De Tweede Ronde. Jaargang 17
(1996)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 47]
| |
Twee gedichten
| |
[pagina 48]
| |
de donkere man uit een geschonden ochtendland, die
zich behoedzaam buigt over het winterwitte lichaam
van de vrouw in het blind geworden ledikant van
A.J. Muetgeert, veehouder te Kinderveen,
het aan te korte levens van konijnen, kippen en
fazanten bot geworden mes van een goedmoedig menens
in de anders zo vaste hand van A.J. Muetgeert,
veehouder te Kinderveen,
de uit de regels lopende woorden in de plaatselijke
krant, op de mat achter de deur van het lege huis
van A.J.M., veehouder te K. en de verderop etende
dieren.
| |
[pagina 49]
| |
StoetWij vormen met elkaar de stoet.
Wij zijn de rouwenden, die over
droefgeslepen grind en met
gelijke pas, in geklede jas,
de oude man begraven van hiernaast.
En daarmee ook de slopende
vervilting van zijn darmen,
de nervatuur van zijn steeds
jong gebleven handen,
veertig - vijfenveertig
ook nog nooit voorbij.
Wel zijn felgekleurde liefde
voor twee vrouwen, anders
dan de zijne, verkommerd
tot zwart-wit en later
korrelig geworden.
Zijn steeds meer ingedikte
woede, die nog weegt.
Versomberde gouache, geleefd
in tegenstreken, meer dan
streken, ontkleurd in duur.
Wij lopen in zijn laatste
bovengrondse uur en hoog
boven ons in de open, blauwe
lucht trekt een vliegtuig
joelend de levende wereld in.Ga naar voetnoot*
|
|