Ze drukte haar handen plat tegen elkaar, bracht ze ter hoogte van haar mond en hield haar hoofd een beetje scheef, als een devote heilige. De zwarte madonna van Guadeloupe.
‘Blue Desire...’ fluisterde ze. ‘Zij is zo mooi... zó mooi! Wacht.’
Ze rees op en liep naar een kleine secretaire, nam de hoorn van een telefoontoestel en praatte even, maar zo zacht dat we niets konden verstaan. Daarna kwam ze weer bij ons zitten en knikte stralend.
‘Zij komt,’ zei ze. ‘U zult zien... Maar ach, hierbij past champagne, vindt u niet? Zal ik een goede fles openen? Ja natuurlijk.’
Ze stond op en liep naar de deuropening vanwaaruit ze ook was opgekomen.
Vijf minuten later daalde de koningin van Afrika de staatsietrap af. Een lange jurk van geel satijn omhulde gedeeltelijk haar prachtige, glanzend-zwarte welvingen.
‘Bedden vol lichte geuren,’ mompelde ik. ‘Divans diep als graftombes. Zwarte Venus...’
Blue Desire ruiste, terwijl ze over de marmeren vloer naar ons toe zweefde. Ik hield mijn adem in. Teresa had niet overdreven, deze vrouw was werkelijk beeldschoon.
Op twee meter afstand bleef ze plotseling stokstijf staan. Haar glimlach bevroor. Ze keek met grote ogen naar mijn metgezel.
‘Maar...’ fluisterde ze. ‘Maar jij bent toch Bram, is 't niet?’
Bram en ik keken elkaar stomverbaasd aan. Het was verbijsterend deze rasechte Afrikaanse schoonheid zo totaal onverwacht Nederlands te horen spreken.
‘Ken je me nog?’ vroeg Blue Desire met glinsterende ogen.
Bram schudde hulpeloos zijn hoofd.
‘Denk na!’ spoorde ze aan. ‘Rembrandtplein! Casa Toledo!’
Bram liet hoorbaar zijn adem ontsnappen.
‘Niala!’ zei hij. ‘Zo heet je toch? Niala?’
‘Nu niet meer, maar toen wel... Dus je kent me nog. Ach...’
Ze ging op de sofa tegenover ons zitten, maar stond meteen weer op.
‘Ik zal een fles champagne halen, dat vind je toch wel goed? Wacht.’
Halverwege de zaal, bij de grote tafel, kwam ze Teresa tegen, die een rond dienblad droeg waarop een ijsemmertje met een fles en drie glazen stonden. Blue Desire Niala nam het blad van haar