De Tweede Ronde. Jaargang 15(1994)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 37] [p. 37] Twee gedichten Juliën Holtrigter Lougharnes, Wales 1986 Toen, daar, halverwege de heuvel, bij het graf met de onnozele bloemen, onder invloed van de regen, de zee beneden, de drank - drijfzand, doedelzak van de dood - en de lente - verwoed toch zongen de vogels -, hielden wij elkaar overeind, elkaar kussend, te luid, veel te luid roepend: Hier ligt hij! De volgende dag kwam ik terug, alleen, nuchter - Dylan Thomas, las ik opnieuw -, om te kijken van daar naar de baai, liep ik achterwaarts door het hoge gras een vers gedolven graf in en schreeuwend, schaterlachend klom ik eruit, stond ik op, vluchtte ik beschaamd daarvandaan naar de kroeg, zijn kroeg, naar pen en papier. [pagina 38] [p. 38] Jonge berk Word je wakker met een verkeersader tussen je oren, een vuile geluidsband, geruis zonder einde, op een dag hoor je niets meer, zegt men, behalve bij zuidwestenwind, vrijwel iedere morgen: het halve land op weg naar de andere helft, om geld te maken. Kijk je uit het raam om te zien welke kant het opgaat met de wereld. Het wintert. De winter mag kalm zijn en wijd, maar is meestal bleek en leeg, uitgehold als een weg in een overbekend perspectief, met grijze bomen als afgeleefde mannen of vergeten dames, stijfjes, ja bijna gestold. Zie je op de parkeerplaats een meisje dat, zou je zeggen, zojuist een jonge vrouw is geworden, zo soepel, zo strak als een berk loopt ze daar door deze oude, vermoeide wereld. Ben je de dag doorgekomen, sluit je je ogen, zoek je het donker voorbij het denken. Vorige Volgende