De Tweede Ronde. Jaargang 17(1996)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 42] [p. 42] Geval Karel van Eerd I Er was gegeten, soep van pens, dan worst met niet zo erg veel knoflook, wel flink zout, of anders vrij bejaarde kalverbout: zo'n avond dat er heel wat wordt gemorst. Zo'n zomeravond, met die smoes van dorst en rijk geouwehoer, gaat er iets fout. Hij wist: dik in de vijftig is niet oud, ik dans die laatste tango als een vorst. Het is het jaarlijks feest van de parochie. De band viert met computersambaballen voor oma's de vigilie van Sint-Anna. Het eten was - dat hoeft ook niet - geen manna, maar waarom ook nog op de kont gevallen? Zijn Anna vroeg nog: jij de tango, jochie? [pagina 43] [p. 43] II En daags daarna, het eigenlijke feest, met weer die band maar nu ook loterij, zit hij stil met een beurse bil opzij, en Anna zeurt: je zuipt weer als een beest. Nog honderd lootjes? vraagt hij dan bedeesd, ik wil zo graag dat ene schilderij. Je gaat je gang maar, doe je toch, zegt zij, maar voor de trekking ben je er geweest. Hij strompelt op zijn sloffen naar hun thuisoord, houdt alles vast, zijn blauwe kont, zijn kloten, zijn centen en zijn bril, maar niet zijn sloffen, en lazert weer - vlak voor de deur, da's boffen. Festijn met pijn, toch heeft hij zeer genoten, al vraagt An 's ochtends: Weet je waar je thuishoort? Vorige Volgende