ik kon me niet losmaken van de veronderstelling dat ze zouden worden vernietigd, omdat ze iets te openhartig zijn pre-Amerikaanse bestaan onthulden en hem in het algemeen zouden demystificeren.’ Een feit is in ieder geval dat de door de Nabokov-familie uitgegeven verzameling Selected Letters uitsluitend brieven van na 1940 bevat, dus van na Nabokovs aankomst in Amerika.
Zinaida's positie als ‘grand old lady’ in Parijs is zodanig dat ze het helemaal niet nodig heeft om zich tegen iemand af te zetten, te roddelen of middels Nabokov de schijnwerper op zichzelf te richten. Haar bedoeling is dan ook iets van Nabokov te begrijpen vanuit haar perspectief, ook al is dat uiteindelijk gekleurd door een diepe teleurstelling rond een incident waarmee haar contact met Nabokov abrupt afbrak. We zijn dan in 1959, als Nabokov voor het eerst sinds lange tijd - sinds 1940 - in Europa is. Na de oorlog had ze hem nog één keer geschreven, waarna ze een zakelijk briefje van zijn vrouw terugkreeg. Maar herkennen moest hij haar toch wel? Ze staat op een receptie bij uitgeverij Gallimard in de rij en maakt zich op om haar oude vriend, en nu auteur van de bestseller Lolita, te omhelzen. Hij doet of hij haar niet herkent en zegt koel: ‘Bonjour, madame’. Zinaida is zo beledigd dat ze zich van hem afwendt, haar man uit de rij pikt en vertrekt. Het was de laatste keer dat hij haar zag.
Zinaida's kennismaking met Nabokov dateert van 1932. Al spoedig tutoyeren ze elkaar, onder Russen een hele stap voorwaarts. Zinaida, die voorleesavondjes voor Nabokov organiseert als hij vanuit Berlijn in België komt, portretteert de meester als een trotse maar ook gezellige, hartelijke persoon, met veel aandacht voor zijn zoon. Ze bestrijdt de mening dat hij alleen aardig was omdat hij haar nodig had, want zoveel rijker was ze ook weer niet. Vandaar dat ze niets begreep van de vele verhalen die in die tijd al de ronde deden over Nabokovs koelheid en onverschilligheid.
De Nabokovs verlaten Berlijn aan het einde van de jaren dertig. Een zeer onzeker bestaan in Frankrijk volgde. Sjachovskaja beschrijft Nabokov als iemand die er in die tijd mager en heel slecht uitzag en voortdurend hoestte. Hij kon het zich niet veroorloven om in hotels te slapen als hij op voorleestoernee was. Hij moest daarom genoegen nemen met ‘heel oncomfortabele omstandigheden, bij ons logeerde hij op zolder’. Zijn jarenlange verblijf in een chique hotel in Montreux ziet Sjachovskaja tegen de achtergrond van zijn armoedige bestaan in de jaren dertig: ‘Misschien