De Tweede Ronde. Jaargang 19
(1998)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 67]
| |
AntropiadeGa naar voetnoot*
| |
[pagina 68]
| |
Dit was voor de australo de verlossing,
maar voor de viervoet-aap de ondergang:
de redding der australopithecinen
was het ontbreken van een maaimachine.
Aldus kwam, door natuurlijke selectie,
de allereerste aapmens ginds op krachten
dankzij die ene eigenschap: erectie
(en lees dat woord eens zonder bijgedachten).
Hij was nog niet in staat tot introspectie,
dat kun je van een aap ook niet verwachten;
want of hij mensenhersens had? Nou nee,
wat dat betreft was hij een chimpansee.
Ofschoon nog altijd het debat intens is
over de menselijke origine,
verschenen, schijnt het, na de anamensis,
veel andere australopithecinen:
eerst de ramidus, toen de afarensis,
en spoedig waren zij er met z'n tienen.
Men vindt steeds meer fossiele schedels, jaarlijks;
ik vind die veelheid toch iets wonderbaarlijks.
De Australopithecus aethiopicus
- nu zonder nageslacht in rechte lijn -
leek minder op een mens dan Malle Jopie, dus
kan dat geen voorzaat van de mensheid zijn;
ook niet de africanus die 'n antropicus
ooit opgegraven heeft bij Sterkfontein.
Boisei dan? Robustus? Crassidens...?
Die leken nog veel minder op een mens.
Eerlijk gezegd acht ik het erg suspect
dat iedereen die apeschedels vindt
beweert dat hij een aapmens heeft ontdekt
en daar direct een naampje bij verzint.
Een wetenschapper oogst alom respect
als hij iets nieuws vermeldt, vooral in print,
en paleontologische perikelen
zijn altijd goed voor vaktijdschriftartikelen...
| |
[pagina 69]
| |
maar 'k moet mijzelf niet almaar onderbreken,
het schort mij af en toe aan discipline;
ik was bij mijn onthulling blijven steken
dat eigenlijk australopithecinen
nog minder op moderne mensen leken
dan een komkommer op een aubergine.
Welnu, rechtopgesta gaat gauw vervelen,
dus wat kan die mismaakte aap u schelen?
Het gaat mij echter niet om dat rechtopstaan,
maar om de onvermoede consequenties
- de bloemen, zogezegd, die in de knop staan
bij Australopithecus anamensis -;
u kunt nog zo tekeergaan, op uw kop staan,
maar, lezer, ik vervolg mijn confidenties,
want, zeg mij, hoe wordt ooit een mensaap menselijk?
Daartoe zijn vrije handen meer dan wenselijk!
Dit maakt dus de australo's zo belangrijk,
die hadden immers beide handen vrij.
En ach, wanneer ik naar de scheppingsdrang kijk
die mensen kenmerkt, dringt het door tot mij
hoe onbeschrijfelijk en hoe omvangrijk
voor onze hedendaagse maatschappij
de consequenties zijn van die tweehandigheid;
daar stil bij staan getuigt dus van verstandigheid.
Australo's leefden echter lang geleden,
dus weet men weinig van die oelewappers;
de vraag is, wat zij met hun handen deden
- aldus de evolutiewetenschappers -;
al blijft de hele kwestie fel omstreden,
ik vrees dat het niets fraais was en niets dappers:
ik weet mij niet gesteund door de geleerden,
maar 'k meen dat zij er veel mee masturbeerden.
Wat moet je anders met twee handen doen,
met hersenen van 500cc?
Je kunt er fruit mee plukken in 't seizoen,
maar ja, dat kan ook elke chimpansee.
Je kunt er iets mee dragen - je rantsoen bijvoorbeeld - maar wat moet je 'r verder mee?
Misschien een beetje klungelen en klooien
en stenen naar je predatores gooien...
| |
[pagina 70]
| |
't Relaas van de australo's vormt een saaie
geschiedenis, want drie miljoen jaar lang
vertoonden zij, naast grabbelen en graaien,
een zeer frappant gebrek aan dadendrang.
Het handigheidje van het duimendraaien
kwam kennelijk al heel erg vroeg in zwang,
maar na wat eufemistisch heet ‘een tijdje’
ontdekten zij een ander handigheidje,
dat wegens vondsten in de Oldowai-kloof
vaak aangeduid als Oldowan-techniek wordt:
een slecht gekozen naam, naar ik geloof,
daar 't voor techniek te veel aan methodiek schort;
die technicus was heus geen filosoof,
maar iemand die iets deed waarvan ik ziek word:
hij was geen aap, want anders dan de apen
gebruikte hij zo nu en dan... een wapen. [...]
Aldus was er een aapmens opgestaan
die in de verte leek op u en mij;
door van een steenklomp schilfertjes te slaan
behoorde hij er echt een beetje bij.
Al heeft hij in 't begin slechts kwaad gedaan
bij weerlozere schepseltjes dan hij,
toch had hij al iets menselijks, iets edels:
het inslaan en verbrijzelen van schedels.
Wat was dit dan voor voorhistorisch gabbertje
dat eerder nog doortrapt dan rationeel was
en toch de vondst deed van het eerste schrabbertje
- dat overigens multifunctioneel was:
vaak placht het werktuig dienst te doen als krabbertje,
terwijl het ook weleens een pikhouweel was;
ook sloeg men er soms botjes mee aan duigen,
om er beenmerg en maden uit te zuigen -,
wie was, zo vroeg ik, deze wapenmaker
die ooit floreerde in Oost-Afrika?
Wie was die eerste dierenschedelkraker,
aan wie ik danken moet dat ik besta?
Homo ergaster heet hij soms, maar vaker
roepen deskundigen hem anders na;
men duidt hem meestal aan als Homo habilis,
een naam die ook als rijmwoord preferabel is.
| |
[pagina 71]
| |
Zo hadden de australopithecinen
allengs een heel nieuw wezen voortgebracht,
de eerste van de soort der habilinen,
die ook al ietsje menselijker dacht,
want zijn dieet - meer rijk aan proteïnen -
gaf aan de hersengroei hernieuwde kracht,
al ging dat nog maar om een ietsjepietsje:
de habilis was heus geen Kant of Nietzsche.
Hoe was het leven voor een homo habilis
- wat zich vertalen laat als ‘handig kereltje’?
Hij ging wellicht op jacht, wat discutabel is,
of roofde uit een nest weleens een mereltje.
'k Erken dat zijn gedrag abominabel is,
maar ja, hij leefde in een bloedlink wereldje
en welbeschouwd gedroeg hij zich nog netjes
als men hem vergelijkt met de erectus,
die later kwam, maar - alles op zijn plaats -
ik blijf nog even bij de habilinen,
die toch, als eerste mensen, eerstegraads
bekendheid, en erkenning ook, verdienen.
Al is nog onze kennis ondermaats
van Homo habilis z'n leefroutine,
en herbergt dat verhaal veel onbehagelijks,
ik zal u zeggen hoe hij leefde, dagelijks.
Zijn leven draaide om een drietal zaken,
zoals dat pleegt te gaan in dierenland:
hoe niet te eindigen tussen de kaken
van zomaar een toevallige passant;
hoe 'n minnaar of een minnares te schaken
- één tegelijk, dan wel in groepsverband -
en hoe genoeg te krijgen door je keelgat;
en 't schijnt dat Homo habilis zich scheel vrat.
De apen zijn gewoonlijk veganisten,
de habilis placht soms ook vlees te eten.
Je zag hem dikwijls met een aasdier twisten
om restjes die een luipaard had vergeten.
Hij had een stuitend repertoire aan listen
om zich met zulke vijanden te meten,
wat nodig was, want welbeschouwd zijn gieren
onaangename, achterbakse dieren.
| |
[pagina 72]
| |
De homo habilis was toch al zwakker
dan al zijn hongerende concurrenten,
want, tjonge, wat een stuntelige stakker!
Wat een lichamelijke mankementen!
Al had hij, met zijn slinksheid en zijn hakker,
succes in het gevecht om nutriënten,
hij was bepaald geen potentaat, geen heerser,
maar weerlozer dan kleuters - en hardleerser.
(Brandmerk mij trouwens niet als vrouwvijandig
omdat ik schrijf ‘hij was de taal niet machtig’
of ‘hij was doorgaans net als wij rechtshandig’:
het voornaamwoord, helaas, is niet tweeslachtig,
zo'n ‘hij of zij’ staat vreselijk omstandig,
en ‘zij’ als naam voor ‘homo’ is krampachtig.
Mij treft geen blaam: de taal is onrechtvaardig,
zelf vind ik vrouwen juist bijzonder aardig.)
De habilinen waren geen beschavers
- vergeef mij 't rijmwoord, soms gebruik ik stoplappen -
doch roofden van de roofdieren kadavers
en lieten anderen het werk dus opknappen.
Wie weet deden zij ook weleens iets bravers,
maar 'k zou niet weten wat - gewonden oplappen?
Parasiteren met succes vergt sluwheid,
maar duidt ook op een zekere werkschuwheid. [...]
Deed Homo habilis al vlammen razen?
Ik denk, eerlijk gezegd, dat dat een fabel is.
En kende hij al spraak? 't Zou mij verbazen
als hij de initiator van dit Babel is.
‘Handige kereltjes’? ‘Vervloekte dwazen’
lijkt mij de beste naam voor Homo habilis,
die echter nieuwe soorten, nieuwe sektes
verwekte: onder meer Homo erectus.
Die kwam 1,6 miljoen jaar her,
toen blijkbaar habilis was uitgeblust.
En of-ie kwam! Hij kwam ontstellend ver!
Wat een expansiedrang en levenslust!
Hij kwam tot bij de oude D.D.R.
en zelfs tot aan de Oost-Chinese kust,
wat knap was, helemaal uit Afrika:
zelfs Mao doet zo'n Lange Mars niet na!
| |
[pagina 73]
| |
Dat ging niet in één dag: met onderbrekingen
ontvluchtte hij de Afrikaanse leeuwen;
hij arriveerde daardoor pas bij Peking een
tijd later - zeg maar, zevenduizend eeuwen.
Ook in Europa hield hij toen besprekingen,
al was 't daar ondertussen flink gaan sneeuwen,
het Pleistoceen was immers aangevangen:
een winter, zogezegd, maar dan een lange.
Hij kwam ook op het kleine eiland Flores
- zo blijkt uit wat gereedschap in een krater -;
dat klinkt irrelevant misschien, maar hoor es,
hoe kwam hij toch in godsnaam over 't water?
Geen boten hadden die conquistadores,
want scheepvaart kwam ontiegelijk veel later;
kortom, er komen steeds meer raadsels opdraven
met alles wat de onderzoekers opgraven.
Erectus had een groter intellect, dus
kon hij veel slinkser met hyena's stoeien;
dus voedde hij zich beter; de erectus
z'n hersens konden daardoor verder groeien;
een soort van Pleistoceen sneeuwbaleffect dus,
dat echter veel te traag ging om te boeien;
soms denk ik trouwens dat het lamentabel is
dat hij meer hersens had dan Homo habilis:
die maakten hem, zo vrees ik, niet verstandiger,
maar in zijn moordpartijen meer bekwaam.
Ja, habilis is ‘handig’, hij was handiger,
al valt dat niet te horen aan zijn naam,
want die getuigt alleen van een losbandiger
gebruik van wat men noemt zijn zwellichaam,
tenzij ik mij vergis in de vertaling;
mocht daarvan sprake zijn, vergeef mijn dwaling.
Als u wilt weten hoe zo'n oermens dacht,
denk dan eens aan de grootste idioot
met wie u ooit verkeerd heeft - ongeacht
of het uw buurvrouw is, uw echtgenoot,
of iemand van uw eigen nageslacht -,
en stelt u zich dan voor dat zo'n malloot
gegolden had als intellectueel,
geschikt voor Harvard, Heidelberg of Yale!
| |
[pagina 74]
| |
De erectinen-hersens zijn gemeten
op doorgaans minstens 800 cc,
en dat verdubbelde, zo moet u weten,
de herseninhoud van een chimpansee.
Zij waren weliswaar analfabeten,
maar kregen soms een ingenieus idee,
en, nogmaals, het betreft hier geen wijsgerige
ideeën, maar laaghartige en smerige.
Het waren bullebakken, zwaargewichten,
en naar het schijnt, geboren bajesklantjes.
De schade die zij wisten aan te richten!
De onrust die zij stichtten met hun handjes!
Zij stichtten hun koloniën, zij stichtten
gezinnen en, jawel, zij stichtten brandjes:
in 't fikkies-stoken waren zij de baanbrekers,
en dat toch zonder lucifers of aanstekers!
Dat ging vanzelf als zij gereedschap hakten:
een vuistbijl heet het ding, en o, wat vuig!
Zij zwermden daarmee uit over de vlakten
en keelden beesten onder luid gejuich;
van alle habiline artefacten
was niets te vergelijken met dit tuig,
want dit gereedschap was, behalve scherper,
geen broddelwerk maar 't werk van een ontwerper.
Kortom, erectus zag zich voor de taak staan,
gebruik te maken van zijn fantasie:
één ding is dieren 't eten uit de kaak slaan,
een vuistbijl hakken vergt toch meer esprit;
je moet met elke klap nauwkeurig raak slaan,
want anders krijg je nooit die symmetrie;
je moet, vooraf, van 't werktuig dat je schept,
beschikken over een mentaal concept.
Wat moet je denken van zo'n pyromaan,
die diertjes met een vuistbijl door hun strot stak?
Verdient zo'n wezen al de naam humaan,
of past hem onbeschrijfelijke rotzak?
Moet hij ons vol bewondering doen staan
of moet hij ons doen grijpen naar een kotszak?
Zo'n vuistbijl, inderdaad, is mooi symmetrisch,
toch komt hij op mij over als onethisch.
| |
[pagina 75]
| |
Maar ja, alweer, dit oordeel is misschien een
compleet anachronisme, een projectie
van hedendaagse ethische stramienen;
dan deel ik slechts, bij nadere inspectie
twee dingen met die oude erectinen:
mijn omnivoor dieet en mijn erectie
- nee, één, want anders dan die pre-agrariër
ben ik een ovo-lactovegetariër.
De soort erectus, heb ik reeds gezegd,
kwam - blijkbaar met moorddadige intenties -
in 't Noorden en de Oriënt terecht.
Daar heet hij dan de Homo pekinensis
- waar heel wat schedels van zijn blootgelegd -,
of Java-mens, of neanderthalensis,
afhankelijk van schedelvorm, locaties
en - weer - de zucht naar tijdschriftpublicaties.
De meest bekende - wegens de connectie
met ons Europa - is de laatstgenoemde.
Hij staat bekend als dom en weinig sexy,
maar is dat wel terecht? In zijn beroemde
beschouwingen beschouwde Ralph Solecki
Neanderthal-cultuur in onverbloemde
bewoordingen als heuse flower power,
daar leer je veel van - over de beschouwer.
De waarheid is dat de Neanderthalers
atletisch waren, moedig, sterk en snel
(het waren trouwens niet alleen Westfalers,
men vindt fossielen tot in Israël).
Zij waren niet, zoals men voorgeeft, dralers,
hun voortplanting alleen bewijst dat wel:
ik geef het u te doen, een stijve penis
als er geen kachel, wel een Pleistoceen is!
Hun botten zitten vol met de symptomen
van breuken en gebrekkige santé,
zo concluderen thans de anatomen.
Maar waren zij onnozel? Ach, welnee,
hun herseninhoud, door de bank genomen,
was zestienhonderd - inderdaad cc.
U zegt, wij hebben meer? Ben je bedonderd!
Gemiddeld hebben wij geen veertienhonderd!
| |
[pagina 76]
| |
Maar de Neanderthalers zijn verdwenen
- en dat vormt toch een smet op hun blazoen -,
al zijn er die beweren dat hun genen
nog altijd her en der de ronde doen;
die zouden nu en dan weer zijn verschenen,
bijvoorbeeld bij een judo-kampioen,
bij Einstein, Gandhi, Socrates of Dante
of bij een zeldzaam zwaargebouwde tante.
In dat geval was de Neanderthaler
van ónze soort een ondersoort of ras;
't bewijs zou zijn dat hij macrocefaler
dan elke andere erectus was.
Zijn image is veel karikaturaler,
maar blijkt nu dat hij qua humanitas
gelijk aan ons was - ondanks zijn echec -
waarom zet men hem altijd weer voor gek?
Wel, hij stierf uit, ruim dertigduizend jaar
geleden, weggevaagd door nieuw gespuis
dat, uitzwermend vanaf de evenaar,
de hele wereld maakte tot zijn thuis:
een onbedwingbare veroveraar,
arglistig en betreurenswaard onkuis
- althans, zo dunkt mij, nu ik 't resultaat zie
van wereldwijde overpopulatie.
De naam van deze kersverse acteurs
op 't strijdtoneel was Homo sapiens.
Je komt ze nog wel tegen, op de beurs,
voorbijgaand in hun Saabs of Citroëns,
of werkzaam als bijvoorbeeld buschauffeurs,
verkopers, obers of elektriciens;
enfin, u snapt het, dit was dan de Homo
die ooit de was zou doen in Dreft of Omo. [...]
|
|