De Tweede Ronde. Jaargang 19
(1998)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 32]
| |
[NIEMANDSWIND over niemandsheuvels.]NIEMANDSWIND over niemandsheuvels.
Hardbevroren karresporen. Het gekras van een kraai.
De laaghangende winterzon
boven schotsen log dansend in de branding.
Januari. Miljarden luchtbellen in blauw ijs gevangen.
Windwakken vol koeten. De vorst, vuistendiep, in de grond.
De dennen druppelen. De duinrellen murmelen.
Het grote dooiwaterorgel draait.
De zilvermeeuw krijst, klaagt, miauwt en lacht.
De wildbrandende wolken van oudeklaarsdag varen over.
Er zijn vermolmde vlieren, hun krokodillenhuid-schors
door groengloeimossen en roodschimmels beslopen.
Er zijn paden vol plassen waarover kringen, lussen,
lijnen lopen: Heer Wind die zich de hand laat lezen.
Er is een bekorstmoste bunker, volgekrast
met data en namen, scheefgezakt, en stinkend naar pis.
De zilvermeeuw zweefvliegt, klapwiekt, buitelt en duikt.
Wild braden de wolken aan het zonnespit van oudeklaarsdag.
| |
[pagina 33]
| |
[ALLEMAAL van suikerhuizen sleuteldragers.]ALLEMAAL van suikerhuizen sleuteldragers.
Majesteit Mijmeest
op de aloude troon.
Kweetniet de Grote,
de zon-gezalfde,
komend van ver.
Niemand gezien
langs de wegen wonderbaar niemand gezien
die van binnen baas was of wist wat daar buiten
draaide voor een droom.
Met alles gehuwd bij wet van hemel en hel
en zo uniek als niet een: elkeen.
Van niks tot een ik en weer terug
dat schept verwarring, godsvrucht, angst.
Leerlingen allemaal
in de school van het lijden
waaruit geen spijbelen is.
Allemaal slapers zij aan zij,
als ik en jij.
Allemaal beste liefste,
allemaal welvertrouwde
vreemde wezens van een verre pappa-mamma-planeet.
|
|