[De Tweede Ronde 1994, nummer 2]
Voorwoord
Dit rijkvoorziene Zomernummer telt in Nederlands proza twee verhalen, van Lisette Lewin en Lodewijk Wiener. In Nederlandse poëzie, evenals in het vorige Zomernummer, voornamelijk prosodische bijdragen. De vertaler Peter Zeeman debuteert met eigen werk. In Essay een stuk van Jan Paul Hinrichs over de Estlandse letteren (geschreven voor het vorige nummer, maar per abuis niet geplaatst), een vergelijkende studie over het rijm in diverse talen van rijmlexicograaf Jaap Bakker, en een introducerend artikel over de onbekende Franse auteur André Suarès, die ook figureert in Vertaald proza. Naast hem bevat deze rubriek werk van de Amsterdamse Vietnamees Tu, de Amsterdamse Servische Snežana Bukal, en van een tweede Fransman, Raymond Gary. In Light Verse een bewerking van het fameuze Gorey's Alphabet, een nieuwe vertaling van Poe's The Raven, en bijdragen van vertrouwde namen als Drs. P en E.B. de Bruyn; als nieuwelingen signaleren we Patty Scholten en Martin de Haan.
Verreweg de grootste rubriek in dit nummer is Vertaalde poëzie, waarin vele hoogtepunten, zoals een nieuw canto van Ariosto, twaalf gedichten van Tsvetajeva, negen liefdesgedichten van Baudelaire, vijf dizijnen van Maurice Scève, vijf ‘Tristia’ van Ovidius, vijf sonnetten van Borges, en losse gedichten van Annenski, Brodski, Poesjkin en Tjoettsjev. Maar dit maal is ook minder prosodisch werk aanwezig, van Eliot, Larbaud en Trakl.
We vragen onze lezers excuus voor het wat bleke zetsel van het vorige nummer.
Redactie