De Tweede Ronde. Jaargang 18(1997)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 62] [p. 62] Kindertotengedichte Anne Schipper I Uitpuilend zaagsel; welk stiksel kent de kiemkracht van dit wrede knuffelvulsel? Haar lappenjurk wist van geen zwangerschap: slechts een nacht met het onderlijf omhoog gebogen over een steen, de benen bonestakerig naast de romp geplant - reikhalzend. II Sponzig zoog ze zichzelf op. Uitgedroogd en dorstend naar leven: een dorre schoot zwelgt in een bijslaap van vergeten. Verwondering over het snelle uitdijen van haar lijf - geen wee is vals. Een lach van geluk of ongeloof? [pagina 63] [p. 63] III Wat zacht was en warm, en zoetig geurde baant zich een weg - volgezogen barsten blonde ingewanden uit over het grind. Vruchtwater als bleekpaarsig lijkenvocht kleurt het bedauwde kiezelbed schuldig. De nacht baart poppendood en verderf. IV Verwaaid in ontelbare zaagselsterren kraamt haar nageslacht op het glinsterende gazon. Een meisjeslach besterft door de tuin. De bloempjes zijn in barensnood door het hart gescheurd. Deze dood tornt zelfs het navelmerk los dat naadloos samenbond - onherstelbaar. [pagina 64] [p. 64] V Slapen zonder knuf is meer een dodenwake. Wie troost als het duister voorover buigt? Verdriet schuilt in een donkere meisjeskamer. Stil maar - verdwaal niet in deze doolhof van angst en vrees. Morgen wacht de belofte van een nieuwe pop. VI De benen bungelend aan het lege lijf, een arm uit de kom gedraaid. Een doffe bonk na de scherpe schreeuw van het vuilnisvat. Een pruik van ongekamd poppenhaar steekt onder het deksel uit - wiegend in de wind. Ingeblikt is een minder graf dan aarde. VII De afdruk in het laken is nauwelijks fossiel; foetaal versteend als tastbaar nabeeld. Kleertjes liggen opgebaard in commodeladen. Het gras troost ruggelings, maar op haar buik spiegelen sterren - aardedonker is het gemis. Uitpuilend zaagsel: groeten van een engelpop. Vorige Volgende