De Tweede Ronde. Jaargang 18(1997)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 67] [p. 67] Drie gedichten Jos Versteegen Berging Ik zag vannacht de zwanen weer. Zij hurkten in 't vermolmde hok op zolder, tussen boekentas, schoolatlas, fietswiel, naakte pop, en braken uit het spinneweb dat om hun oude vleugels lag. Zij riepen in de duisternis om wittebrood en regenwater, en hakten in mijn blote voet. Ik huilde, schoof dakpannen los: een gat voor sneeuw of hagelstenen. De zwanen zijn er morgen weer. Zij vliegen mij naar keel en ogen, en vluchten schuldig door de nacht. [pagina 68] [p. 68] November Ik zie het reuzen-speelgoedbeest met roze flappen voor de ogen dat uitglijdt in de nauwe gang naar 't karhok van geschrobd cement. De katten ruiken prooi en wachten. Het dier staat in het najaarslicht en schreeuwt niet meer. De keel. Het mes. Zijn bloed stroomt in de afwasteil. Ik zie de gele achterpoten gebonden aan de laddersport. Schroeilucht hangt in het achterhuis. Ik leg mijn handen in de buik, gewassen, leeg van ingewanden, en staar naar vliegen op de muur. [pagina 69] [p. 69] Kleine beeldenstorm in de winter De hoeven aan het gras geklonken, stond Prins te kijken over 't hek, en wind en mussen zeilden aan, en meeuwen landden op zijn hoofd. Het sneeuwde over rug en manen, maar Prins bleef buiten geparkeerd. Zijn benen paalden schaduw af, een zwart gat in het witte land. Er zijn berichten uitgegaan over zijn dood op staande voet, en mannen klopten aan de deur. Met vader liepen zij door 't hek. Ik zag hoe Prins werd omgeduwd. Sneeuw wolkte op, en iemand lachte. Vorige Volgende