[De Tweede Ronde 1995, nummer 1]
Voorwoord
Al het Nederlands proza in dit nummer speelt zich af buiten Nederland; het gaat om bijdragen van twee debutanten, Jaap Kranenborg en Gerard Smelik, gesitueerd in respectievelijk Paraguay en Suriname, om een nieuw Suriname-verhaal van Hendrik van Teylingen en een verhaal van L.H. Wiener, dat een verrassende nieuwe kant van zijn schrijverschap laat zien (en waarin Ecuador even om de hoek kijkt). In Nederlandse poëzie naast een tiental vaste medewerkers drie debutanten: Marc van Oostendorp, I.L. Pfeijffer en Jan Terpstra. In Light Verse naast vele bekenden opnieuw drie nieuwelingen (Pieter Breman, P.M.J. van den Tillaart en R.P. Verwaal) en één Peruaan, Ricardo Palma, wat al aangeeft dat het vertaalde gedeelte in dit lentenummer is gewijd aan de vitale literatuur van Peru.
Vertaald proza bevat zes verhalen van vijf hedendaagse auteurs en een fragment uit de memoires van ‘Inca’ Garcilaso de la Vega, want Peru (nu het Wilde Westen van Zuid-Amerika) kende de Inca-beschaving, een der ordelijkste die de wereld heeft beleefd, tot in de zestiende eeuw, en veel hedendaagse Peruanen spreken nog altijd Quechua, de oude Inca-taal.
In de zes verhalen komen zowel stad als platteland aan bod, zowel de bergen als het oerwoud, bureaucraten en rebellen, autochtonen en immigranten, honkvasten en verdwaalden. Essay bevat informatie over de enige auteur van wie twee verhalen zijn opgenomen, Julio Ramón Ribeyro, over Garcilaso en over César Vallejo, die met twintig pagina's prominent aanwezig is in Vertaalde poëzie. Vallejo is een duister dichter, maar geldt in de hispanistiek als een der grootsten van deze eeuw; vijf vertalers hebben zich met hem gemeten. Omwille van het contrast is de rest van de rubriek gevuld met werk van oudere Peruanen die de prosodische vormen nog beoefenden. In Foto's werk van de Peruaans-Amsterdamse fotograaf Jorge Heredia, die ook meewerkte aan de Vallejo-vertalingen. De gastredactie van dit nummer was in handen van Erik Coenen en Sander de Vaan.
Redactie