De Tweede Ronde. Jaargang 20
(1999)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 102]
| |
Vertaald proza | |
[pagina 103]
| |
Waarom ik niet meer graag boodschappen doe
| |
[pagina 104]
| |
‘Tempozakdoekjes!’ Ik werd geprezen om mijn aankoop, juist als ik niet meebracht wat ik moest meebrengen, maar wat ik had buitgemaakt. In de DDR was de klant geen koning, maar een jager en verzamelaar. Je maakte jacht op ham en verzamelde alles wat je op je weg tegenkwam. Als geoefend consument had je een scherpe blik. Een kartonnen doos kon nóg zo onopvallend in een hoek staan, niemand liep er achteloos langs. Als er genoeg ketchup te krijgen was, hoefden ze het immers niet in een doos te verstoppen. Dus legde je thuis een voorraadje ketchup aan. Want je kon er zeker van zijn dat ook dat op een gegeven moment schaars zou worden, en dan zou je thuis complimentjes oogsten voor je vooruitziende blik. Er was één product dat in de DDR-tijd nooit schaars was, tenminste zolang ik daar boodschappen deed. Dat was een afwasmiddel met de mooie naam ‘Fit’. Het stond onopgemerkt in de schappen en het werd echt alleen maar gekocht als er per se afgewassen moest worden. Maar een keer kwam ik de Konsum binnen en toen was het uit de schappen verdwenen. In plaats daarvan stond er voor het schap een kartonnen doos met het opschrift: ‘Niet meer dan 2 meenemen a.u.b.’ En ziedaar, niemand liep meer achteloos langs de ‘Fit’, iedereen nam twee flessen mee. Want als je er dan niet méér van kon krijgen, moest je toch minstens zoveel nemen als was toegestaan. Als de DDR nog een paar jaar langer had bestaan, dan had ook ‘Fit’ de glans gekregen van een echt schaars product. Onze DDR-woningen waren heuse opslagplaatsen voor schaarse producten. Ook in de kleinste nieuwbouwwoningen was plaats voor onze gigantische vrieskisten, die in sommige huishoudens groter waren dan de kinderkamer. Het Wirtschaftswunder van de DDR bestond erin dat er weliswaar niets te krijgen was, maar dat de mensen wel alles hadden. Je hoefde geen autobezitter te zijn om in de kelder complete uitlaten te hebben liggen. Ikzelf verafschuw de zoetige rode wijn van het merk ‘Rosenthaler Kadarka’, maar als ik hem ergens zag, nam ik hem mee voor vrienden, familie of ook wel eens zomaar. Op een dag kwam je misschien iemand tegen die je er een plezier mee kon doen. Ja, het was niet alleen voor je eigen plezier wat je allemaal kocht. Als Berlijner kon ik mijn vrienden in Dresden een groot plezier doen als ik mijn kofferbak volgooide met nieuwe aardappelen, papieren zakdoekjes, rode wijn, pruimenjam en wat de hoofdstad | |
[pagina 105]
| |
nog meer voor had op de rest van de republiek. Dat je ook in Dresden wel eens dingen vond die in Berlijn niet te krijgen waren, zal elke Dresdenaar bestrijden, want een Dresdenaar heeft het altijd nog een beetje slechter dan alle anderen. Maar indertijd heb ik in de dorps-Konsum van Dresden-Pilnitz, waarvan mijn vriend Schaller zei dat ze er nooit iets hadden, kisten vol goede Hongaarse en Bulgaarse rode wijn gekocht, terwijl er in Berlijn geen fles te krijgen was. Nee, we hoefden niet iedere dag opnieuw na te denken over wat we de volgende dag zouden eten. We aten de volgende dag gewoon wat er toevallig was. Over wat er niet was, hoefde je ook niet na te denken. Dat had je in je diepvrieskist. En wat in de diepvrieskist zat, ontdooide je pas als er bezoek uit het Westen kwam. Wie van ons kon toen vermoeden hoe goedkoop de meegebrachte koffie en de reep chocolade bij Aldi waren? In het Westen was gewoon alles beter, en als ons bezoek uit het Westen het woord fastfood uitsprak, dachten wij aan de meest exquise delicatessen, die de communisten ons weer eens hadden onthouden en die ze zelf in Wandlitz stiekem zaten op te vreten. En tot welke satirische topprestaties kwam het niet in het DDR-cabaret dankzij deze bloeiende schaarste-economie. Het thema was een blijvende topper. Een zinspeling op het politiek hete hangijzer van de auto-onderdelen bracht het publiek al tot stormachtig applaus. Een befaamde chansonnier in de DDR had een lied geschreven dat in zijn geheel maar uit één woord bestond, maar dat woord maakte het lied tot een ware DDR-hit. Het heette ‘Pruimenjam’. |
|