| |
| |
| |
The Golden Gate
Hoofdstuk drie
Vikram Seth
(Vertaling Paul van den Hout)
3.1
Terwijl zo Liz en John uitfaden
in liefdes nevels, lezer, zwenkt
de camera nu naar beneden,
een uurtje rijden langs die slenk
die met zijn gruwelijke grillen
half Californië doet trillen
en ieder die daar woont of werkt,
doodsangst inboezemt, ongemerkt.
Want wetenschap en schone kunsten,
bestuur en liefde, de natuur,
gedijen hier van uur tot uur
dank zij de gratie en de gunsten
slechts van de San Andreas Fault,
die bergen beukt en heuvels holt.
| |
3.1
As Liz and John move out of focus
Into an amorous mist, let's shift
Our lens, Dear Reader, to a locus
An hour south along that rift
That unnerves half of California:
Not just the crusty cohorts born here
But all who earn their bread and salt
Along the San Andreas Fault.
Commerce and learning, manufacture
And government proceed above,
And nature's loveliness, and love;
Beneath them lies the hideous fracture,
Author of the convulsive shocks
That rip the hills and split the rocks.
| |
3.2
Een vlasblond joch zit met zijn vader
op 't rotsdak van een heuvelrug.
De zoon (Paul) staat het huilen nader
dan 't lachen, want hij wil terug.
De vader (Phil, Johns vriend, zie boven)
denkt: ‘Ach, dat gaat vanzelf weer over.
Hij is pas zes, láát hem gewoon -’
hij slaat zijn arm heen om zijn zoon -
‘als kind was ik ook onvoorspelbaar
ben je aan tegenslag gewend...
Goed, hij verveelt zich, toch voorstelbaar?’
‘Pap,’ zegt Paul dan, ‘je wordt al kaal.’
‘Klopt,’ antwoordt Phil, zijn stem neutraal.
| |
3.2
A tow-haired boy sits with his father
Upon a rock that caps a hill.
The son (Paul) says that he would rather
Catch centipedes. The father (Phil,
John's school chum, whom we
Looks on amused as Paul grows surlier.
Paul's six, his father's twenty-eight;
And as they sit and altercate,
Phil rests his hand on his son's shoulder.
‘When I was his age,’ Phill recalls,
‘My moods were as unfixed as Paul's.
I wonder why, as we grow older...’
Paul cuts in: ‘Dad, you're going bald.’
‘I know,’ replies Phil, unenthralled.
| |
| |
| |
3.3
Phil peinst: ‘Een mans predispositie
tot jong al grijs worden, of kaal,
hangt, zegt men, af van één conditie:
zijn moeders genenmateriaal...
Stel eens... (wat droge eikeblaren
verkruimelend, strijkt hij door zijn haren
en krabt zich op zijn kale kruin -
haast een tonsuur - duwt met zijn duim
zijn afgegleden bril omhoog en
filosofeert kalm verder)... als
ons haar niet uitviel meer, maar hals,
mond, wangen, voorhoofd, neus en ogen
zou gaan bedekken, als een vacht...
nee, dan maar kaal, had ik gedacht.’
| |
3.3
Phil meditates on his condition:
‘They say our maternal genes
Determinate our predisposition
To lose hair... If that's true, that means...
(Crumbling a dry oak leaf, he scratches
His head, and fingers his bald patches
Exploratively, rubs his nose,
And takes his glasses off)...suppose...
(His brows crease up in meditation)
...Instead of losing hair, it were
To coat our forehead like a fur
And then usurp, in swift migration,
Our eyes, cheeks, lips... I guess, all told,
It's good that we grow bald when old.’
| |
3.4
Getroost door die drogredenatie
zet Phil zijn kopzorg uit zijn hoofd.
Het najaar heeft verstilde gratie:
het strogeel gras, het dorre loof
dat van de eiken is gedwarreld
en waar een vale spreeuw rondscharrelt;
roestbruin de mos-begroeide plaat
waarop Paul zacht aan 't zingen slaat;
doornstruiken, distels als skeletten
rondom, de koele najaarslucht,
juist voor de regentijd, de vlucht,
met schor gefluit en schel gekwetter,
van een spotvogel, soepel, sterk,
langs 't diepblauw Californisch zwerk.
| |
3.4
Soothed by such counterfactual reason
Phil's thoughts turn from his homely face
To the crisp features of the season:
The straw-gold hill, this oak-strewn place,
With here the flutter of a dusty
Sparrow, and there the encroaching rusty
Lichen upon the rock where Paul
Sits singing to himself, and all
The hillsides burred with skeletal thistles
And thornbush, and the clear cool air
Presaging winter rain, and there
A mockingbird with chacks and whistles
Liquidly aviating through
A sky of Californian blue.
| |
| |
| |
3.5
Twee kale, schrale, scheve eiken
bekronen stram de heuvelkruin
waarlangs een houtgaai neer komt strijken -
een flits van blauw langs groen en bruin -
zijn nest opzoekend in het fonkelend
groen van een maretak die, kronkelend,
zich vasthecht aan de oude bast,
een taaie, ongenode gast.
Langs waterplaatsen grazen koeien,
wegdravend als, met zwaar gehijg,
een joggersclub de kam bestijgt
en zwetend, zwoegend beukt die goeie,
het doffe dreunen van hun tred.
| |
3.5
Two brittle oaks in dark rigidity,
Bare-branched and canted, crown the crest.
Above the rock with swift fluidity
A scrub jay flashes to its nest
- A cyan flicker - where the greenery
Of mistletoe revives the scenery
Entangled in the generous boughs
Of its old host; and cattle browse
Along the moister gullies, scattering
As joggers, pulsing with intent,
Strive ridge-wards, hell- or heaven-bent,
Stern-visaged, gasping, frothing, battering
The patient earth with the curt beat
Of itchy soles and athletes' feet.
| |
3.6
Het droeve loeien uit de verte,
de joggers met hun verre blik,
de verre wereld met zijn gekte
van elke dag een nieuw conflict,
zijn oude Datatronics-baan in
het Mekka der robotomanen...
Phil peinst - de kromme eiken zijn
voor hem een bladloos baldakijn.
Ten koste van zijn carrière,
(Phil was een prooi voor talent-scouts)
nam hij, gewetensvol vanouds,
ontslag: mensheid, milieu, misère...
het mocht niet langer genegeerd.
Phil rookt en mijmert, Paul boudeert.
| |
3.6
The distant catlle's baleful lowing,
The distance runners' stoic pace,
The way the distant world is going
Crazy - the space and missile race -
The job Phil left in Datatronics
(Hive of robotics and moronics)
Preoccupy him as his smokes
At ease beneath the tilting oaks.
While firms were wooing him and clamoring
To lease from him his soul and brains,
Phil shocked his friends and slipped his chains.
The SOS his heart was hammering
Had grown too loud to be ignored...
Thus Phil reflects; his son is bored.
| |
| |
| |
3.7
Paul wil van Phil nu een verhaaltje.
‘Wat? Nou, vooruit,’ zegt die verbluft.
‘Eens zien... Chromiska's Sterke Staaltje.
Het gaat over een kat... (hij snuft)
...Er was eens een ondeugend poesje,
dat zich alleen met inkt wou douchen...’
Phil weet het even niet en zwijgt.
‘En toen?’ vraagt Paul. Phil knakt een twijg,
plukt aan een wenkbrauw en zegt: ‘Luister.
Al spoedig was haar hele vacht
van al die inkt heel mooi blauw-zwart...’
Paul is geboeid: Phil heeft de juiste
toon nu te pakken. Een kwartier
verstrijkt als vijf minuten schier.
| |
3.7
Paul now petitions for a story.
‘What? Oh, O.K. Let's see... (Phil blinks)
...This is called Chromiska's Glory.
About a cat... (He pauses, thinks)
...There was a cat who, when a kitten,
Liked drinking ink, and had been bitten
By several rats...’ ‘How large?’ ‘This big.’
‘Oh!... Go on, Dad.’ Phil snaps a twig.
He rubs his nose in concentration.
‘Now as a kitten she had lapped
Up so much ink...’ Paul listens, rapt.
His father warms to his narration.
Paul cups his chin, the plot swings free,
And twenty minutes pass like three.
| |
3.8
‘...Zodoende werd de kat Chromiska
die winternacht dus witbehaard.
Geen mens die ooit in San Francisco
dit vreemd verschijnsel heeft verklaard.
En wie het wel wist, van dat sneeuwen,
ging dat niet van de daken schreeuwen.
Het blijft dus een geheim - oké? -
tussen de katten en ons twee.’
Phil spoelt zijn keel en kijkt indringend
neer op zijn zoon die, blij verrast,
hem op een glimlachje vergast.
‘Chromiska!’ zegt hij en dan, dwingend:
‘Nog eentje, Pap.’ Daar gaat Phil weer:
De Taart, de Bakkers en de Beer.
| |
3.8
‘...And that is why the cat Chromiska
Grew silver-haired that winter night
Down to her last eyelash and wisker.
When people asked, was it from fright.
Her friends said no, but would not tell them
About the snowstorm that befell them -
And to this day, the reason's known
To you, me, and the cats alone.’
Phil sips a Michelob, and, serious,
Looks at his son, whose deep brown eyes
Return his gaze with pleased surprise.
Paul says, ‘Chromiska!’ Then, imperious:
‘Tell me another, Dad.’ Phil starts
The Story of Three Apple Tarts.
| |
| |
| |
3.9
‘Eens, in een ver land, glooiend, grazig,
leefden drie bakkers. Eén was dik
en goeiïg, één was dun en wazig,
de derde droeg een geitesik.
Hun verse brood, zó uit de oven,
rook heerlijk, maar er ging niets boven
hun appeltaart, die was bekend
tot ver weg in het firmament -’...
‘Wat is dat, Pap?’ Phil, onderbroken,
zegt ‘Sterrenhemel, ongeveer.
Dat had een smulpaap van een beer
- ik wijs hem je straks aan - geroken.
Het water liep hem in de mond,
dus gleed hij ijlings naar de grond.
| |
3.9
‘Once, in a country, green and hilly
There lived three bakers. One was fat
and friendly, one was slim and silly,
And one had whiskers like a cat.
You should have smelt their warm bread baking,
But, best of all, when they were making
Fresh apple tarts, that's when the scent
Rose to a grateful firmament...’
‘What's firmament?’ Phil, somewhat chastened,
Says, ‘Sky. Where was I? Well, up there,
There was a great and greedy Bear
I'll point him out tonight - who hastened
To find out where this glorious scent
Was coming from. So down he went.
| |
3.10
Hij vond de bakkers: gekmans zingend:
‘Jij bent de appel van mijn há-á-rt,’
met sikmans trommelend en swingend
en blatend: ‘Zoet als appeltá-á-rt,’ -
en dikmans stond het deeg te zouten,
en lachte zich een appelflauwte.
De smulbeer snoof, pal voor de deur,
die op een kier stond, diep de geur
op van dat heerlijk verse baksel.
Het kwijl liep hem nu uit de snuit,
hij hield het nog maar amper uit.
‘Ach,’ dacht hij ‘wie weet krijg ik straks wel
de kans er eentje, ééntje maar,
te pikken... ’ ‘Paul! Verdorie, waar...?’
| |
3.10
He heard the silly baker humming
A song called ‘Apple of My Heart’,
While the bewhiskered one was drumming
And yelling ‘Sweet as apple tart!’
And the fat baker roared with laughter
And shouted ‘Appily ever after.’
The hungry bear now grew afraid.
Het smelled the fresh-baked tarts, all laid
Deliciously upon the table.
He stood and trembled near the door
Till he could stand the smell no more.
He thought, If only I were able
To steal one tart - one tart, that's all.
I'll leave them two. I promise... Paul!’
| |
| |
| |
3.11
Maar Paul is ervandoor, op speurtocht,
en spoorloos nu. Phil vloekt halfluid.
(Hij is nog niet zó'n oude zeur, toch?
Waar kan...?) Ah, dáár ligt Paul languit
en op zijn buik in 't gras - te slapen?
Welnee, hij ligt zich te vergapen
aan 'n spin die langs zijn eigen draad
- onzichtbaar haast - de lucht in gaat.
Phil legt zijn hand zacht op zijn schouder,
en Paul, zijn hoofd omdraaiend, zegt:
‘Die spin ging recht omhoog, Pap, echt!’
Phil antwoordt: ‘Paultje, het wordt kouder,
waar is je jas?’ ‘Dáár,’ wijst Paul braaf.
‘'k Wil óók een spin, Pap. Onwijs gaaf!’
| |
3.11
For Paul has upped and gone exploring
And now is nowhere to be found.
Phil wonders. ‘Was my epic boring?
Where's he gone off to?’ On the ground,
Stretched out, examining a spider,
Paul sprawls, his mouth expanding wider
As, suddenly, he sees it rise.
Phil walks up to him where he lies
And puts his hand upon his shoulder.
His son says, ‘Wow, Dad, did you see?
It went straight up into the tree.’
Phil answers, ‘Son, it's getting colder.
Put on your coat.’ Paul says, ‘Dad, get
A spider for us as a pet.’
| |
3.12
‘O nee!’ ‘Waarom niet?’ vraagt Paul kleintjes.
‘Ze zijn zo leuk.’ ‘Had je gedacht!
Je mag een cavia... konijntjes.’
‘Waarom die wel, Pap?’ ‘Die zijn zacht
en lief. Je moeder hield...’ Geschrokken
redt Phil zich dan, al is het jokken,
snel uit dit dreigend wespennest.
‘Een spin? Je krijgt hem, jôh, mij best.
Goed, pak je jas...’ Dan gaan ze rustig
terug. Paul ziet iets groens, ver weg.
‘Een wei?’ ‘Een meertje, drooggelegd.’
‘En dat?’ Paul wijst, als steeds vraaglustig,
op Stanfords daken, roestbruinrood.
‘Een school...’ ‘Pap, Mam is toch niet dood?’
| |
3.12
‘No.’ ‘Why not?’ ‘Spiders have weird habits.’
‘I like them.’ ‘I don't.’ ‘I do.’ ‘Let's
Get something we both like, like rabbits.’
‘Why rabbits, Dad?’ ‘They make great pets.
Your mother used to like...’ Phil falters,
Halts in mid-utterance and alters
What he had meant to say. ‘Well, son -
You want a spider? We'll get one.
Put on your coat now...’ As they linger,
Paul sees a green patch on the plain.
‘A field?’ ‘A lake, when filled with rain.’
‘And that?’ Paul points a questioning finger
At Stanford’ roofs of clay-baked red.
‘A school.’... ‘You talk like Mom is dead.’
| |
| |
| |
3.13
Een felle smart dreigt Phil te worgen,
omknelt zijn hart. Hij kijkt Paul aan.
(Claire's ogen, bruin, gejaagd.) ‘Goed, morgen
krijg jij je spin,’ zegt hij ontdaan.
Vergeefse vaderlijke fraude:
Paul weet zich eerst nog goed te houden
bij het gevoel dat hem bevangt
van doffe eenzaamheid en angst,
maar dan slaat hij zijn beide handen
voor zijn gezicht, zakt neer en grient,
van troost noch vaderhand gediend,
verpletterd door het schrikbeeld van de
meedogenloze werkelijkheid:
zijn moederland voor altijd kwijt.
| |
3.13
An abrupt torque of pain and sorrow
Wrenches Phil's heart. Het stares at Paul.
(Claire's haunted eyes.) ‘First thing tomorrow
We'll get that spider for you.’ All
Diversion is in vain. Though quiet,
Paul's heart beats with a sudden riot
Of lonely fear. At first he keeps
Himself in check, but then he weeps,
Turns from his father, half accusing;
Without a word, he sobs and cries
And folds his arms across his eyes
And sits and hugs himself, refusing
Solace or love or father's hand,
Lost in his forfeit motherland.
| |
3.14
Phil trekt zijn zoon zacht in zijn armen.
‘Niet janken, jôh,’ zegt hij verstikt.
‘O jezus,’ denkt hij vol erbarmen,
‘hij mist zijn mam nog meer dan ik.
We zijn nu, Claire, een jaar gescheiden.
Begrijp toch eens hoe Paul moet lijden,
hoe deerlijk hij jouw liefde mist.
Hij is pas zes! Als je eens wist...
Eén briefje of één telefoontje,
één kort bezoekje, alles telt...
Heb je dan werkelijk geen geld,
geen tijd meer voor je eigen zoontje?
Schrijf toch eens, Claire, wees niet zo koud,
ik wéét toch dat je van hem houdt.
| |
3.14
Phil puts his arms around him, kisses
His grimy face and says, ‘Don't cry....’
‘Poor boy,’ he thinks, ‘I guess he misses
His mother even more than I.
It's been a year, Claire, since your leaving.
If you just knew how he's been grieving -
Or what it's like to be alone
When you are six. Couldn't you phone
Or write just a few lines, or visit
Him sometimes - at the very least
Send him some small gift from back East?
Are you too busy? Poor. What is it?
Why can't you write? Why don't you? Why?
You love your son as much as I.
| |
| |
| |
3.15
Een jaar. Een jaar. Dat stuk ellende,
die vlerk in tweed uit Washington -
ik dacht dat je zijn soort wel kende,
die slijmerd met zijn gladde tong,
zijn vleierij... Eén avontuurtje,
één platvloers, vluchtig herdersuurtje,
heb jij óns daarvoor weggegooid?
Ach, lieve God, was ik maar nooit
met jou getrouwd. Claire, Claire we hielden
toch zes jaar van elkaar... zo'n tijd!
Ik heb mijn ogen droog geschreid
uit kommer om wat jij vernielde.
Helaas, die arme Paul heeft gróót
gelijk: je bént voor hem ook dood.
| |
3.15
A year. A year. That snooty tweedy
Son-of-an-East-Coast-bitch - I thought
You'd see right through his act, his weedy
Compliant charm - or would have fought
The flattery, pressure - what? - temptation?
- What a laugh! - whimsy, inspiration -
O God, I wish I'd never seen
Your face I wish I'd never been
Married - Claire, Claire, we loved each other.
We lived together for six years.
I've shed too many tedious tears
To cry again. Paul had a mother
Who kissed him, read to him in bed,
But he's right, she's as good as dead.
| |
3.16
Ik kon je nooit eens ruimte laten,
ik domineerde aan één stuk.
Dat zei je. Claire, zou ík je haten,
ik die me nooit een grein geluk,
tenzij met jou, heb kunnen denken?
Lief, hoeveel meer moet jij me krenken,
voordat ik niet meer om je geef?
Gebeurt dat ooit, zolang ik leef?
Ach, wie of wat heeft jou vergiftigd...
‘Claire Cabot trouwt met Philip Weiss.’
Ja-ja, dat was me toen wat fraais:
je moeder droef, je vader driftig.
Maar jij, Claire, tartte toen met mij
| |
3.16
You said I tried to dominate you.
What gave you that idea - Claire -
Why would I want to? - Do I hate you?
I think of you and I despair
Of any happiness without you.
What wretched loveliness about you
Makes me still long to see you when
You've done to me what to most men
Would have... What's changed? What
You must have loved me to resist
Your family's unsubtle twist
When they insisted I'd deranged you -
Claire Cabot marrying Philip Weiss -
For all their Wasp stings of advice.
| |
| |
| |
3.17
Ze leefden nog heel lang en... ‘Amen,’
zeg ik, als atheïst en jood.
Ik zie je ouders gnuiven samen,
je oudtante, die lacht zich dood:
‘Die arme Claire!’ ‘Wie snel gaat trouwen,
krijgt alle tijd het te berouwen.’
Goed, zíj hun lol, want, tja, het kán
dat zij jou beter kenden dan
jij toen jezelf, met twintig lentes,
ik een-en-twintig, en naief...
Maar toch, we hadden elkaar lief
en kregen Paul. Geld was er plenty:
| |
3.17
And living happily ever after -
Amen - as a good atheist Jew
should say. Christ, I can hear their laughter:
‘Poor Claire, we thought he wouldn't do.’
‘Marry in haste, repent in leisure.’
At least your great-aunts get some pleasure
Out of the wreck. Perhaps it's true
They knew you better than you knew
Yourself - when you were sweet and twenty
And I was dumb and twenty-one...
Invested in a piano, plenty
Of furniture, A Ford Capri,
Insurance, dishwasher, TV...
| |
3.18
...wat niet? En - was het er de dag voor:
het haardvuur aan, ik speel, jij zingt
(die eerste zoen toen, na het Bachkoor!).
Die avonden: het duister dringt
geleidelijk op, het vlamgefluister,
jouw lieve stem waarnaar ik luister,
soms ook het ritme-loos gebonk
van Paul - het leek, ons huis, ons honk,
mijn droom voorgoed uit te doen komen.
Wat sloop er in dat kalm geluk?
Waarop liep het ten slotte stuk?
Ach, dromen, dromen, dromen, dromen..
Gezegend, ja, met onverstand,
dacht ik mijn ring een stalen band.’
| |
3.18
...The works. Sometimes we'd light a fire,
I at the keyboard, and you'd sing -
Like the old days at the Bach choir
Where we first met. Remembering
Those evenings with the darkness coming,
Your voice, the whispering flames, my humming -
While, like an unequal metronome
Paul thumped the floor - I think our home
Was what I'd always longed and prayed for.
What crept into our happiness?
What made you leave me, Claire? I guess
Disfiguring is what dreams are made for.
A fool in bliss, what made me feel
Our rings were not of gold but steel?’
| |
| |
| |
3.19
Die beelden doen de ijslaag even
wegsmelten van zijn stille smart.
Dan ziet hij Paultje zitten beven
en zegt oprecht, met brekend hart:
‘Nee, Paul, ze komt niet terug, je moeder.’
‘Nooit meer?’ Phil denkt: ‘Hardvochtig loeder!’
maar zegt: ‘Misschien... maar je hebt míj!’
‘Tot jij ook weggaat, net als zij!’
Ontsteld nu, knuffelt Phil hem duchtig.
‘Zet dat maar uit je hoofd, voorgoed;
je bent mijn eigen vlees en bloed,
degeen voor wie ik leef.’ Dan, luchtig:
‘En, sterker nog, jíj bent het juist,
die straks bij mij vandaan verhuist.
| |
3.19
Such thoughts melt through the frozen river
Of his sad mind, and yet out loud,
Seeing Paul quietly weep and shiver,
He says, taut-featured, head half bowed,
‘No, Paul, she's gone away.’ ‘Forever?’
‘I just can't tell you, son - but never
Think you're alone. You've got me.’ ‘When
Will you leave?’ Phil, shocked, stares, then
Holds Paul (still snot-nosed) to him tightly,
And says, ‘Don't say that. You are all
And everything I care for Paul.
I'll never leave you.’ Then, more brightly,
‘In fact, you know, you'll be the one,
When you've grown up, to leave me, son.
| |
3.20
Kom, Paul, het wordt opeens veel kouder
en ik moet achter het fornuis.
Rijd jij maar paardje op mijn schouder,
dan zijn we in een mum weer thuis.’
Beneden wacht de oude Kever
die, sinds Phil zuinigjes moet leven
en maar met twee in plaats van drie,
de plaats inneemt van de Capri,
een tweedehands en simpel brikkie,
geen wonder van hi-tech vernuft
(Phil vindt dat hij niet rijdt maar tuft -
enfin, hij kreeg hem voor een prikkie)
maar wel, voor iemand op zwart zaad,
een stoere, trouwe kameraad.
| |
3.20
Now, let's go home... It's getting chilly,
And we've got dinner to prepare.’
Paul gets a free ride down the hilly
Track to the road, and once down there
Reluctantly climbs off Phil's shoulder
Into the small Volkswagen: older,
Less fancy than the Ford Capri,
But now, with two instead of three,
And (since the break with Datatronics)
No money coming, as Phil says,
The right car for these straitened days:
Secondhand, squat, no supersonics
(‘Zero to ninety in seconds flat’),
But tough and friendly for all that.
| |
| |
| |
3.21
Courgettes, moestuinvers, met kiwi's,
kalkoen, aardappels, voor de grap
een - daar het spul voor John nog nieuw is -
mislukte Jell'O-spin (te slap):
een stevig maal. Maar Mrs. Craven,
een monter, mollig, door het leven
gelouterd weeuwtje (60+),
buurvrouw en moederkloek, komt, knus,
met een pompoentaart aan als toetje.
‘O, Mrs. Craven, echt, u bent
een schat, zoals u ons verwent.’
‘Poeh! Kijk eens naar Pauls smalle snoetje,
of naar jezelf, gewoon affreus!’
Ze zet een groot stuk voor hun neus.
| |
3.21
Zucchini from the kitchen garden,
Potatoes, turkey, kiwi fruit,
Jell-O that won't consent to harden,
And cups of chocolate constitute
The evening meal. Queen of their haven,
The merry widow Mrs. Craven
- plump, sage, and sixty-two - drops by
With a postprandial pumpkin pie.
‘Now eat this - I don't want to store it.’
‘Ah, Mrs. Craven, you're a star!’
‘Baloney! Both you youngsters are
Starving to death. I can't ignore it.’
With this their landlady carves three
Great wedges out with gourmet glee.
| |
3.22
‘Cognacje, Mrs. Craven?’ ‘Heerlijk!
Maar Phil, al vind je het niet leuk
misschien, je ziet er níét uit, eerlijk.
Dat háár, die baard, je hemd gekreukt...’
‘Dat zit me eerst hier vet te mesten,
dan met mijn uiterlijk te pesten...’
knort Phil. ‘Foei, Mrs. Craven, foei!’
‘Mijn dochter vindt je knap, Phil.’ ‘Oei!’
Rowena met haar rode haren,
van artotheek naar kunstmarkt snelt
langs heel de baai, om daar haar waren
(patchwork) te slijten, vindt dat Phil
het ‘einde’ is, weet wat hij wil.
| |
3.22
‘A litlle brandy, Mrs. Craven?’
‘Well, thank you... Phil, you must take care
Of your good looks. You're all unshaven.
Yor shirt's unpressed. Look at your hair.’
Phil grumbles, ‘Mrs. Craven, baking
Pies to expand my girth, and making
Fun of my looks - that's really low!’
‘My daughter swears you're handsome.’ ‘Oh!’
Rowena Craven, racy redhead,
Whow blares her stereophonic way
To craft fairs all around the bay,
Peddling her quilts, committed Dead-head
Who totes her bootlegged tapes about,
Thinks Philip Weiss is just far out.
| |
| |
| |
3.23
Zelf een verklaarde pacifiste
die Russisch volgt op avondschool
‘voor 't heil der wereld’ (optimiste!),
beschouwt ze Phil als haar idool,
daar hij zijn baan heeft opgegeven
‘uit eerbied voor het menselijk leven
en het gezond verstand.’ Roween
heeft pas die zaterdag, sereen
in Palo Alto met haar moeder
dinerend, van haar nieuwe vlam
gewag gemaakt. Die schrok zich lam.
‘Och, toe, Rowena laat die goede
man toch met rust, de arme ziel,
zijn leven is al zo labiel.’
| |
3.23
Herself embroiled in the peace movement
(She's taking Russian in night school
Three times a week ‘for world improvement’)
Rowena thinks Phil's ultra-cool
To leave his job for the sole reason,
‘To go on would have been high treason
To common sense and humankind.’
Last Thurday evening, when she dined
In Palo Alto with her mother,
She mentioned her new flame. ‘Oh dear!
Who is the poor man?’ ‘He lives near here.’
‘How near?’ ‘Next door.’ ‘Oh, choose some other
Quarry, Rowena. Please don't crush
Phil's poor heart into quivering mush.’
| |
3.24
Paul, die nu op een snoepje sabbelt
(de taart is op), geeft luid een gaap
en Mrs. Craven, uitgebabbeld,
wenst goede nacht. Al half in slaap,
wil Paul in bed nog voorgelezen:
een griezelsprookje moet het wezen,
liefst van het gruwelduo Grimm.
Phil speelt Klaas Vaak-ad-interim
en leest hem voor. Het akelig wrede
verhaal, merkt hij, maakt Paul niet bang,
integendeel, het duurt niet lang
of zoonlief slaapt, ziet hij tevreden.
Hij neuriet zacht Claire's lievelingslied
van Brahms voor Paul. Die hoort het niet
| |
3.24
Now Paul yawns as he nibbles candy,
And the pie's vanished, bite by bite,
And Mrs. Craven's drunk her brandy,
And the time's come to say good night.
Now they're alone, and Paul, though sleepy,
Insists Phil read him ‘Something creepy’
Out of the grisly Brothers Grimm.
Phil smooths his pillow, reads to him.
The boy ingests the gruesome diet
With equanimity, but soon
His eyes close. Now Phil hums a tune
In a voice low, unedged, and quiet
Until he sees that sleep has come:
A tune from Brahms Claire used to hum.
| |
| |
| |
3.25
Maar dit portret is te eenzijdig:
de meningen zijn over Claire
verdeeld en soms zelfs tegenstrijdig.
Claire's ouders vonden Phil vulgair,
maar trachtten toch hem te aanvaarden,
hun schoonzoon met zijn grofbesnaarde
karakter, bruusk en vol kritiek
op ‘heel die elitaire kliek
met hun society-gekwebbel’.
Zijn visies (‘revolutionair’),
zijn platte grappen (‘ordinair’),
het feit dat hij (met Kerst) bij Scrabble
eens uitgelegd had met ‘pasquil’ -
de Cabot-clan verguisde Phil.
| |
3.25
To adjust a portrait too one-sided,
I ought to state that in re Claire
Informed opinion is divided.
Her family frowned at Phil's crude air,
Then shrugged, and tried to absorb their burly,
Rogue son-in-law who, curt and surly,
Splattered (to Claire's grief) needless yolk
Upon her nest of gentlefolk.
Phil's scorn of ‘country-clubbing rabble’,
His jangling views, his uncouth jokes,
And (once, at Christmas, with Claire's folks)
His use of ‘queynte’ to win at Scrabble,
Resulted in a virtual ban
on Phil from the whole Cabot clan.
| |
3.26
Postnuptiale ergernissen,
verschil in interesse, smaak
en levensstijl - het kón niet missen:
de echtverbintenis liep spaak.
Phils energie, ooit zijn attractie,
verlamde Claire nu; haar reactie
op ruzie was zich ietsje meer
terug te trekken elke keer.
Phils oude moeder, die verbeten
voor Claire vocht vanuit Florida,
een tweede Claire kon Phil vergeten,
de scheiding was alleen zíjn schuld,
hij had geen tact en geen geduld.
| |
3.26
Post-marriage incompatibility
Of taste and style and interest,
Now hammering on life's fragility,
Exposed its contract to the test.
Phil's vigor, once his great attraction,
Exhausted Claire now; her reaction
To argument was to withdraw
Into her life and close the door.
Fiercely from Florida, Phil's mother,
Old Mrs. Weiss, defended Claire,
Declaring with a Delphic air
That Phil would never find another
Woman like her, and was to blame
For Claire's defection when it came.
| |
| |
| |
3.27
Om Paul de kwelling te besparen
van af en toe slechts elkaar zien,
bleef Claire op afstand - een loodzware
beslissing, liefdeloos misschien,
maar niet uit eigenbaat genomen:
het leed om haar verloren zoon en
verloren liefde was een juk
waaronder ze diep ging gebukt.
Kapot van Claire's keiharde houding
sloot Phil de vleugel, sleet Claire's kat,
betaalde mopperend hun schat
aan schulden af, verkocht zijn trouwring
en nam, zij 't zonder Claire onthand,
voorgoed Pauls opvoeding ter hand.
| |
3.27
To shelter Paul from the anxiety
Erratic vistis might create,
Claire remained absent. The propriety
Of this is open to debate.
But not the tilt of her intention:
Her pain and loss and apprehension
And separation from her son
Grieved her as much as anyone.
Bewildered by this harsh enstrangement,
Phil closed the piano, sold Claire's pets,
Paid off the bulk of their joint debts
And, following the rearrangement
Of his curbed state, as an unplanned
Office of love, took Paul in hand.
| |
3.28
Het toeval wil, wat maanden later,
dat een concert gegeven wordt
in Stanford, Liz haar alma mater.
Liz heeft er kaartjes voor gekocht
en belt John op om hem te strikken.
‘Sue speelt. Ed heeft me laten stikken,
al heb ik hem, in zijn gezicht,
gewezen op zijn broederplicht.’
‘Vertel me eerst eens het programma.’
‘Drie strijkkwartetten - Mozart, Brahms
en Schönberg.’ ‘Hééft iets aangenaams,
al is het wel een heel breed gamma...
Waar spelen ze?’ ‘De Harmonie.’
| |
3.28
It happens that, a few months later,
A concert of three string quartets
Draws Liz back to her alma mater.
She phones John, ‘I've got tickets, let's
Go down to Stanford. Sue'll be playing.
Ed won't be there, despite my saying
Concerns him just as much as me.
I hope Sue isn't disappointed...’
‘The program?’ ‘Mozart, Schonberg, Brahms.’
‘Ah well, that certainly has charms -
Though you know, darling, how disjointed
These jumbled periods make me feel.
Where are they playing?’ ‘Dinkelspiel.’
| |
| |
| |
3.29
‘Ik wéét het niet, Liz, Schönberg gaat er
bij mij maar moeizaam in.’ ‘Hè, toe!’
‘Oké, ik kom.’ Twee dagen later
hoort John, oprecht genietend, hoe
de leden van het Ionian Quartet
Mozart vertolken (‘Juist, zó hoort 't,
dat strijkkwartet in D,’ denkt hij,
‘warm, ingetogen en toch vrij.’)
O, Mozart, vorst der componisten,
die voor de vreugde die je schonk,
jong in een naamloos graf verzonk.
Zij die het wereldlot beslisten,
paus, koning, keizer en despoot,
zíj rotten stom, jij gaat nooit dood.
| |
3.29
‘Schonberg's an ulcer-generator.’
‘Oh, don't be stodgy, John.’ ‘OK,
It's a date honey.’ Two days later
They hear the Ionian Quartet play:
Four students. Sue draws dark and mellow
Lyrical magic from her cello
In Mozart's last quartet in D.
O loveliness, constrained and free!
Ah, Mozart, prince of music makers
Who (for the miracle you gave)
Lie buried in an unmarked grave!
Now the world movers and world shakers
- Archbishops, stewards, counts and kings
Rot voiceless, you still lend us wings.
| |
3.30
Sue's streek is warm en lyrisch, prachtig.
Liz luistert naar haar spel en pinkt
een traantje weg, hun jeugd indachtig,
goeddeels vergeten - één dag springt
eruit, toen zij en bloc, als trio,
andante eerder dan con brio,
want door Mama daartoe geprest,
muziekles namen. Het succes
was zeer verdeeld. Ed hing de lier al
snel aan de wilgen, koos de sax,
en Liz studeerde veel te laks.
Maar Sue, ster in dit Mozart-viertal,
speelt met haar schitterend talent
de sterren van het firmament.
| |
3.30
Rich, bright, enrapturing, enthralling
Tapestry! As Liz hears them play
Tears come into her eyes, recalling
The half-forgotten childhood day
When, at the insistence of her mother,
She and her sister and her brother
Were press-ganged into lessons. Ed
Soon dumped his violin, instead
Sustaining through his adolescence
(By turns) guitar, trombone, and sax.
But a melodious iridiscence
Of joy today envelops Sue
| |
| |
| |
3.31
Een droomdebuut, dit, de beloning
van jaren studie, stug en noest;
sneu dat haar moeder zo'n bekroning
juist door haar reuma missen moest.
Maar Brahms en Mozart zou Sue tapen,
want Schönberg is wat hoog gegrepen...
Zo mijmert Liz nog even voort,
tot John, zacht sakkerend, haar stoort:
‘Dat we nu eerst naar dat gejammer
van Schönberg moeten luisteren is
expres gedaan, geloof me, Liz.
Was hij ná Brahms gebracht, dan kwam er
geen hond terug... mijn Ohropax!’
‘John, stil!’ ‘Ik spreek je nog wel, straks!’
| |
3.31
‘What a magnificent requittal
For all Mom's pains. Too bad she's ill.
It's two hours' drive to the recital
Down from our place; Dad's not young. Still,
Sue said she'd tape the Mozart for them.
Oh well, I'm sure Schonberg would bore them...
John jams her thought waves to complain,
‘This sandwiched Schonberg is a pain...’
Then in a tone more sour and surly,
‘...If only they would condescend
To shift this crap to either end,
We could arrive late or leave early.
Thank God I've brought my earplugs -’ ‘John!’
‘Calm down, hon. I won't put them on.’
| |
3.32
Volgt Schönbergs cerebrale steunen,
geschuur, vindt John. Liz hoort hem steunen,
tot hij ineens opveert, verrast.
‘Wat is er?’ vraagt ze zacht. John fluistert:
‘Phil! Dáár, met Paul, zijn zoon. Liz, luister,
straks, na dit krolse-kattenkoor,
stel ik je aan hen beiden voor.’
Dus gaan ze samen even later
naar Phil, die met Paul galgje zit
te spelen op de stukken wit
van zijn programma. ‘Phil, hoe gáát het?’
‘Het gáát, John,’ glimlacht Phil. ‘Wie is...?’
‘Ik stel je aanstonds voor, Phil. Liz...
| |
3.32
Engulfed in Schonbergs cerebral clatter,
John writhes, and looks intensely ill;
Then sits up sharply. ‘What's the matter?
John - dear,’ Liz whispers. John says, ‘Phil!
That's him there - Berkeley-engineering -
His son, too - when we've finished hearing
This horror, let's go say hello.’
So in the interval they go
Over to where his friend is showing
His son the rules of tic-tac-toe
On the verso of tc program. ‘Whoa -
Philip, old buddy, how's it going?’
‘Not too bad,’ smiles Phil, ‘And this is...?’
‘Oh, let me introduce you. Liz...
| |
| |
| |
3.33
...Phil Weiss, Paul Weiss - en Liz Dorati.
Men schudt elkaar de hand. ‘Zeg, Phil,
wij geven, Liz en ik, een party,
een house-warming op vrijdag. Wil
en kun je komen dan, of walg je
van het idee... hé, is dat galgje?’
Maar Phil negeert die laatste vraag:
‘Als Paul het goed vindt, kom ik graag.’
‘En, Paul, wil jij je vader afstaan?’
‘Mij best,’ zegt Paul, ‘als ik die nacht
bij Chuck Lamont logeren mag.’
‘Phil, koffie straks?’ ‘Dat moet ik afslaan.
Ik kruip na Brahms achter het stuur:
Pauls school begint om negen uur.’
| |
3.33
.. Meet Phil - and Paul - Weiss... Liz Dorati.’
‘Hello.’ ‘A pleasure.’ ‘Say what, Phil -
The two of us are throwing a party
on Friday night. Housewarming. Will
You join us? Liz has been inviting
horrendous hordes... hey, what's that writing?’
‘Nothing,’ Phil mumbles, ‘Tic-tac-toe..
If Paul can spare me, sure, I'll go.’
‘Well, young man, will you free your father?’
‘Yes,’ Paul concedes, ‘if I can stay
With Chuck Lamont when Dad's away.’
‘Phil, coffee after this?’ ‘I'd rather
Split following the Brahms. It's late,
And Paul has school at half past eight...
| |
3.34
‘Oké, tot vrijdag dan.’ John vist een
visitekaartje op voor Phil.
‘Bedankt,’ zegt die. ‘Gôh, die celliste,
wat een talent, het maakt me stil!’
‘Liz’ zusje.’ ‘Echt?’ vraagt Phil, verbijsterd.
‘De rest is goed, Liz, maar zij rijst er
met kop en schouders boven uit.
Wat een verrukkelijk geluid -
zo puur, geen valse sentimenten,
hartstochtelijk en toch beheerst,
je zuster is vrijwel volleerd.
Doe haar vooral mijn complimenten.’
‘Die komen haar toch rechtstreeks toe?
Doe ze maar vrijdag zelf aan Sue.’
| |
3.34
...This Friday, then... What was I saying?
Oh, yes, the back of this will do
For your address... What brilliant playing!
That cellist . ‘‘She's my sister, Sue.’
‘You're serious?’ ‘Yes.’ ‘She's quite amazing.
All four are good, but without raising
Her voice above the others, she
Illuminates the other three.
No stridency, no ostentation,
Clear, moving, fine... your sister is
A marvellous musician, Liz.
Please pass on my appreciation.’
‘Tell her yourself on Friday, Phil.
She'd like that.’ ‘She'll be there?’ ‘She will’
| |
| |
| |
3.35
John neemt Phil eventjes terzijde.
‘Kom vrijdag vroeg. We drinken wat
en praten over vroeger tijden.’
‘Och, vroeger...’ reageert Phil mat.
John zucht en zegt: ‘Phil, wat ellendig
van Glaire...’ ‘Ach, John, niets is bestendig
en niets beklijft. We zijn nu echt
gescheiden sinds een week - maar, zeg
ik ga hier niet mijn leed uitkramen.
Hoe gaat het jou? Heb jij sinds kort
nog ergens tranen om gestort?’
‘Net nog om Schönberg - wat een drama!’
je bent geen steek veranderd, dus.’
| |
3.35
John nods, ‘A word, Phil... (Liz, excuse us)...
Come early - we two veterans will
Find something crazy to amuse us -
Just like old times.’ ‘Old times,’ says Phil.
John gently says, ‘PHil, I'm real sorry
About this thing with Claire... ‘‘Don't worry -
THese things are for the best. Last week
Our papers came through... Let's not speak
Of this; instead of an outporing
Of my disasters, what of you?
What's the worst trauma you've been through?’
‘This Schonberg. It's obscenely boring.’
‘Ah, John, the same cantankerous wit.
My friend, you haven't changed a bit.’
| |
3.36
John denkt: Jij wél. Met jouw ambities
zo'n baan opgeven. Niets beklijft...
Misschien dat ik na vrijdag ietsje
meer inzicht heb in wat hem drijft.’
Hij vraagt: ‘Phil, wat zei Datatronics
van je ontslagaanvrage?’ John, niks.
Ik had mijn sleutel en mijn pas
koud ingeleverd, of er was
alweer een ander,’ zegt Phil schamper.
‘Maar tussen haakjes, John, die Liz,
die méér, tenzij ik me vergis,
dan slechts je huis verwarmt... 'k heb amper
met haar gesproken, maar... zó'n meid!’
‘Bedankt,’ zegt John, verheugd, gevleid.
| |
3.36
John thinks: ‘But you've changed... your vocation
Why did you drop your job? If you
Come early for the celebration
We could clear up a thing or two.’
He asks, ‘Phil, how did Datatronics
Take up your departure? Histrionics’
‘Oh, no such luck! As soon as I
Checked in my badge and said good-bye
They took on someone else... But, really
...(Phil smiles)... to change the subject, Liz
- Your new friend... and housewarmer - is
Lovely, I think - although we've merely
Exchanged two words... I'm glad for you.’
‘Thanks, Phil!’ John's pleased; and flattered too
| |
| |
| |
3.37
Het zaallicht dooft; ze gaan weer zitten.
Zacht keelgeschraap. Brahms' strijkkwartet
in A mineur begint, heel pittig,
wordt het allegro ingezet.
Dan gaat het zingen, zó melodisch,
meeslepend, troostend en harmonisch,
zó diep doorvoeld, dat elk gemis
en elk verdriet wordt uitgewist
in een vervoerende bekoring,
tot aan het stervend slotakkoord.
Paul heeft het doodstil aangehoord.
‘Mam liet me dit ook altijd horen,’
zegt hij en glimlacht: onverwacht
heeft Brahms zijn moeder teruggebracht.
| |
3.37
The lights have dimmed. Now they're returning.
Throats clear. Brahms A Minor begins.
The brisk allegro. Then a yearning
Warm ductile length of lyric spins
Its lovely glimmering thread at leisure
Inveiglingly from measure to measure
With a continuous tenderness
So deep it smooths out all distress,
All sorrow, ravishing, beguiling..
And on and on, till silence comes.
Paul whispers, ‘That's the tune Mom hums!’
Phil's eyes are closed, but Paul is smiling,
Floating on a slow tide of Brahms,
Back in his absent mother's arms.
|
|