door het zand, zijn witte vingers zeef- den het zand, en God sprak, traag zijn hand opheffend, dat de vogels moesten verdwij- nen, en ze verdwenen, ze schrokken op, vlogen weg tussen de cypressen, verdwenen, bedekten de rand van de hemel. En God sprak. En daar kwam Faní, somber en zwijgend afdalend naar het kiezel- strand. Daar kwam ook de portier die mank liep, Nikos van de kiosk en de brede rivier voorbij Larisa, en daarachter de brug, en de weg bij Kozani, en de mitrailleurs, en de schreeuw van de kapitein in de donkere kloof, daar kwam Faní,
[Grieks] Κατέβηϰε παντοῦ ἡ σιωπή. Κατέβηϰε μέ τ᾽ ἄροτρο ὁ Θεός. Ἄσπρο τό ροῦχο τον, πελώριος ἔϰατσε, ϰι ἔϰατσε δίπλα στό σϰαμνί, τά ροῦχα του τόν ἄμμο σϰοτεινιάζοντα, ϰαί τό φαρδύ του χέρι ἐσϰάλισε, τ᾽ ἄσπρα του δά- χτυλα ϰοσϰίνισαν τόν ἄμμο, ϰι ὁ Θεός εἶπε, σηϰώνοντας ἀργά τό χέρι του, νά φύγουν τά που- λιά, ϰι ἐϰεῖνα φύγανε, ξαφνιάστηϰαν, πῆραν τό δρόμο ἀνάμεσα στά ϰυπαρίσσια, ἐφύγανε, σϰεπάσανε τήν ἄ- ϰρη τ᾽ οὐρανοῦ. Κι εἶπε ὁ Θεός. Κι ἦρθε ἡ Φανή, ϰατέβηϰε, σϰούρα ϰι ἀμίλητη στήν πέτρα τοῦ γιαλοῦ. Ἦρθε ϰι ὁ θυρωρός ϰουτσαίνοντας, ὁ Νίϰος ἀπό τό περίπτερο ϰαί τό πλατύ ποτάμι πέρα ἀπό τή Λάρισα, ϰι ἡ γέφυρα ὕστερα, ϰι ὁ δρόμος ὄξω ἀπ᾽ τήν Κοζάνη, ϰαί τά πολυβόλα, ϰι ἡ ϰραυγή τοῦ λοχαγοῦ στή σϰοτεινή χαράδρα, ἦρθε ἡ Φανή,
[pagina 176]

[Nederlands] in het eindeloze ziekenhuis, gangen en licht, en daarboven rode heuvels, rode, dieprode, zwarte heuvels terwijl de avond viel en ze met lantarens rondliepen tussen de stapels hout, terwijl Zafoglou jullie uitvloekte en daar waren duizenden formulieren, papieren, stempels en zegels en parafen, de pensioencommissie en de duistere wand daarachter met de volge- prikte kaart, vliegenpoepjes, sigaretten, gedempte stemmen naar elkaar toegebogen. En daar verscheen, kalm voortlopend over het zand, daar kwam de vrouw bij het wachthuisje in de bocht, ze pakte traag de ketting en hing die over de haak, en haar arm eindigde bij de pols, droog als hout, geblakerd. En vijf vrachtwagens hielden halt op het asfalt, pal achter elkaar, en nu kwam de hond overeind, schoot als een bliksemschicht af op de trein, die zich in beweging zette, en daar gingen de botten, wie- len en botten, stangen-botten, en toen jankte de hond.
[Grieks] στό ἀπέραντο νοσοϰομεῖο, διάδρομοι ϰαί φῶς, ϰαί πιό ψηλά ϰόϰϰινοι λόφοι, οἱ λόφοι ϰόϰϰινοι, ϰοϰϰινοϰόϰϰι- νοι, μαῦροι ϰαθώς ἐνύχτωνε ϰαί περπατοῦσαν μέ φα- νάρια ἀνάμεσα στά ξύλα, βλαστημώντας τό Χριστό σας ὁ Ζαφόγλου ϰι ἤρθανε χιλιάδες ἔγγραφα, χαρτιά σφραγίδες ϰαί χαρτόσημα ϰι ὑπογραφές, ἡ ἐπιτροπή στή σύνταξη ϰι ὁ σϰοῦρος τοῖχος πίσω τους μέ τό σημαδεμένο χάρτη, μυγοχέ- σματα, τσιγάρα, σϰύβοντας ϰάτι σϰυφτές φωνές. Κι ἐφάνηϰε ἀπ᾽ τούς ἄμμους, περπατώντας ἥσυχα, ἦρ- θε ἡ γυναίϰα στό φυλάϰιο τῆς στροφῆς, πῆρε τήν ἀ- λυσίδα ἀργά, τήν πέρασε στό γάντζο, ϰαί τό χέρι της ϰομένο ἀπ᾽ τόν ϰαρπό, ξερό σάν ξύλο, ϰάψαλο τό χέρι της. Καί πέντε φορτηγά στήν ἄσφαλτο σταμάτησαν, τόνα μέ τ᾽ ἄλλο, ὁ σϰύλος τότε ἀνασηϰώθηϰε, πάνω στό τραίνο ἐχίμηξε ἀστραπή, ϰαθώς τό τραίνο ἐϰίναγε, ϰι ἀρχίνισαν τά ϰόϰαλα, τροχοί ϰαί ϰόϰαλα, σίδερα - ϰό- ϰαλα, ϰι ὁ σϰύλος τότες οὔρλιαξε.
[pagina 177]

[Nederlands] En hij hoorde het, in zichzelf verzonken hoorde hij het. En hij wilde opstaan, kwam overeind, viel meteen weer neer. De zee voerde hem mee, duisternis donkerde op uit de diepte en hij kreeg het koud bij het raam, de zee voerde hem mee, rotsen water en stenen losten op, de ketting, het asfalt, de vijf vrachtwagens, de rode rotsen, kiezelsteen en zand en hemel, enkel de lege hemel.
[Grieks] Κι ἐϰεῖνος ἄϰουσε, μέσα στή βύθιση, ἄϰουσε. Κι εἶπε νά σηϰωθεῖ, σηϰώθηϰε, ξανάπεσε μεμιᾶς. Τόν πῆρε ἡ θάλασσα, σϰοτάδι χαμηλά σϰοτείνιαζε ϰαί πάγωνε ἀπό τό παράθυρο, τόν πῆρε ἡ θάλασσα, βρά- χια νερό ϰαί πέτρες χάθηϰαν, ἡ ἁλυσίδα, ἡ ἄσφαλτο, τά πέντε φορτηγά, τά βράχια ϰόϰϰινα, πέτρα χαλίϰι ϰι ἄμμος ϰι οὐρανός, μονάχα ὁ ϰούφιος οὐρανός.

[pagina 178]
Bij wijze van biografie Zo keerde hij terug uit de oorlog, met afgetrapte laarzen en zijn kaki uniform. Enkel die duistere helling, meer naar beneden de bomen minder dicht opeen, een stukje rivier - stroom bevroren licht. Hij vond zijn hond - die niet blafte. En enkele naamloze doden die eerste namiddag. Daarna nog vele chaotische middagen. Uiteindelijk, bedacht hij, wordt alles terug- gebracht tot papier. Dagen droog als geweerschoten, een roerloze maan boven huizen en prikkeldraad. Zwijgende mensen wilden zijn persoonsbewijs zien, telkens weer zijn persoonsbewijs.
Περιπου βιογραφια Ἔτσι ϰατέβηϰε ἀπ᾽ τόν πόλεμο, μέ φαγωμένα τ᾽ ἄρ- βυλα ϰαί τό χαϰί του ἁμπέχωνο. Μονάχα ἐϰείνη ἡ σϰοτεινή ϰατηφοριά, πιό χαμηλά τά δέντρα ἀνοίγοντας, ἕνα ϰομμάτι ποταμιοῦ - ποτάμι παγωμένο φῶς. Βρῆϰε τό σϰύλο του - δέ γαύγισε. Καί ϰάτι σϰοτωμένοι δίχως ὄνομα τό πρῶτο ἀπόγευ- μα. Ὓστερα πολλά μπερδεμένα ἀπογεύματα, στό ϰά- τω τῆς γραφῆς ὅλα χωνεύονται στά χαρτιά, συλλογί- στηϰε. Μέρες ξερές σά ντουφεϰιές, ἕνα φεγγάρι ἀϰίνητο πάνω σέ σπίτια ϰαί συρματοπλέγματα. Ἀμίλητοι ἄνθρωποι τοῦ γόρεψαν ταυτότητα, ξανά ταυ- τότητα.
[pagina 179]

[Nederlands] De dochter van het kwaad greep hem aan en hij worstelde. En wanneer hij 's nachts sliep, bloedbespatte bergen en rotsen die over hem heen vielen, van alle kanten keken half, half in het licht zijn vrienden en de anderen met koppen die hij zich nauwelijks herinnerde, hem met z'n allen vragend aan. Wanneer hij soms op liefde uitging, bevond hij zich oog in oog met die furies, ze kwamen van het strand aanzwermen en zaten hem na tot boven op de heuvel. Hij sprong over klippen en duinen, geradbraakt en dorstig dronk hij uit donkere bronnen. Aldoor zonk hij weg en kwam weer boven in dezelfde kuil. Een andere kracht bezat hij niet,
[Grieks] Τόν πῆρε ἡ ϰόρη τοῦ ϰαϰοῦ ϰαί πάλεψε. Κι ὅπως ϰοιμότανε τή νύχτα, ματωμένα βουνά ϰαί πέτρες πού πέφτανε ἀπάνω τον, γύρω γύρω μισοί, μισοφώτιστοι οἱ φίλοι του ϰαί οἱ ἄλλοι μέ φάτσες πού μόλις θυμόταν, μέ περίεργα μάτια συναγμένοι τόν ϰοίταζαν. Πού πάγαινε ϰαμμιά φορά στόν ἔρωτα, βρισϰόταν ἀν- τιμέτωπος μέ ϰεῖνες τίς μαινάδες, ἀνεβαίνανε ϰοπάδι ἀπ᾽ τό γιαλό, τόν ϰυνήγαγαν ὥς πάνω στό λόφο. Δρασϰέλιζε ξέρες ϰι ἀμμότοπους, σαϰατεμένος δίψα- γε, ἔπινε ἀπό σϰοτεινές πηγές. Συνέχεια βούλιαζε ϰι ἀνέβαινε στόν ἴδιο λάϰϰο. Δέν ϰάτεχε ἄλλη δύναμη,
[pagina 180]

[Nederlands] enkel dit pijnigen van zijn papier, eindeloze doorhalingen, 's avonds overstuur, wanneer de wereld een voorstelling is van dode personen. Op een dag zag hij een hand met gebroken vingers, op een dag was er de huiveringwekkende wind. Met de jaren ondraaglijker de jaren. En overal hetzelfde duister de eeuwen. Uitrekenend hoeveel dood hem nog restte vóór en ná ieder gedicht. Met oude kranten dichtte hij de kieren van zijn lichaam, om water en kou buiten te sluiten. Daarna die zee, voor dag en dauw bij Ayandréas, ternauwernood in haar schaduw op de loer liggend, een grimmige gloed op zijn gelaat, terwijl hij de weg opging naar de ijlte, inwoner nu van de eeuwigheid, gewaarmerkt en wel.
[Grieks] μονάχα τά χαρτιά του βασανίζοντας, ἕνα σωρό σβη- σίματα, τό βράδυ ἀνάστατος, ὅταν ὁ ϰόσμος παρα- σταίνεται μέ πρόσωπα νεϰρῶν. Μιά μέρα εἶδε ἕνα χέρι μέ σπασμένα δάχτυλα, μιά μέρα ὁ φοβερός ἀέρας. Τά χρόνια μέ τά χρόνια ἀβάσταχτα. Κι οἱ αἰῶνες παν- τοῦ τό ἴδιο σϰοτάδι. Μετρώντας πόσος θάνατος τοῦ περίσσευε ϰαί πρίν ϰαί μετά ἀπό ϰάθε ποίημα. Ἔφραζε μέ παλιές ἐφημερίδες τό ϰορμί, νά μήν περ- νᾶνε ἀπ᾽ τίς χαραματιές τά νερά ϰαί τό ϰρύο. Ὕστερα ἐϰείνη ἡ θάλασσα, στόν Ἁγιαντρέα χαράματα, ϰι ὅ, τι στόν ἴσϰιο της ϰαραδοϰώντας, ἕνα ἄγριο φῶς στήν ὄψη του, ϰαθώς ἀνέβαινε τό δρόμο στόν αἰθέρα, ἔνοιϰος τώρα τοῦ παντοτεινοῦ, ϰεϰυρωμένος.

[pagina 181]
Mogelijke toevoegingen bij het gedicht Bij wijze van biografie Op de oevers van de rivier waar het woei en de stenen vreugdeloos waren, met een koud, onpartijdig licht. Kijklustige, mollige dames, met grondeloze schoot, zuignappen en andere attributen, zwermden om hem heen en boden hem voch- tigheden, zogenaamde mysteriën, nieuwe leegten, omwille van het goedgebouwde lichaam, het onbeschrijflijke gelaat met al die spij- kers.
Πιθανές προσθῆϰες στό ποίημα Περιπου βιογραφια Στίς ὄχτες τοῦ ποταμιοῦ πού ἐφύσαγε ϰι οἱ πέτρες ἤτανε δίχως χαρά, μ᾽ ἕνα ϰρύο, ἀδέϰαστο φῶς. Κυρίες φιλοθεάμονες τόν τριγύριζαν, στρογγύλες, ἀ- βυσσόϰολπες, μέ μυζητῆρες ϰαί ἄλλα σύνεργα, προ- σφέροντάς του ὑγρασίες, δῆθεν μυστήρια, ἄλλες ἐρη- μώσεις, ἐξαιτίας τό ϰαλοφτιαγμένο ϰορμί, τό ἀπερί- γραπτο πρόσωπο μέ τά πολλά ϰαρφιά.
[pagina 182]

[Nederlands] Achter in zijn ogen had hij nóg een oog, dat naar binnen gericht was, zonder aflaten, altijd waakzaam. Toen hij op een namiddag buiten stemmen hoorde, kwam hem een reeks huiveringwekkende herinneringen voor de geest, omzwervingen uit zijn ijzige kinderjaren, weggevaagd, bitter als ze waren. Op een dag zag hij zijn kop ingemetseld tussen de stenen van het huis. Ik ben dood, ik gá dood, dacht hij. Hoezo: gewaarmerkt?
[Grieks] Στό βάθος στά μάτια του εἶχε ἀϰόμα ἕνα μάτι, πού ϰοίταγε πρός τά μέσα, ἐϰεῖ ϰαρφωμένο, ποτέ νυσταγ- μένο. Ἀϰούγοντας ἕνα ἀπομεσήμερο ϰάτι φωνές ἀπόξω, τοῦ ἤρθανε μιά σειρά φριϰιαστιϰές ἀναμνήσεις, περίπατοι ἀπό τά παγερά παιδιϰά του χρόνια, θερισμένα, φαρ- μάϰι ὅπως ἦταν. Μιά μέρα εἶδε τό μοῦτρο του ἐντοιχισμένο ἀνάμεσα στίς πέτρες τοῦ σπιτιοῦ. Ἔχω πεθάνει, θά πεθάνω, συλλογίστηϰε. Μά τί θά πεῖ ϰεϰυρωμένος;	voetnoot* Voor meer over de Elpenor-gedichten van Takis Sinópoulos, zie onder de rubriek Essay in dit nummer. Het motto is afkomstig uit de scène waarin Odysseus in de onderwereld, bij de kuil met offerbloed, opeens Elpenor ontwaart, die kort te voren bij Circe van het dak was gestort. (De Vertaalwerkgroep Nieuwgrieks Groningen bestond voor deze gelegenheid uit Aliki Boef, Hero Hokwerda, Johan Kwist, Vicky van Oene, Ruth Post, Anneke de Reuver en Jan Veenstra.)

Vorige Volgende

Vier Elpenor-gedichten Takis Sinópoulos (Vertaling Werkgroep Nieuwgrieks GroningenGa naar voetnoot*)

Elpenor

Ελπηνωρ

[Nederlands]

[Grieks]

[Nederlands]

[Grieks]

Dodenmaal voor Elpenor

Νεϰροδειπνοσ για τον Ελπηνορα

[Nederlands]

[Grieks]

[Nederlands]

[Grieks]

[Nederlands]

[Grieks]

Lied VI Elpenor aan het strand van de zee

Ασμα VI Ὁ Ἐλπήνωρ παρὰ θῖν᾽ άλὸς

[Nederlands]

[Grieks]

Dodenmaal

Σοφια ϰαι αλλα

[Nederlands]

[Grieks]

[Nederlands]

[Grieks]

[Nederlands]

[Grieks]

[Nederlands]

[Grieks]

Magda

Μαγδα

[Nederlands]

[Grieks]

[Nederlands]

[Grieks]

[Nederlands]

[Grieks]

[Nederlands]

[Grieks]

Dodenmaal

Νεϰροδειπνοσ

[Nederlands]

[Grieks]

[Nederlands]

[Grieks]

[Nederlands]

[Grieks]

[Nederlands]

[Grieks]

[Nederlands]

[Grieks]

[Nederlands]

[Grieks]

De trein

Το τραινο

[Nederlands]

[Grieks]

[Nederlands]

[Grieks]

[Nederlands]

[Grieks]

[Nederlands]

[Grieks]

Bij wijze van biografie

Περιπου βιογραφια

[Nederlands]

[Grieks]

[Nederlands]

[Grieks]

Mogelijke toevoegingen bij het gedicht Bij wijze van biografie

Πιθανές προσθῆϰες στό ποίημα Περιπου βιογραφια

[Nederlands]

[Grieks]

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

Vier Elpenor-gedichten
Takis Sinópoulos
(Vertaling Werkgroep Nieuwgrieks GroningenGa naar voetnoot*)

Lied VI
Elpenor aan het strand van de zee

Ασμα VI
Ὁ Ἐλπήνωρ παρὰ θῖν᾽ άλὸς

Mogelijke toevoegingen bij het gedicht
Bij wijze van biografie

Πιθανές προσθῆϰες στό ποίημα
Περιπου βιογραφια