Herinnering aan Marko
Aai Prins
Ergens in het voorjaar van 1994 ontving ik een brief uit Griekenland. Van Marko Fondse, Hydra. De schrik sloeg me om het hart: kort daarvoor was bij Van Oorschot mijn vertaling van onder andere De Witte garde van Boelgakov verschenen, en diep in mijn hart had ik altijd gevonden dat Boelgakov eigenlijk van Fondse was. Zou de beroemde vertaler van De meester en Margarita zijn gram willen halen, omdat ik hem zijn auteur had ontstolen?
De brief die Marko me schreef, was verbijsterend hartelijk en complimenteus, buitensporig complimenteus, zoals alleen hij dat kon zijn. Een ‘duizelingwekkend’ genoegen had mijn vertaling hem verschaft, en er was een loden last van hem afgevallen nu Boelgakov eindelijk in vertrouwde handen was, want zelf achtte Marko zich niet meer in staat om ooit nog een vertaalde letter proza op papier te krijgen. Kort daarop bracht hij een andere last ter sprake die hem al tijden terneerdrukte: De meester en Margarita, die deel III van het Verzameld Werk van Boelgakov zou gaan uitmaken. De Nijhoffprijs en de talloze herdrukken ten spijt was de roman aan herziening toe. Marko voelde zich niet in staat die klus te klaren, en zolang ‘De meester’ niet was opgefrist, dreigde een totaal vertalersblok. Kortom, hulp was geboden. En wie kon Marko iets weigeren? Dus gingen we aan de slag. Ik met een rood potlood en Marko achter de computer om de definitieve tekst in te voeren. Op de uitgeverij kibbelden we over de kleur van Pontius Pilatus' toga, over rijwielen en fietsen, kuierlatten en benen, geheimschrijvers en secretarissen. Regelmatig werd Marko door paniek bevangen als de computer hem weer een streek leverde, en vervolgens door een heilig ontzag voor mij, omdat ik net een greintje meer sjoege van het computergebeuren had dan hij. Meestal mochten we aan het einde van de dag een biertje voor de schrik. Nog altijd ben ik dolblij me met Marko in het Boelgakov-avontuur gestort te hebben, want sindsdien waren we vrienden.
Marko meende het serieus met mij. Aan de piano moest ik, met hem vierhandig spelen. En werd het niet eens tijd mijn roestige Latijn op te poetsen? Mijn vriend, die op school geen Latijn had gehad, werd in ons nieuwe project meegesleept. Braaf leerden we