| |
| |
| |
Essay
| |
| |
Papieren eilanden
Gerard de Vries
Landschappen hebben op de beschouwer een uiteenlopende uitwerking. Sinds Petrarca het panorama vanaf de Mont Ventoux bezag en zich de verhevenheid van bergen realiseerde, bezingen dichters bergtoppen als het nevelige aanrakingspunt tussen het aardse bestaan en het eeuwige leven. Zeeën, meren en rivieren herbergen gevaren waarvan men zich weinig rekenschap geeft, omdat ze zulke mooie taferelen opleveren. Dichters van alle landen hebben deze gevaren dan ook gepersonifieerd in verleidelijke nimfen, zoals najaden, undines, lorelei's, sirenen en volsi's. Eilanden brengen heel andere gevoelens teweeg, zij leiden niet tot gedachten over de onsterfelijkheid of over levensbedreigende verleidingen. Eilanden worden beschouwd als de laatste plaatsen waar men het aardse geluk verwacht. De onbereikbaarheid van eilanden valt mooi samen met die van het volmaakte geluk, want, dichtte Roland Holst:
Wind en water wijd en zijd
houden dit eiland van verlangen
vreemd en glinsterend gevangen
Het omringende water vormt de essentie van eilanden. Een stuk land wordt méér een eiland naarmate het nauwer door water wordt omsloten, al zou het proclameren van open zee als het ultieme eiland een letterlijke ‘reductio ad absurdum’ zijn. Tijdig voor het bereiken van het cartoon-eiland met twee palmbomen op hangmatafstand moeten we stoppen. Een eiland moet immers groot genoeg zijn om er op autarkische en aangename wijze te kunnen leven.
Great Blasket waar Maurice O'Sullivan opgroeide, voldoet zeker aan die voorwaarde. Men leefde er van ‘the pick of the strand, the hunt of the hill, the fish of the sea and the wool of the sheep’. Op de zee, die vanaf elk punt op het eiland goed zichtbaar en hoorbaar is, brengen de mannen van het eiland veel tijd door. ‘The sea was as smooth as
| |
| |
glass, little fish playing on top of the water, the sun going down behind the Narrow Sound and throwing its golden beams on the Foze Rocks, which looked like a castle of gold on the horizon, shining with a supernatural light.’ Ook voor Dr. Johnson is de zee permanent voelbaar gedurende zijn tocht langs de westelijke Schotse eilanden. ‘Without is the rough ocean and the rocky land, the beating billows, and the howling storm.’ De zee geeft het eiland zijn isolement waaraan het zijn aantrekkingskracht ontleent. Eilanden bieden bescherming tegen onverwacht bezoek en besparen je de moeite om het af te rasteren; het ideale toevluchtsoord voor mensen die graag met hun gedachten eens alleen willen zijn. En, als we Rousseau mogen geloven, leidt de rust van het eiland ertoe dat uiteindelijk ook onze gedachten ons verlaten, waarna een bevrijd bestaan ons deel zal worden:
Mais s'il est un état où l'âme trouve une assiette assez solide pour s'y reposer tout entière et rassembler là tout son être, sans avoir besoin de rappeler le passé ni d'enjamber sur l'avenir; où le temps ne soit rien pour elle, où le présent dure toujours sans néanmoins marquer sa durée et sans aucune trace de succession, sans aucun autre sentiment de privation ni de jouissance, de plaisir ni de peine, de désir ni de crainte que celui seul de notre existence, et que ce sentiment seul puisse la remplir tout entière; tant que cet état dure, celui qui s'y trouve peut s'appeler heureux, non d'un bonheur imparfait, pauvre et relatif, tel que celui qu'on trouve dans les plaisirs de la vie, mais d'un bonheur suffissant, parfait et plain, qui ne laisse dans l'âme aucun vide qu'elle sente le besoin de remplir. Tel est l'état où je me suis trouvé souvent à l'Isle de St. Pierre dans mes rêveries solitaires...
(Les rêveries du promeneur solitaire)
Als deze passage niet zo'n doorwrochte indruk zou maken, zou het ideaal van een filosoof die zijn geestelijke vermogens met vakantie heeft gestuurd, overtuigender lijken. Maar deze aarzeling over de geloofwaardigheid van Rousseau's talent om dit hoge niveau van geestelijke ascese te bereiken, wordt nog versterkt door de uiterst solide omstandigheden van zijn verblijf op het eiland van Sankt Peter in het Zwitserse Bielermeer.
Duidelijk is dat hier een vakantieganger aan het woord is, iemand die zich geen zorgen hoeft te maken over het dagelijks bestaan. Maar ook als de eenzame eilandbewoner verstoken is van elk comfort, zijn de mogelijkheden tot zelfontplooiing groot, althans als we
| |
| |
ons op Daniel Defoe verlaten. Robinson Crusoe slaagt cum laude voor het examen om uit het niets een buitengewoon tevredenstellend leven op te bouwen. Susan Sontag noemde het boek ‘een vroeg handboek voor de doe-het-zelver’. Na drieëntwintig jaar alleen op het eiland te hebben vertoefd, zegt hij zo tevreden te zijn dat hij er graag de rest van zijn leven zou willen doorbrengen. Hoe veelbelovend het voorbeeld van een succesvol solitair bestaan ook is, Robinson Crusoe kreeg geen navolging. Dat geldt wel voor het model dat Henry Thoreau geeft in Walden, zijn verslag over het leven in de natuur gedurende een periode van ruim twee jaren. Hoewel hij op het Amerikaanse vasteland bleef, kan men Thoreau toch de eilandbewoner par excellence noemen. Zesentwintig maanden leeft hij in de wouden in een zelfgebouwde hut, zich voedend met wat de natuur en zijn landarbeid hem opleverden. Anti-autoritair tot in elke vezel - hij is ook de schrijver van het Essay on Civil Disobedience - voelt hij toch iets van heerschappij over zijn domein:
I am monarch of all I survey,
My right there is none to dispute.
De volkomen ongebondenheid die de eenzaamheid te bieden heeft, vormt ook de belangrijkste reden voor een andere vrijgevochten man of letters, Byron, om naar eilanden te verlangen:
The wish - which ages have not yet subdued
In man - to have no master save his mood
Maar hoe lokkend dit plichtsverzuimende natuurleven ook is, de meesten zullen de eenzaamheid toch met een ander willen delen. In de derde eeuw voor Christus voorzag Longos in deze behoefte met zijn Daphnis en Chloë, een verhaal over ontluikende liefde. Omdat de jongelui op een afgelegen deel van het eiland Lesbos wonen, blijven zij lange tijd verstoken van kennis over de precieze aard van hun wederzijdse gevoelens: ‘want daar hij nog zo jong was en opgegroeid op het land wist hij nog niet van de roof, die liefde heet.’ In het begin van deze eeuw benutte De Vere Stacpoole dit bestsellende gegeven opnieuw in The Blue Lagoon, al hield hij zich strenger aan de spelregels, want de twee kinderen, Dick en
| |
| |
Emmeline, spoelen op achtjarige leeftijd aan op een onbewoond koraaleiland. Wanneer er sprake is van veel wederkerige genegenheid lijkt een bezetting voor twee personen optimaal voor een eiland. Met meer mensen is de afloop veel minder voorspelbaar. Wist Johann Wyss (1781-1830) met The Swiss Family Robinson (het boek werd in het Duits geschreven, maar overleefde in Engelstalige bewerkingen) het avontuurlijke opbouwwerk van Robinson Crusoe in familieverband nieuw leven in te blazen, met grotere aantallen gaat het echt mis. Gulliver die op zijn Travels vele eilanden aandoet, treft er bijna steeds samenlevingen aan die hij zo snel mogelijk wil ontvluchten. In William Goldings Lord of the Flies ontaardt de op een eiland gestrande jongensclub in moord en doodslag.
De boodschap is duidelijk, wie een noodlanding wil maken of schipbreuk wil lijden moet dat of alléén doen, of er maar liever van afzien. Overleven is geen gezelschapsspel. Als Sartres dictum, ‘l'enfer, c'est les Autres’, juist is, vormt het onbewoonde eiland inderdaad het paradijs. Boeken als gezelschap verschaffen een veiliger tijdverdrijf, zeker als men een zorgvuldige boekenlijst heeft samengesteld, kennelijk de reden dat men zo vaak de vraag krijgt voorgelegd welke tien boeken men naar een onbewoond eiland zou willen meenemen. Men kan dit aantal gevoeglijk tot negen verminderen, want nooit ontbreekt de naam van Shakespeare, die trouwens zelf in The Tempest het goede voorbeeld geeft. Als zijn dochter Miranda aan Prospero vraagt: ‘How came we ashore?’ luidt het antwoord: ‘By Providence divine ... Gonzalo ...of his gentleness, knowing I loved my books, he furnished me from mine own library with volumes that I prize above my dukedom.’ Ook Robinson Crusoe is goed bedacht, want onder de goederen die hij van het scheepswrak weet te halen, bevinden zich maar liefst drie bijbels.
Er lijken dus voor kandidaat-bewoners niet minder motieven te bestaan dan er eilanden zijn in een archipel: een intensieve symbiose met de natuur, een bevrijding uit de eindeloze reeks van maatschappelijke verplichtingen, een ongestoord liefdesleven of gewoon een onbestemd verlangen naar een onbekommerd bestaan, temidden van ‘ordre et beauté, luxe, calme et volupté’ zoals Baudelaire schreef, en dat hij verwachtte aan te treffen in Cocagne, ‘een vreemd land verdronken in onze noordelijke misten’. Duitse dichters zagen daarentegen in subtropische vegetatie
| |
| |
reeds een afdoende waarborg voor een leven vol geluk. Zo wilde Heine Friedrike meevoeren naar ‘dort, wo die Palmen wehn’ terwijl Goethe zijn Mignon wilde meenemen naar ‘das Land wo die Zitronen blühen’. Andere dichters dachten zelfs niet over hun bestemming na, hun is het reeds voldoende vertrokken te zijn.
Je partirai! Steamer balançant ta mâture,
Lève l'ancre pour une exotique nature!
schreef Mallarmé in zijn Brise Marine. Mensen die, zoals Baudelaire, bevangen zijn door ‘heimwee naar een onbekend land’ (een niet minder gecompliceerd gevoelen dan een herinnering aan de toekomst) leiden aan havensmart, aan varensweeën, zoals Jan Engelman in zijn ‘En rade’. Maar hoe onbestemd het doel van de reis ook is, bijna altijd is het een eiland. Zo droomt Nabokov's ‘Aurelian’ van een bezoek aan ‘the Islands of the Blessed’, die, zoals het bij een verwijzing van Nabokov betaamt, geen eilanden zijn maar Egyptische oases, door Herodotus van deze passende benaming voorzien. Waarom wil men naar een eiland en niet naar een uithoek op het vasteland? Waarom spreekt men wel van droomeiland en niet van droomgewest? Misschien omdat er zo weinig continenten zijn en zovele eilanden; wie er een eiland bij denkt, is minder onserieus dan wie een continent aan de aarde toevoegt. Of is het de zee die ons aantrekt en ons verzekert van een veilige afstand waarop het eiland is gelegen? Afstand is, net als tijd, de wasverzachter van de geest. Als we van de ene bergtop naar de andere kijken, voelen we het ongemak van de rotsige oneffenheden van de top onder onze voeten, maar we bezien met afgunst de zachte glooiingen op gindse berg. De ‘incognito indistinto’ stelt ons in de gelegenheid te negeren wat we niet wensen waar te nemen en er aangenamere zaken voor in de plaats te stellen. Er is niemand die ons om rekenschap vraagt. Tenzij, tenzij we ons droomeiland daadwerkelijk bezoeken. Daarom zijn eilanden op papier de mooiste, omdat deze ongerept blijven door de onmogelijkheid om ze te bezoeken. ‘I learned... to leave Yarrow unvisited, and not idly to disturb a dream of good,’ schreef William Hazlitt in zijn bundel essays, verzameld in de hier wel zeer toepasselijke titel Table Talk, een
verwijzing naar het gelijkluidende gedicht waaraan we de volgende strofe ontlenen:
| |
| |
Be Yarrow stream unseen, unknown!
It must, or we shall rue it:
We have a vision of our own;
Ah! why should we undo it?
The treasured dreams of times long past,
We'll keep them, winsome Marrow!
For when we're there, although 't is fair,
'T will be another Yarrow!
Hoe juist is dit advies! Wie eenmaal het eiland van zijn dromen heeft bezocht, wil het graag spoedig weer verlaten. Zo zegt Miranda nadat ze voor het eerst andere mensen ziet dan haar vader, ‘O, wonder! How many goodly creatures are there here! How beauteous mankind is! O brave new world, that has such people in 't!’, en ze verlaten Setebos zo snel als de wind. Wie er ook weinig moeite mee had om zijn heerschappij over zijn eiland op te geven, was Alexander Selkirk, Defoe's voorbeeld. Selkirk leefde vier jaren en vier maanden op Juan Fernandez, in de Stille Zuidzee, ‘a Man cloth'd in Goatskins, who look'd wilder than the first owner of them,’ zoals zijn bevrijder schreef. Deze geiten ving Selkirk met de hand, want hij had zo snel leren rennen dat zelfs honden hem niet konden bijhouden. 's Nachts knaagden ratten aan zijn tenen, zodat hij ter zelfbescherming met geitevlees wilde katten aantrok, hetgeen eindigde in honderden belangstellenden. Ofschoon hij zeer frequent in zijn bijbel las, was hij zijn spraakvermogen nagenoeg kwijtgeraakt. Er is ook het verhaal van de Nederlander Hendrik Hamel die, in 1653, met zeven matrozen de schipbreuk overleefde van het jacht De Sperwer, door zich in veiligheid te stellen op een onbewoond Koreaans eilandje dat hij Quelpaerd doopte. Hij verbleef er dertien jaar. Zijn journaal is uitgegeven door de Linschoten-vereniging.
Zelfs O'Sullivan denkt er vaak aan om weg te trekken, hetgeen moeilijk te begrijpen is, gezien de grote liefde waarmee hij over zijn eiland schrijft. Hij droomt ervan om weg te gaan naar het land waarheen zijn broer en zussen emigreerden, Amerika, en het is een aardig toeval dat hij over dit land droomt als over ‘het nieuwe eiland’. ‘It seemed to me now that the New Island was before me with its fine streets and great high houses.’ Verder dan het eiland Ierland is O'Sullivan evenwel nooit gekomen en ik ben er vrijwel zeker van dat hij nog sneller dan Prospero de gelegenheid te baat genomen zou hebben om zijn nieuwe eiland te verlaten, zou hij er ooit zijn gearriveerd.
| |
| |
Het eiland van O'Sullivan is inmiddels, sinds 1954, geheel verlaten, de huizen zijn er tot ruïnes vervallen en gaan, bemost dankzij de genereuze regenval, op in het hoog uitgelopen gras, zo kan men zich voorstellen. Bij die voorstelling moeten we het laten, er is geen vaste veerverbinding meer met het eiland. Zelfs O'Sullivan's prachtige boek Twenty Years A'Growing (1933) dreigt een soort van eiland te worden, onbereikbaar voor de gewone lezer, want het werd nooit in het Nederlands vertaald, terwijl de laatste Engelse editie inmiddels al weer van 1983 is.
Veel minder frequent bezocht door regenbuien dan de talloze Ierse eilanden, zijn de eilanden in de Stille Zuidzee. Deze eilanden zijn verleidelijker dan welke andere ook wegens de zon, die alle seizoenwisselingen negeert, en wegens de Gauguin-modellen die zich hullen in een onmiskenbare bloemencorso-opmaak. Andrew Marvell bezong in 1653 reeds de geneugten die men daar zou kunnen ontmoeten, op ‘an Isle so long unknown, and yet far kinder than our own’ met ‘this eternal Spring, which here enamells every thing’. Het schitterende decor van de breedbladerige vegetatie van hibiscus, ilang-ilang, dacaene en gardenia, inktblauwe zeeën afgekant met een brosse witte branding en een vreedzame bevolking die zich voedt met kokosnoten, meloenen en de vruchten van de broodboom, hoeft slechts een beetje te worden vermengd met de voor westerlingen vertrouwde ingrediënten van spanning en geweld om een stroom van onderhoudende lectuur op te leveren. Treasure Island van Robert Louis Stevenson (die zich enige tijd op Samoa vestigde) is hiervan een uitzonderlijk goed voorbeeld. Ook de muiters van de Bounty hebben schrijvers vaak het gevoel gegeven dat barbaarse daden, gepleegd op eilanden van paradijselijke onschuld, per saldo een moreel gemiddelde opleverden dat voor een breed lezerspubliek een aanvaardbare mélange vormt. Zo zijn in Arthur van Schendel's ‘Een eiland in de Zuidzee’ de gruwelijkheden van de zeerovers gesandwiched tussen de idyllische samenlevingen die vóór hun komst en ná hun vertrek op de eilanden voorkwamen. De hierboven genoemde exotische bloemen zijn in dit boek voorbeeldig gedetermineerd. Een vroeger voorbeeld is te vinden bij Byron, namelijk in het al genoemde The Island, enkele decennia na de opstand geschreven:
| |
| |
Not distant from the isle of Toobonai,
A black rock rears its bosom o'er the spray,
The haunt of birds, a desert to mankind,
Where the rough seal reposes from the wind,
And sleeps unwieldly in his cavern dun,
Or gambols with huge frolic in the sun.
Toch vormen de Stille Zuidzee-eilanden slechts een tussenstation voor de verstokte gelukzoeker. De uiteindelijke eilanden immers liggen hoog op het noordelijk halfrond, het Ultima Thule, de laatste buitenpost. Deze eilanden zijn zo noordelijk gelegen dat zij de laatst bereikbare zijn. Ook in Vladimir Nabokov's verhaal Ultima Thule ontstaat dit denkbeeldige land in de verbeelding van de hoofdpersoon, die er vervolgens zijn overleden vrouw ontmoet. Het Elysische eiland ‘at the round earth's imagined corners’ vormt dus een voortzetting van het geluk dat men in het aardse bestaan uitsluitend op eilanden meent aan te kunnen treffen:
Ultima Thule! Utmost Isle!
Here in thy harbours for a while
We lower our sails; a while we rest,
From the unending, endless quest,
schreef Longfellow in zíjn Ultima Thule.
Echt onbereikbaar zijn de ideale leefomstandigheden van exotische eilanden niet meer, want dankzij onze materiële welvaart zijn wij in staat in ons land tropische zwembaden met bijpassende plantengroei te maken. Maar de eenzaamheid is er even ver te zoeken als stilte in een zondags voetbalstadion. In deze tijden waarin permanente bereikbaarheid voor velen een ideaal is geworden en mobiele telefoons en fax-apparaten de liefhebber elk moment van de dag te hulp schieten om hem van afleiding te voorzien, zouden serene eilanden vaker moeten opduiken als een therapeutisch toevluchtsoord. Dankzij de literatuur zijn zij onbeperkt voorradig, althans op papier en daar horen ze ook.
|
|