opstond. Hij knipperde met zijn bloeddoorlopen ogen en wierp een blik over de rivier.
‘Zie je iets komen, jong?’ vroeg hij. ‘Ik verwacht bezoek.’
Tim tuurde over de lange, brede, door maanlicht overspoelde stroom die zo wit was dat zijn gezichtsveld werd uitgevaagd en doordrenkt werd in de melkachtige leegte van alles en niets.
‘Ik zie niks, oom,’ zei Tim.
‘Kijk of je een boot ziet, jong.’
Tim knipperde met zijn ogen, kneep ze toen samen en probeerde wanhopig de hallucinerende witheid uit te wissen. Eindelijk kon hij een piepklein puntje onderscheiden dat in het midden van de stroom naderde; het werd groter en groter tot het zo groot was als een mandje.
‘Het is inderdaad een boot! Een rieten boot!’ schreeuwde Tim blij. ‘Iemand zwaait naar ons!’
‘Dat is een compagnon van me, jong,’ mompelde oom Phac en knikte veelbetekenend. Hij hield zijn beide handen om zijn mond en stootte een vreemd geluid uit, net als dat van een uil, wat al gauw werd teruggekaatst door een hoger geluid uit de rieten boot. Dat wordt interessant, dacht Tim, die in zichzelf grinnikte naarmate zijn verbazing steeg.
Ze keken toe hoe een man met een tropenhelm uit de rieten boot klom en die aan de steiger vastlegde. Het was dezelfde oude soldaat, de buffelhoeder die voor oom Phac was opgekomen bij die vertoning met de overheid eerder die dag.
Oom Phac begroette de oude soldaat met een vriendschappelijk klopje op de schouder. ‘Wat een dag, kameraad!’ gniffelde hij.
‘Nou, nou,’ zei de oude soldaat. ‘Een mooie show die we daar hebben weggegeven. Kom, we moeten weer 's aan het werk.’
‘Zijn d'r nog genoeg flessen? En voldoende kurken?’
‘Van alles volop, makker.’
Op verzoek van zijn oom hielp Tim de oude soldaat twee jute zakken vol flessen uit de boot te halen. Die sleepten over het erf en maakten een rinkelend rumoer, terwijl oom Phac de weg naar het schuurtje wees. Het was de eerste keer dat Tim er binnen mocht. Binnen was het donker, maar de geur was zo onweerstaanbaar zoet en bedwelmend dat hij er wat draaierig van werd. Oom Phac streek een lucifer af en stak de stormlamp aan. Het gele licht wierp droevige schaduwen over twee grote vaten, met over elk een stromatje. Oom Phac hevelde de vloeistof over door een rubberbuis