De Tweede Ronde. Jaargang 18(1997)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 78] [p. 78] Vervoering Karel van Eerd 1 Klein kind wil stappen, maar men draagt nog vaak. Het is na weinig meters toch weer moeier en stout. Wat zwaait er dan ook weer, wat zwoei er? Het waterijsje is de zoete wraak. Koel is dat, maar er is helaas geen kraak of smaak aan. ‘Geef dat maar aan Opa, knoeier!’ Totdat het praat is Opa slechts doegoeier, kwijt 's vaders vader zich van zoonliefs taak. ‘Wat is er nu weer aan de hand, ik vraag het je.’ Het let opnieuw niet op doch wijst: ‘Poes, poes!’ Een poedel. ‘Hond,’ zeg ik, maar wat heet hond? ‘Jij gaat nu weer een slaapje en ik soes, zulks is voor twee partijen zeer gezond.’ Straks gaat men rije, rije met het wagetje. [pagina 79] [p. 79] 2 Hij prefereert het openbaar vervoer, tem, us, tein, tietui, immers, hoe meer zielen... Privé-transport is voorshands kiele-kiele, maar hij weet veel; groet allen: groentenboer oot oto, vuilnisman oot oto - oer verklankt hij wond'ren welke ons ontvielen. Iets oto: fiets! Hoe rond zijn weer de wielen, als hij mirakels doet op zijn Grand Tour! ‘Nee vriend, wij gaan niet verder dan dat barretje. Ja, vast en zeker hebben die daar ijs, en choco's, lollies, en voor mij een bier.’ Dit is het eindpunt van zijn wereldreis. Moe is ie, maar pauzeren, één kwartier? Nee, hollen: crossen, crossen met het karretje. Vorige Volgende