De Tweede Ronde. Jaargang 20
(1999)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 120]
| |
Zomer
| |
[pagina 121]
| |
Het vee is uitgemergeld, logisch, want het eet alleen maar dor gras en groenteafval op de erven. Het niveau van de waterbassins daalt, rivieren stromen niet meer, het water is niet meer zo heel helder, veel mensen halen water uit primitieve cacimbas, wat grote gaten in de grond zijn, zonder gemetselde muren of andere kunstwerken. Alles is geïmproviseerd en vergankelijk - alles is maar tijdelijk, zoals de zomer zelf. Tijdelijk. Dat is het woord dat vreemdelingen niet begrijpen. Dat de droogte, het gebrek aan groen, het lage waterniveau, dat dat allemaal tijdelijk is en gezond. Wat mij betreft: ik moet bekennen dat ik heel erg in verlegenheid werd gebracht wanneer ik de sertão in de droge tijd aan mensen uit het gebied ten zuiden van de deelstaat Bahia moest laten zien. Pas nadat ik de kaalheid van de herfst en de winter in andere windstreken had ontdekt, ben ik er een beetje overheen gekomen. Die verhalen over tropisch regenwoud waar het altijd vochtig en groen is, dat is iets voor onderontwikkelde mensen die geen wisselende seizoenen kennen; voor hen is er altijd maar één ding. Maar in de ontwikkelde landen van Europa en Noord-Amerika is het ritme vergelijkbaar met het onze, in het Noordoosten. Bladeren ontluiken en bladeren vallen af wanneer de tijd rijp is en in Duitsland of Schotland zou geen mens op het idee komen om zich ervoor te schamen aan mensen van elders de kaalheid van de bomen of het dode, dorre gras te laten zien. Dat was overigens alles wat ik gezien heb van het beroemde Engelse platteland - dor gras en kale bomen. Dat was aan het eind van de herfst. Ook in Vermont, in de Verenigde Staten, waar je in november, mijn God, als de sterren er niet heel anders aan de hemel hadden gestaan en niet iedereen er Engels sprak en het eten heel anders was geweest, zou zweren dat het november was midden in de sertão van Quixeramobim. De grijze aarde, de schrale struiken zonder bladeren, de dieren die dor gras aten, het weinige water na de hete zomer. De aarde als ingeslapen en in afwachting van de nieuwe dag om te kunnen openbarsten. Precies zoals bij ons. Het enige verschil was dat ze daar op sneeuw en kou konden rekenen - en wat dat betreft zijn wij in het voordeel, want de aangename zeewind die onze hele streek bereikt, de heldere zon, het mooie maanlicht, de frisse nachten en de stralende ochtenden zijn niet te vergelijken met de kou en het vocht, de sneeuw op de daken, het ijs op de grond, en alles en iedereen achter gesloten ramen en deuren aan het bibberen, | |
[pagina 122]
| |
hunkerend naar een beetje warmte. Maar wanneer er hier in de zomer, die voor ons zo'n prettig seizoen is, iemand uit Rio, São Paulo, of Goiás op bezoek komt, dan roept die onmiddellijk: ‘Wat verschrikkelijk! Hoe kun je zo leven? Ach, zielepoten! Waar zijn die mensen die op de vlucht gaan voor de droogte?’ Ze weten niet dat mensen pas vluchten voor de droogte wanneer er langdurige droogte heerst, en zomer is geen droogte. Ze weten niet dat we dankzij de zomer nauwelijks ziekten kennen, we kennen hier geen tbc, builenpest, ziekte van Chagas, gele koorts, hier heeft het vee geen last van parasieten, en als er aftose of hondsdolheid voorkomen, is die altijd uit andere streken hierheen gebracht. Maar het heeft geen zin om het uit te leggen, want ze snappen het toch niet. Als ze een droge rivierbedding zien, beseffen ze niet dat het een seizoensgebonden verschijnsel is, dat het iets normaals is; ze schrikken en denken dat er een ramp is gebeurd. De rivier is opgedroogd! Ze weten niet dat de aarde tijdens de zomerhitte slaapt en de mensen uitrusten. Om vervolgens, met de nieuwe regens, tot bloei te komen en vrucht te dragen. |
|