| |
| |
| |
Twee lange gedichten
T.S. Eliot
(Vertaling Yke Schotanus)
Preludes
I
De winteravond nestelt zich
Met braadlucht in de smalle straten.
De peuken van berookte dagen.
Regen nu, een windvlaag kletst
Verrotte blaadren op je voet
En kranten van kaal bouwterrein.
Op klapp'rend luik en schoorsteenpijp,
En bij een rijtuig op de hoek
Staat eenzaam 't paard dat dampt en stampt.
En dan het licht in lamp na lamp.
| |
Preludes
I
The winter evening settles down
With smell of steaks in passageways.
The burnt-out ends of smoky days.
And now a gusty shower wraps
Of withered leaves about your feet
And newspapers from vacant lots;
On broken blinds and chimney-pots,
And at the corner of the street
A lonely cab-horse steams and stamps.
And then the lighting of the lamps.
II
De morgen, traag, komt bij, 't begint
Met bierlucht, oud, verschaald
Van de zaagsel-vertrapte straat
Waar menige moddervoet zich dringt
Naar een vroege koffiekraam.
Die maskerades die de tijd
Hoe ze openen 't vaal gordijn
In duizend kamers, anoniem.
II
The morning comes to consiousness
Of faint stale smells of beer
From the sawdust-trampled street
With all its muddy feet that press
With the other masquerades
One thinks of all the hands
That are raising dingy shades
In a thousand furnished rooms.
| |
| |
III
Je woelde een deken van het bed
En op je rug lag je te wachten
Je doezelde, de nacht ontspon
Die met elkaar je ziel uitmaakten;
Ze flakkerden tegen 't plafond.
En toen de wereld weer terug kwam
't Licht omhoog kroop tussen luiken door en
Je de mussen in de goten hoorde,
Zag je de straat in zo'n visioen
Dat de straat nauwelijks vatten kan;
Zittend op de bedrand, waar je
Papillotjes uit je haren draaide,
Of de gele zool van elke voet
In de palm nam van een vuile hand.
III
You tossed a blanket from the bed,
You lay upon your back, and waited;
You dozed, and watched the night revealing
The thousand sordid images
Of which your soul was constituted;
They flickered against the ceiling.
And when all the world came back
And the light crept up between the shutters
And you heard the sparrows in the gutters,
You had such a vision of the street
As the street hardly understands;
Sitting along the bed's edge, where
You curled the papers from your hair,
or clasped the yellow soles of feet
In the palms of both soiled hands.
IV
Zijn ziel, strak over luchten, grijs
Vervagend achter een blok flats
Of door gestaag geloop vertrapt
Om vier uur en rond vijf en zes.
En dikke vingers bij hun pijp
En avondkranten, ogen, vast,
Gerust op zek're zekerheid,
't Geweten van een straat die zwart
Het opgaan in de wereld wacht.
Er is iets dat mij raakt en dat
Zich krult en vasthecht rond dit beeld:
Het vaag besef van iets dat eind'loos zacht is
Eind'loos veel te lijden heeft.
Veeg je hand over je mond, en lach;
Werelden draaien als oude vrouwtjes
Brandstof vergarend op kaal bouwterrein.
IV
His soul stretched tight across the skies
That fade behind a city block,
Or trampled by insistent feet
At four and five and six o'clock;
And short square fingers stuffing pipes,
And evening newspapers, and eyes
Assured of certain certainties,
The conscience of a blackened street
Impatient to assume the world.
I am moved by fancies that are curled
Around these images, and cling:
The notion of some infinitely gentle
Infinitely suffering thing.
Wipe your hand across your mouth, and laugh;
The worlds revolve like ancient women
Gathering fuel in vacant lots.
| |
| |
| |
De holle mannen
Mistah Kurtz - he dead
A penny for the Old Guy
I
De kop vol stro. Ach, ach!
Onze dorre stemmen, wanneer
Wij fluisteren met elkaar
Zijn stil en betekenisloos
Of rattepoten op gebroken glas
Vormloos contour, kleurloze schaduw
Kracht die verlamd werd, bewegingloos gebaar;
Zij die zijn overgestoken
Met open ogen, naar doods andere Koninkrijk
Denken aan ons - zo al - niet als dolende
Harde zielen, maar alleen
| |
The Hollow Men
Mistah Kurtz - he dead
A penny for the Old Guy
I
Headpiece filled with straw. Alas!
Are quiet and meaningless
Or rats' feet over broken glass
Shape without form, shade without colour,
Paralysed force, gesture without motion;
With direct eyes, to death's other Kingdom
Remember us - if at all - not as lost
| |
| |
II
Ogen die ik in dromen niet ontmoeten durf
In doods droomkoninkrijk:
Zonlicht op wat sokkelresten
Daar staat een boom te wuiven
In de windzang, het ruisen
Laat me niet dichterbij zijn
Die uitgekiende vermommingen
Rattejas, kraaiehuid, kruishout
Die de wind in zijn greep houdt
Niet die laatste ontmoeting
II
Eyes I dare not meet in dreams
Sunlight on a broken column
There, is a tree swinging
More distant and mor solemn
Such deliberate disguises
Rat's coat, crowskin, crossed staves
Behaving as the wind behaves
| |
| |
III
Hier zijn de stenen beelden
Verheven, hier ontvangen zij
Het smeekschrift van een dodemanshand
Onder 't getwinkel van een dovende ster.
In doods andere koninkrijk
Gebeden aan verbrokkeld steen.
III
Are raised, here they recieve
The suypplication of a dead man's hand
Under the twinkle of a fading star.
Trembling with tenderness
Form prayers to broken stone.
| |
| |
IV
In dit dal van de stervende sterren
Dit gebroken kaakbeen van onze verloren koninkrijken
Op deze laatste ontmoetingsplaats
Bijeengebracht op deze oever van de helse rivier
IV
In this valley of dying stars
This broken jaw of our lost kingdoms
In this last of meeting places
Gathered on this beach of the tumid river
Of death's twilight kingdom
| |
| |
V
Zo dansen wij de cactus rond
De cactus rond de cactus rond
Zo dansen wij de cactus rond
Om klokslag vijf in de morgen.
Want van U is het Koninkrijk
Het leven duurt heel erg lang
Want van U is het Koninkrijk
Niet met een knal, maar met een zacht gejank.
V
Here we go round the prickley pear
Pricley pear prickley pear
Here we go round the prickley pear
At five o'clock in the morning.
This is the way the world ends
This is the way the world ends
This is the way the world ends
Not with a bang but a whimper.
|
|