De Tweede Ronde. Jaargang 19(1998)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 59] [p. 59] Twee gedichten Nico Weber Passant Ik kan vannacht niet slapen. Uit het donker zie ik een man verschijnen in het licht. Ik sluit mijn ogen en als ik weer kijk, is hij verdwenen tot de volgende lantaren hem weer zichtbaar maakt. Hij gaat licht in, licht uit over de dreef. Hij weet niet wat ik zie, en dat ik met hem praat. Hoe oud ik ben, hoe gek. Ik doe mijn ogen open en dicht. Donker en licht. En dan is hij een uit het zicht verdwenen man. En niemand weet ervan. Of zijn er meer, die 's nachts niet slapen, hier, in de omgeving, en net als ik onwillekeurig denken: Hij komt misschien nog wel een keer voorbij. [pagina 60] [p. 60] Rosendael Hij heeft een uur geslapen in zijn stoel. Zijn moeder staat te praten bij de deur. Hij roept haar niet, je moet zo'n mens niet storen. Hoe heet de straat waar hij is opgegroeid? Er wordt gezegd: Het is weer etenstijd. 't Is altijd vijf voor vier op zijn horloge. Wat doen die onbekenden hier in huis? Hij neuriet flarden van het oude lied, de woorden schieten hem niet meer te binnen. Hoe heet de straat, 't is bij de Nieuwegracht. Zijn vader staat stomdronken op de hoek. De bloemenman komt langs met freesia's, een leugenaar, een loslopende gek, een vreemde die hem zegt zijn zoon te zijn. Vorige Volgende