patrouille is nog lang niet ten einde. Ook buiten de versperringen kan gevaar dreigen.
Hij scheurt een pluk gras uit de grond en klemt die voor zijn gezicht tegen de geweerloop. Camouflage. Als ze je niet zien kunnen ze je ook niks afpakken.
Tussen de struiken tijgert hij naar het gat in de heg waar Annegien daarnet doorheen kroop. Een paar meter achter de heg staat de buurman, de vader van Annegien.
Het is een boer want hij heeft beesten en op zijn hoofd draagt hij een pet. Hij staat erbij alsof alles van hem is en hij heeft een jachtgeweer. Soms komt de boer thuis met patrijzen. Laatst kwam hij hun een konijn brengen. Hij had hard op de houten voordeur geklopt en zijn onverstaanbare klanken door hun woonkamer gebrald. Hij had de vuile afwas op tafel zien staan. Hij had gegrinnikt omdat zijn moeder het bloederige, gevilde dier niet had durven vastpakken.
Zijn vader nam het aan en bedankte de boer maar ze hebben er niet van gegeten. Later hoorde hij zijn vader tegen de boer zeggen dat het konijn heerlijk was geweest. Zijn vader heeft tegen de boer gelogen.
Max knielt in de beschutting van de heg. De klompen van de boer zijn reusachtig. Op zijn overall zitten bruine vlekken. Boven het kraagje van de overall ligt, rood als een gevilde kat, de dikke nek. Vlak onder de pet steekt een randje vaal stekelhaar uit.
De zoon van de boer komt eraan. Hij heeft precies zo'n pet op als de boer maar onder zijn overall draag hij kaplaarzen. Ze zijn van dezelfde kleur als die van Max. Olijfgroen, zegt zijn moeder maar dat is niet waar. Het is legergroen.
De boer zegt iets onverstaanbaars tegen zijn zoon en wijst naar de grond. Daar ligt een houten schot, zo groot als een staldeur, op een gemetselde bakstenen rand.
Max richt zijn geweer op de nek van de boer.
‘Opbeur'n,’ zegt de boer tegen zijn zoon, op dezelfde toon als tegen de varkens, op dezelfde toon als hier op school de kinderen praten. Ze plakken alle woorden aan elkaar, spreken de klinkers verkleurd en zeurderig uit en slikken de laatste lettergrepen in zodat Max nooit weet wanneer ze klaar zijn met praten. Hij antwoordt liever niet, ze lachen om zijn stem.
De zoon gaat door de knieën en pakt het grote houten deksel beet. Het is zwaar, zijn gezicht wordt rood.