De Tweede Ronde. Jaargang 20

[p. 137]

Vier gedichten
Yannis Kondos^*
(Vertaling Kees Klok en Stella Timonidou)

Het robotje (ballade)

Er is iets gebeurd met het
droommechanisme en ik zie alsmaar
hetzelfde gezicht. Er is wat blijven steken
in mijn geheugen en een windvlaag
voert mij, een hoop schroot, naar jou.
Zo leerde ik hoe magnetisme
evenwicht vindt, net als warmte.
Al slapend heeft hij menselijke
trekjes. Weinig cellen die bewegen en
zich iets herinneren, gelijk metaal
en nikkel. Ze wekken fantasie op,
pijn en stijfheid in de buikspieren.
Het oog blijft wakker.
Alle lichten zijn aan.
Ik lijk een luchtschip dat zich klaarmaakt
om op te stijgen - hoe drijven de wolken
voort. Ik blijf aan de aarde geplakt:
veranderlijk, rubberen getal van drie
cijfers en eenzaam - sweet heart.

* Yannis Kondos kreeg voor het gedicht De atleet van niks uit zijn gelijknamige bundel, de Griekse Staatsprijs voor Poëzie 1998. Van hem zijn sinds 1964 een tiental gedichtenbundels verschenen, waarvan er verschillende vertaald zijn. Een van zijn bekendste bundels De beenderen en andere gedichten '72-'82 verscheen in het Engels, het Duits en het Deens, respectievelijk vertaald door James Stom, Aris Geraldis en Gunnar König. Twee andere bundels kwamen uit in een Engelse vertaling onder de titels Mercurial Time (vertaling Y. Goumas) en Danger in the Streets (vertaling Y. Stathatos).
In 1980 verscheen een LP met poëzie van Kontos op muziek van Nikos Kalitsis, onder de titel Poging.
Kondos, die werkzaam was bij de Griekse radio en doceert aan een theaterschool in Athene, publiceerde in 1978 zijn eerste proza, onder de titel De edele metalen. Hij publiceert regelmatig poëzie, proza en beschouwingen in tal van literaire tijdschriften en in dagbladen.

Τό ρομποτάϰι (μπαλάντα)

Κάτι ἔχει πάθει ὁ μηχανισμός
τῶν ὀνείρων ϰαί βλέπω συνέχεια
τό ἴδιο πρόσωπο. Κάτι σϰάλωσε
στίς ἀναμνήσεις μου ϰαί ἕνας ἀέρας
μέ ὁδηγεῖ, ἕνα μάτσο παλιοσίδερα,
ϰοντά σου. Ἔτσι ἔμαθα τίς ἐξισώσεις
τοῦ μαγνητισμοῦ ϰαί τῆς θερμότητας.
Ἐν ὑπνώσει ἔχει ϰάποια ἀνθρώπινα
στοιχεῖα. Ἐλάχιστα ϰύτταρα ϰινοῦνται
ϰαί θυμοῦνται, παράλληλα στό μέταλλο
ϰαί στό νίϰελ. Παράγουν φαντασία,
πόνο ϰαί μούδιασμα στούς ϰοιλιαϰούς
μῦς. Παίζει τό μάτι ξάγρυπνο.
Τά φωτάϰια ὅλα ἀναμμένα.
Μοιάζω ἀερόπλοιο πού ἑτοιμάζεται
νά ἀπογειωθεῖ - ϰαί πῶς φεύγουνε
τά σύννεφα. Μένω ϰολλημένος στή γῆ:
λαστιχένιος μετατρέψιμος, τριψήφιος
ἀριθμός ϰαί μόνος - sweet heart.

[p. 138]

De huisslang

Kruipt overal, schiet omhoog, verstopt zich
achter de boeken. Hij drinkt de melk die ik hem
in de keuken geef. Gewoonlijk ligt hij ineengerold
op de televisie te slapen. Het is geen simpele,
dikke slang uit sprookjes van vroeger tijd -
het is een ratelslang. In het begin
was ik bang, niet gewend aan kruipend gedierte.
Ik was ook maar klein en als ze hem in het stopcontact
deden en hij begon te rinkelen, kreeg ik nachtmerries.
Hij veranderde ook van kleur en liet mij schrikken.
Maar later hielden we van elkaar. Hij herkende de stemmen,
de ademhaling, de mensen. Hij leerde zover als
de tuin te gaan. Hij plukte een appel en gaf die
aan mijn vrouw, glimlachend, het verhaal
uit het Oude Testament herhalend. De eerste jaren
was hij wild. Zeker, hij probeerde mijn
kleine broertje te wurgen. Hij wond zich om z'n hals
en kneep toe. We konden het kind op het nippertje redden.
Daarna werd hij tam. Hij speelde zelfs met me.
Wij verhuisden vaak, wisselden van stemmingen,
mensen en liefdes gingen heen, anderen kwamen.
Hij, jeugdig, glanzend en met een krachtig geluid,
blijft een telefoon die op de rust
en de onvoorspelbaarheden van ons leven broedt.

Τό φίδι τοῦ σπιτιοῦ

Ἕρπει παντοῦ, τινάζεται, ϰρύβεται
πίσω ἀπό βιβλία. Πίνει τό γάλα πού τοῦ βάζω
στήν ϰουζίνα. Συνήθως ϰουλουριάζεται πάνω
στήν τηλεόραση ϰαί ϰοιμᾶται. Δέν εἶναι ἕνα
ἁπλό παχύ φίδι - τῶν παραμυθιῶν τοῦ παλιοῦ
ϰαιροῦ -, εἶναι ἕνας ϰροταλίας. Στήν ἀρχή,
ὅπως ὄμουνα ἀσυνήθιστος ἀπό ἑρπετά,
φοβόμουνα. Ἤμουνα ϰαί μιϰρός, ϰαί ὅταν τό βάλανε
στήν πρίζα ϰαί ἅρχιζε νά χτυπάει, εἶχα ἐφιάλτες.
Ἄλλαζε χαί χρώματα, ϰαί μέ τρόμαζε.
Ὕστερα ὅμως ἀγαπηθήϰαμε. Ἔμαθε τίς φωνές,
τίς ἀναπνοές, τούς ἀνθρώπους. Ἔμαθε νά πηγαίνει
μέχρι τόν ϰῆπο. Ἔϰοβε ἕνα μῆλο ϰαί τό ἔδινε
στή γυναίϰα μου. Ἐπαναλαμβάνοντας, χαμογελώντας,
τήν ἱστορία τῆς Παλαιᾶς Διαθήϰης. Τά πρῶτα χρόνια
ἤτανε ἄγριο. Μάλιστα, πῆγε νά πνίξει
τόν μιϰρό μου ἀδελφό. Τυλίχτηϰε γύρω ἀπό τό λαιμό του
ϰαί ἔσφιγγε. Τό παιδί τό γλιτώσαμε στό ‘τσάϰ’.
Μετά, ἡμέρεψε. Μέ μένα ἔπαιζε ϰιόλας.
Ἀλλάξαμε σπίτια, ἀλλάξαμε διαθέσεις,
πέθαναν ἄνθρωποι, πέθαναν ἔρωτες, ἦρθαν ἄλλοι.
Αὐτό, νεανιϰό, στιλπνό, ϰαί μέ ἦχο δυνατό,
παραμένει ἕνα τηλέφωνο πού ἐπωάζει τήν ἠρεμία
ϰαί τά ἀπρόοπτα τῆς ζωῆς μας.

[p. 139]

Wat overkwam de kinderen van Charles Dickens

Zij gingen tijdelijk verloren, werden schaduwen;
ze volgen mij een paar tellen
door de mist,
ze grijpen de zoom van mijn jas.
Voor hun is het winter, een strenge, met sneeuw.
Op versleten schoenen, met verscheurde gevoelens,
zwerven ze doelloos door de straten,
onder de lantaarns van de negentiende eeuw.
De sneeuw suist en striemt hen meedogenloos.
Zij probeert hen uit de boeken te schrappen.
Toch blijven ze rondwaren in onze
herinnering, om ons te tiranniseren,
om ons gezelschap te houden.
Bleek en hongerig wachten ze ons
op bij de hoek, hun schouders hunkerend
naar een streling. In de schemering zagen we hen
voor het eerst, ze brachten ons op drieste plannen.
Daar waar de muziek ophoudt, verschuilen de kinderen
zich angstig, kijkend naar de maan.

Τί ἔγιναν τά παιδιά τοῦ Καρόλου Ντίϰενς

Χάθηϰαν προσωρινά, γίνανε σϰιές,
μέ παραϰολουθοῦν γιά δευτερόλεπτα
μέσα ἀπό τήν ὁμίχλη,
πιάνουν τήν ἄϰρη τοῦ παλτοῦ μου.
Χειμώνας εἶναι γι᾽ αὐτά, βαρύς, μέ χιόνια.
Μέ παπούτσια χαλασμένα, μέ αἰσθήματα
ϰουρέλια τριγυρνᾶνε ἄσϰοπα στούς δρόμους,
ϰάτω ἀπό φανάρια τοῦ δεϰάτου ἐνάτου αἰώνα.
Τό χιόνι σφυρίζει ϰαί τά χτυπάει ἀλύπητα.
Τό χιόνι σφυρίζει ϰαί τά χτυπάει ἀλύπητα.
Προσπαθεῖ νά τά σβήσει ἀπό τίς σελίδες τῶν
βιβλίων. Αὐτά ὅμως ἐπιμένουν νά τριγυρνᾶνε
στή μνήμη μας, νά μᾶς τυραννοῦν, νά μᾶς συντροφεύουν.
Χλομά ϰαί πεινασμένα μᾶς περιμένουν
στή γωνιά, μέ τούς ὤμους τους νά διψοῦν
γιά χάδι. Σούρουπο τά εἴδαμε γιά πρώτη
φορά ϰαί μᾶς ἔφεραν τά πιό παράτολμα σχέδια.
Ἐϰεῖ πού σβήνει ἡ μουσιϰή, ϰρύβονται φοβισμένα
τά παιδάϰια ϰοιτώντας τό φεγγάρι.

[p. 140]

Het zou een film van Bergman kunnen zijn

's Morgens schemering.
Een echtpaar ontbijt.
Ongeïnteresseerd kijken ze naar de dampende thee.

's Middags schemering.
Winter en arbeid.
Nerveus ademend wacht het huis.

In de namiddag schemering.
Een loopje om het bureau.
Hun ogen zien wazige
beelden van gisteren - die noemen ze gelukkig.

In de avond een enkel woord en schemering.
Op dezelfde plaatsen tegenover elkaar, in de waan
dat ze naar het meer en de eenden kijken.
Ze zeggen iets over de minister-president,
over de prijsstijgingen, over het openbaar vervoer.
Door de radiatoren stroomt afwezigheid
in plaats van water,
terwijl hun lichamen verstijven van kou.
Zij wikkelen zich in de schemering
en gaan slapen.

Θά μποροῦσε νά εἶναι ταινία τοῦ Μπέργϰμαν

Τό πρωί, λυϰόφως.
Ἕνα ζευγάρι παίρνει τό πρωινό ταυ.
Κοιτᾶνε ἀδιάφοροι τό τσάι νά ἀχνίζει.

Τό μεσημέρι, λυϰόφως.
Χειμώνας ϰαί δουλειές.
Τό σπίτι περιμένει ἀναπνέοντας νευριϰά.

Τό ἀπόγευμα, λυϰόφως.
Μιϰρή βόλτα γύρω ἀπό τό γραφεῖο.
Τά μάτια τους βλέπουν θαμπές
εἰϰόνες τοῦ χθές - τίς λένε εὐτυχισμένες.

Τό βράδυ, λίγα λόγια ϰαί λυϰόφως.
Στίς ἴδιες θέσεις, ἀντιϰριστά ϰοιτᾶνε,
ὑποτίθεται, τή λίμνη ϰαί τίς πάπιες.
Κάτι λένε γιά τόν πρωθυπουργό,
τίς αὐξήσεις τῶν εἰδῶν, τίς συγϰοινωνίες.
Ἀπουσία ἀντί γιά νερό τρέχει
στά σώματα τοῦ ϰαλοριφέρ,
ἐνῶ τά σώματά τους παγώνουν.
Τυλίγονται μέ τό λυϰόφως
ϰαί ϰοιμοῦνται.