De Tweede Ronde. Jaargang 20
(1999)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 138]
| |
Abram GannibalGa naar voetnoot*
| |
[pagina 139]
| |
met zijn zwaard in tweeën gehakt. De zeven pups kregen pseudo-klassieke namen die de tsaar ongetwijfeld uit een gangbaar namenboek had vertaald: terugvertaald uit Peters lompe Russisch heten ze Pirrhos (rossig), Eos (dageraad), Aethon (helder), Phlegethon (laaiend), Pallas, Nymph en Venus. De voornaam Annibal die de moriaan vervolgens kreeg, is misschien ook door de verlichte monarch bedacht, hoewel er andere mogelijkheden zijn. Een aantekening van veertien dagen later (10 okt. 1707) werpt licht op het lot van de jonge doggen: de tsaar gebiedt dat een fokker van buitenlandse afkomst de pups diverse kunstjes moet leren, zoals het afzetten van een pet, het schouderen van een speelgoedgeweer en het gewapend te water gaan. Volgens westerse waarnemers werd de tweede doop of wederdoop van jongeren en volwassenen aan het hof van Peter geëffectueerd door ze drie maal van top tot teen met koud water te overgieten. Als Gannibal door geboorte een Abessijnse prins was geweest, dan was hij bij zijn geboorte gedoopt, aangezien Abessinië zes eeuwen eerder dan Rusland gekerstend was; maar het is goed mogelijk dat de Turken hem bij zijn gevangenneming moslim hadden gemaakt (pobasoermanili in het Russisch), wat die operatie ook moge inhouden. De kwestie is echter volkomen futiel, ten eerste omdat elke Afrikaan voor de Russen een heiden was, en ten tweede omdat de ceremonie die eind september of begin oktober 1707 (niet 1705 zoals de herdenkingsplaquette ter plaatse vreemd genoeg aangeeft) in de Pjatnitski-kerk aan de jonge moriaan werd voltrokken, zich afspeelde in de rumoerige en kluchtige atmosfeer van het tsaristische hof, met als peter en meter Peter I en Christiana Eberhardina, echtgenote van koning Augustus II van Polen (volgens de Duitse biografie). Er werden ook massaal schijnhuwelijken gesloten tussen menselijke rariteiten, en een hofnar werd bevorderd tot gouverneur van Barataria. Een paar gedreven hovelingen schijnen enige maanden eerder inderdaad een poging te hebben gedaan om de moriaan te laten trouwen: in een brief uit Polen, d.d. 15 mei 1707, schrijft de tsaar aan raadsheer Avtonom Ivanov dat hij niet wenst dat de arap trouwt - met, naar men aanneemt, een dochter van de negerbediende van een hoge edelman, een dwergvrouwtje, of een Russische vrouwelijke huisidioot (domasjnjaja doera, sjoetiha). Dit was een kritiek moment voor het gen dat Poesjkin mogelijk maakte, en we moeten de tsaar dankbaar zijn dat hij het toeval een handje heeft geholpen. | |
[pagina 140]
| |
Nu ons onderwerp zich duidelijker aftekent in het licht van de geschiedenis, kunnen we ons ontslaan van de moeizame taak om de burleske en bombastische Duitse biografie, die nog even veel bladzijden doorzeurt als ik intussen heb aangehaald of geparafraseerd, op de voet te volgen. Toch zullen we er af en toe naar verwijzen in verband met bepaalde moeilijk te plaatsen details. Laten we ons verdiepen in enkele anekdotes over de jonge Gannibal. De Duitse biografie beschrijft lachwekkend gedetailleerd het bekendste verhaal, dat met wat persoonlijke variaties door Golikov en Poesjkin is overgenomen. Het komt er op neer dat de jonge Abram de persoonlijke bediende of assistent-bediende van de tsaar werd en in de kamer naast hem sliep. Hij leverde het bewijs van zijn intelligentie door de ontwerp-decreten te kopiëren die zijn meester 's nachts op leitjes placht te schrijven. Tussen een reeks aantekeningen (met de Engelse titel ‘Table Talk’) van Poesjkin, uit 1836-1837, bevindt zich een tekst (het achtste, postuum gepubliceerd in Vestnik Evropi, 1873), waarover hij zelf schreef dat ‘het verhaal niet bijzonder fris is maar een kijk biedt op Peters manier van doen.’ Een kleine moriaan die op een dag Peter I op zijn wandeling begeleidde, [doorgestreept begin: De moriaan Gannibal vergezelde Peter I op één van zijn reizen. Op zekere dag] stopte vanwege een zekere aandrang en gilde opeens doodsbang: ‘Heer, heer! Mijn darm komt er bij me uit!’ Peter kwam naar hem toe en toen hij gezien had wat er aan de hand was, zei hij: ‘Onzin, het is geen darm, het is een worm,’ en trok het beest met zijn vingers naar buiten. In een document d.d. 20 december 1709 (geciteerd door M. Vegner, pag. 23) staat de volgende passage: ‘Op bevel (van de tsaar) zijn er, met het oog op de kerstdagen, jassen gemaakt voor de dwerg Joachim en Abram de moriaan, met kamizools en kniebroeken. Bovendien zijn er acht arsjins (ongeveer zes meter) paarse stof ingekocht [..] en koperen knopen voor alletwee.’ E. Sjmoerlo (1892) verwijst vagelijk naar bepaalde documenten waarin ‘Abram drie maal wordt genoemd in één adem met de nar van de tsaar, Lacosta.’ Dit is Yan Dekosta of, juister, Jan d'Acosta, Peters favoriete hofnar, een bekeerde jood die in Holland was geboren. Volgens een andere anekdote gebeurde het op een zomerdag | |
[pagina 141]
| |
omstreeks 1715, aan boord van een schip, vlak voor het begin van een koninklijke boottocht van Sint Petersburg naar Revel, dat de arts van de tsaar, Lestocq, en een kamerheer, Jonson, twee olijke klanten, de Russische nar van de tsaar, Tjoerikov, in diepe slaap op het dek aantroffen en hem naar de geest des tijds een poets bakten: met wat teer lijmden ze zijn lange baard aan zijn blote borst vast. Toen de arme nar wakker werd, stootte hij een luid gebrul uit, waarop de tsaar, gestoord in zijn studie van navigatie en de kunst van het kielhalen, aan kwam benen, op de onschuldige Gannibal stuitte en deze in wilde drift met een eind touw afranselde. Tijdens het eten moesten de twee grapjassen wel grinniken bij het zien van het mistroostige gezicht van de moriaan. Toen de goede tsaar, op zijn eigen wijze een humorist, de reden van hun vrolijkheid vernam, barstte ook hij in lachen uit en zei Abram dat hij het goed zou maken door zijn eerstvolgende misstap te negeren. Dit is zowat alles wat ik aan publikaties met betrekking tot Gannibals eerste tien jaar in Rusland bij elkaar heb kunnen brengen. Wij kunnen als familiefantasie afdoen de passage in de Duitse biografie die stelt dat ‘de regerende halfbroer’ van Gannibal een jongere broer de opdracht gaf naar Constantinopel te reizen om Abram vrij te kopen; dat deze broer, toen hij hem daar niet vond, doorreisde naar Petersburg met als bagage ‘kostbare wapens en Arabische documenten’ die het bewijs vormden van Abrams vorstelijke status; dat de laatste weigerde terug te keren tot het heidendom; en dat de broer de terugreis ondernam ‘met links en rechts tranen’. Het behoeft nauwelijks betoog dat geen Abessijnse seigneur via Turkije naar Moskovië had kunnen reizen zonder tot slaaf te zijn gemaakt, noch bestaat er enige historische informatie over een vrije Abbessijn die in de eerste helft van de achttiende eeuw zo'n reis ondernomen heeft. Je mag aannemen dat de tsaar zijn arap mee nam op sommige reizen of bij militaire campagnes, maar zeker niet op iedere dagmars, zoals de familietraditie het wil. We vangen een glimp op van een elegante jonge moriaan gekleed in min of meer Turkse dracht, die zich onopvallend ophoudt voor een emblematische achtergrond - met een strijdros aan de teugel of een tros druiven in de hand - op meerdere portretten van Peter I. Hij staat op een ets van de hand van Adriaan Schoonebeeck (uit 1705), gemaakt naar een schilderij uit 1704 dat verloren is gegaan; hierop staat hij achter de rechterschouder van de tsaar, die voor de gelegenheid ge- | |
[pagina 142]
| |
kleed gaat als een Franse koning. Ik weet niet of er bij de datering van het schilderij of de dood van de etser misschien een fout is gemaakt. Maar wanneer we de datum als juist accepteren en wanneer de afgebeelde moriaan inderdaad Gannibal is, moeten we aannemen dat hij ofwel door Ragoezinski op zijn eerste reis naar Moskou (1703) is meegenomen, ofwel dat hij - met vooruitziende blik als het ware - geportretteerd is op basis van informatie die uit Constantinopel naar Moskou was verstuurd; een moriaan in de hofhouding was een teken van superieure luxe en grandeur, en de tsaar moet even verlangend hebben uitgezien naar het nieuwjaarsgeschenk voor 1706 van zijn gezant als naar de scheepsladingen seringen en lelies. | |
Gannibal in West Europa (1716-1723)In januari 1716 ondernam Peter I een Europese tournee. Nadat hij ongeveer een maand in Kopenhagen was gebleven, vervolgde hij zijn reis naar Holland en Frankrijk. Hij landde op 30 april 1717 Nieuwe Stijl in Duinkerken en kwam op 7 mei in Parijs aan, waar hij ogenblikkelijk bier en lichtekooien liet komen. Philippe, graaf van Orléans, was regent van Frankrijk (1715-1723) zolang Louis XV minderjarig was. Het verblijf van de tsaar uit Moskou gedurende zes weken heeft niet veel meer opgeleverd dan een verzameling smerige verhalen - al is het onduidelijk waarom de hoge heren aan het hof van de Regent, een stel viezeriken in een afstotelijke en talentloze tijd, zo geïntrigeerd waren door Peters gewoonten. In hetzelfde voorjaar van 1717 kwamen vier jonge mannen uit Rusland naar Frankrijk om vestingbouw en de techniek van het ondermijnen te bestuderen. Ze zijn misschien met de tsaar meegekomen, maar het is waarschijnlijker dat ze zelfstandig reisden en niet in Denemarken hebben vertoefd. De vier mannen waren: Abram Arap, Stepan Korovin, Gavrila Rezanov en Aleksej Yoerov, de kamergenoot van onze held. De Duitse biografie zegt, met haar gebruikelijke overdrijving, grammaticale fouten en onnauwkeurigheid, dat Peter I Gannibal rechtstreeks naar de regent stuurde, deze verzocht om ‘de supervisie op zich te willen nemen’, en dat Gannibal aanvankelijk ‘onder de grote Belior [sic] aan een militaire opleiding voor jonge edellieden studeerde’. Bedoeld is, naar ik aanneem, Bernard Forest de Belidor (1693-1761), een briljante jonge Franse ingenieur die les | |
[pagina 143]
| |
gaf aan de Ecole d'Artillerie van La Fère (in de Aisne, ten noordwesten van Laon) en een Sommaire d'un cours d'architecture militaire, civile et hydraulique (1720) en andere opmerkelijke werken schreef. Ik kan, in verband met de ‘persoonlijke supervisie’, in Franse bronnen geen enkele aanwijzing vinden dat de regent (of iemand uit zijn entourage) op de hoogte was van Abrams bestaan. Volgens de Duitse biografie nam Gannibal daarna dienst bij een Frans artillerieregiment, en nam hij als capitaine van een compagnie deel aan een oorlog tegen Spanje. De oorlogsverklaring dateerde van 9 januari 1719 en de vrede werd op 17 februari 1720 getekend. Tijdens een actie om een vijandelijke vesting te ondermijnen - ergens in Catalonië, veronderstel ik - werd hij zwaar aan het hoofd gewond en gevangen genomen (vreemd genoeg maakt hij in zijn brieven uit Frankrijk geen melding van deze gebeurtenis). Na zijn terugkeer naar Frankrijk vervolgde Abram blijkbaar zijn studie aan een ander instituut, de Ecole d'Artillerie van Metz, gesticht door de vooraanstaande militaire ingenieur Sébastien Le Prestre, Marquis de Vauban (1633-1707). Volgens E.A. Begin (1829, pag. 592) waren de in die tijd gedoceerde vakken wiskunde, natuurkunde en scheikunde op maandag, woensdag en vrijdag; l'école pratique se faisait les autres jours, excepté le dimanche, dans l'île Champière, où existait un pare [..]. Ce n'était, à bien dire, qu'une école régimentaire dont les cours cessaient dès que Metz était privé du corps d'artillerie qui y tenait habituellement garnison. In januari 1722 had de Russische ambassadeur prins V.L. Dolgoroekov de vier jonge mannen laten weten dat ze naar Rusland moesten terugkeren, maar er volgde een jaar uitstel. Het schijnt dat Abram en zijn makkers een deel van dat jaar in Parijs hebben doorgebracht - het hectische Parijs dat door John Law in een financiële chaos was gestort. In het vroege voorjaar werd een hele reeks oogverblindende bals en feestelijke illuminaties georganiseerd ter ere van de komst van een mogelijke bruid voor de koning, de vier en half jaar jonge, kleine, blonde infanta, die bij de twaalf jaar oude Louis echter niet in de smaak viel. De regent stak veel energie in zijn liederlijke levensstijl. Hovelingen droegen kousen van vleeskleurige zijde. Dieven en struikrovers kregen de ijzeren laars aangemeten, hun tenen werden geroosterd boven een gewoon of een extra heet vuurtje; ook ondergingen ze voetbaden in kokende olie. De financiële term ‘geliquideerd’ (liquidé) werd gebezigd in verband met terechtgestelde misdadigers. De letterkundige Arouet | |
[pagina 144]
| |
(beter bekend als Voltaire) werd afgeranseld door de livreiknechten van een officier die hij een politiespion had genoemd. Fabelachtige bedragen werden gewonnen en verloren bij het kaartspel faro. De Marquis de Saillant sloot een weddenschap af, en won, dat hij in zes uur de afstand van negentig mijl te paard kon afleggen. Er is weinig bekend van Abrams leven in dit duizelingwekkende pretpark, behalve dat hij voortdurend leed aan een rampzalig geldgebrek. Ik kan in memoires uit de Régence niets vinden dat de stelling in Poesjkins roman kan staven, namelijk dat alle dames le nègre du Czar wensten te ontvangen, dat hij dikke maatjes was met Voltaire en dat de toneelschrijver Michel Guyot de Merville hem voorstelde aan een mondaine dame, ‘gravin Léonore de D.’, die hem een zwarte baby schonk. De brieven in het Russisch die Abram vanuit Frankrijk verstuurde naar verschillende functionarissen (dringende verzoeken om geld, smeekbeden om niet over zee naar huis te hoeven terugkeren, de verzekering dat hij liever te voet ging dan per schip, vergeefse verzoeken om in Frankrijk verder te mogen studeren, enzovoorts) lijken me niet van zijn hand, maar van die van zijn kompaan in het opgeblazen ongemak, Aleksej Yoerov. Het schijnt dat Abram het Russisch, na zes of zeven jaar in het buitenland, zo grondig vergeten was dat de Autocraat hem bij zijn terugkeer naar het gymnasium van het Aleksandronevsky-klooster stuurde, waar hij op 14 maart 1723 werd ingeschreven. Het schijnt dat hij op 27 november 1724 (vide P. Pekarski, 1862, I, pag. 112) naar de keizerlijke hofhouding is weergekeerd. Commentatoren hebben zich afgevraagd of dit gebeuren misschien betrekking heeft op een andere ‘Abram de moriaan’ (hoewel er geen andere bekend is), aangezien het hun in tegenspraak leek met het feit dat Abram op 4 februari 1724 door een oekaze van de tsaar (in zijn eigen handschrift) tot luitenant (poroetsjik) was benoemd in de compagnie der kanonniers van het Preobrazjenski-regiment (in dem 28-sten Jahre seines Alters zegt de Duitse biografie). Hoe dan ook, de hele periode was in ieder opzicht bizar. Gannibal nam uit Frankrijk een kleine verzameling boeken (69 titels) mee, voornamelijk historische werken, militaire handboeken, reisverslagen en een vleugje modieuze exotica; al deze banden verkocht hij (in 1726) voor twee honderd roebel aan de Keizerlijke Bibliotheek, maar hij kocht deze boeken (of een collectie met dezelfde titels) terug in 1742. Hoewel de lijst heel conventioneel is, | |
[pagina 145]
| |
met werken van Bossuet, Malebranche, Fontenelle, Corneille en Racine wat de literatuur betreft, ligt de nadruk onmiskenbaar op een aantal reisboeken, zoals dat van Chardin, die de lezer meeneemt naar Perzië om te ontdekken dat een melkdieet zweren geneest; Lahontan, die in een soort proto-Chateaubriandesk Amerika (1688) op bezoek ging bij de Gnacsitaren en de Mozemleks, die na hem door niemand zijn waargenomen; en Cyrano de Bergerac, die naar de maan reisde, waar de namen van de mensen alleen kunnen worden uitgedrukt in melodietjes van enkele noten. | |
Gannibal en AnnibalDe officiële naam van Peter I's petekind luidde nu Pjotr Petrovitsj Petrov (voornaam, patroniem, achternaam), maar in Turkije was hij gewend geraakt aan de naam Ibrahim en hem werd toegestaan zich te tooien met het Russisch equivalent daarvan, Avraam of Abram. In feite had hij geen bezwaar hoeven te maken tegen de naam van zijn peetvader: het was tenslotte een zekere Petrus Aethiops (Pasfa Sayon Malbazo) die omstreeks 1549 in Rome, na dertien jaar zwoegen, het Nieuwe Testament in de taal van de Abessijnse liturgie publiceerde (d.w.z. in het Geez, het oude Ethiopisch, dat later door het Amhaars werd vervangen). De bewering in het begin van de Duitse biografie, nl. dat Abrams vader, een trotse Abessijnse seigneur, zijn afstamming twee duizend jaar terugvoerde tot Hannibal, de beroemde Carthaagse generaal, is natuurlijk nonsens: het is volslagen onvoorstelbaar dat een Abessiniër uit de zeventiende eeuw iets over hem zou weten. De achternaam Gannibal werd al in 1723 in officiële documenten met betrekking tot Abram gebruikt, bij zijn terugkeer uit Frankrijk. Bij andere en bij alle eerdere gelegenheden wordt hij Abram arap of Abram Petrov Arap genoemd, waarbij de middelste naam het patroniem is dat als achternaam gaat fungeren. Het is belangwekkend om vast te stellen dat Russische commentatoren in verwarring zijn gebracht door de keuze van deze namen, die in feite zo voor de hand ligt. Anoetsjin doet bijvoorbeeld de absurde suggestie dat Abram of Abrams familie ‘Gannibal’ wellicht heeft afgeleid van Adi Baro (een dorp even ten noorden van Debarwa, in het noorden van Abessinië)! Waarom niet van Lalibala (een Abessijnse keizer uit de dertiende eeuw), of van Hamalmal (de gouverneur van een provincie die tegen het einde van de zestiende | |
[pagina 146]
| |
eeuw tegen zijn koninklijke neef, Malak Sagad, in opstand kwam), of, nog mooier, van gane bal, hetgeen in Tigré ‘buitenlandse meester’ betekent; bij dit soort linguistische petits-jeux is werkelijk alles geoorloofd. In werkelijkheid was de legendarische naam die onze held gegeven werd natuurlijk even afgezaagd en gangbaar voor het pseudo-klassieke Europa van de achttiende eeuw - in tekstboeken, in historische werken, krantenartikelen, en academische toespraken - als Caesar en Cicero. In het Rusland van tsaar Peter was een lichtspel niet compleet wanneer de namen van Griekse en Romeinse helden niet verschenen in het pyrotechnisch vertoon van oude gezegdes. Poesjkin had groot gelijk dat hij de aangenomen achternaam, die Abram hoogstwaarschijnlijk in 1723 uit Frankrijk had meegebracht, heeft verfranst. Daar, en in Italië, was het niet ongewoon om deze eigennaam tegen te komen (bij voorbeeld François Annibal, duc d'Estrées, gestorven in 1687). Hij was de naam zeker tegengekomen bij zijn militaire studies. Hij had gelezen over ‘le grand génie d'Annibal’ in Bossuets Discours sur l'histoire universelle. Als hij werkelijk heeft deelgenomen aan de Spaanse Oorlog moet hij in 1719 gelegerd zijn geweest in het fort van Bellegarde (in 1679 door Vauban herbouwd) en daar, bij de Spaanse grens, vlakbij het dorp Le Perthus (Pyrénées Orientales), de Olifantstrap van Hannibals Heerbaan hebben betreden, die heden ten dage nog is terug te vinden tussen de bosjes arbutus en eikehakhout. Je vraagt je ook af of hij in Metz niet een zekere Pierre Robert dit Annibal (1699-1783) als medeleerling heeft gehad, die daar omstreeks 1720 moet hebben gewoond volgens het register van de parochie dat door Poirier is gepubliceerd. | |
Gannibals latere jaren in Rusland (1723-1781)Le capitaine Petrov dit Annibal, die in Frankrijk enige kennis van bolwerken en contreforts had verworven, leefde vanaf het jaar 1723 in Rusland, waar hij wiskunde onderwees en forten bouwde. Ik heb geen speciaal onderzoek gedaan aangaande deze laatste periode van zijn leven; ze is in grote trekken goed bekend en, zoals Russische commentatoren hebben aangegeven, is Poesjkins voorstelling van Abrams verblijf in Siberië onjuist. Op 8 mei 1727, onmiddellijk na het einde van het bewind van Catherina I, werd hij belast met de inspectie van een fort in Kazan, en daarna moest | |
[pagina 147]
| |
hij er een bouwen aan de Chinese grens, in Selenginsk - waar tussen haakjes luitenant Gannibal zijn voormalige beschermer, graaf Vladislavitsj-Ragoezinski, ontmoette, terugkerend van zijn ambassadeurspost in China. Gannibal werd vagelijk verdacht van politieke intriges, zodat hij in Selenginsk en Tobolsk nog enkele jaren aan het werk gehouden werd; pas in het begin van Anna's bewind liet de gouverneur van St. Petersburg, Münnich, die een goede militaire ingenieur nodig had, hem naar een Baltisch fort overbrengen. In 1731 trouwde Gannibal met Jevdokia (Eudoxia) Dioper, dochter van de scheepskapitein Andrej Dioper, vermoedelijk van Griekse afkomst. Zij was hem ontrouw en hij haar evenzo. Volgens documenten die beschreven zijn door Stepan Opatovitsj (in Roesskaja starina, 1877), zette Gannibal in 1732 bij zich thuis een particuliere folterkamer in elkaar, compleet met katrollen, ijzeren klemmen, duimschroeven, lederen zwepen, etc. Hij was een stijfkoppige en formalistische man en slaagde er in om zijn slachtoffer door de staat gevangen te laten zetten wegens huwelijksbedrog. Ze verbleef vijf jaar in de gevangenis en daarna - terwijl de scheidingsprocedure nog sleepte - was ze min of meer vrij tot 1753, het jaar waarin de scheiding definitief werd; daarop werd de onfortuinlijke vrouw weggestopt in een afgelegen klooster, waar ze stierf. Intussen was Gannibal in 1736 (in strijd met de wet) getrouwd met de vrouw die al vier jaar zijn maîtresse was, de dochter van een andere kapitein, dit maal van het leger, Matthias Schöberg genaamd, een lutheraan van Zweeds-Duitse afkomst. Bij zijn tweede vrouw (die Christina Regina heette, volgens de Duitse biografie) kreeg Gannibal elf kinderen waarvan de derde zoon, Osip, Poesjkins grootvader van moederszijde zou worden. Gannibal leefde enkele jaren als landjonker op een stuk grond dat hij had gekocht, en ging daarna weer forten bouwen. In 1742 werd hij door Elizabeth, de jongste dochter van Peter I, tot generaal-majoor bevorderd, en vier jaar later schonk zij hem het landgoed Michailovskoje in de provincie Pskov, dat voor altijd verbonden zou blijven met de naam Poesjkin. Gedurende deze jaren bewees Gannibal zich als vuurwerkspecialist bij nationale festiviteiten en als aanbrenger van verschillende ambtenaren. In 1762, toen hij zijn laatste fort had gebouwd en zijn laatste vuurpijl had afgeschoten, ging hij met pensioen en leefde nog een twintigtal jaren op weer een ander landgoed (Soeida, bij Petersburg), waar hij in 1781 overleed op de gevorderde leeftijd van (vermoedelijk) achtentachtig. |
|