De Tweede Ronde. Jaargang 15
(1994)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 170]
| |
Vijf gedichten
| |
Miks ma välismaale ei põgene
| |
[pagina 171]
| |
2Het lukt niet altijd om zwak te zijn
en rond te trekken met het dichtende dier
in jezelf, en soms
slaapt dat ook lang, en soms glijdt de liefde uit je hand,
en ben je in omstandigheden die je dwingen listig, moedig,
wreed, reuzelistig, reuzemoedig te zijn -
zoals ergens anders vast ook? Ik weet het niet.
| |
2Alati ei jõua nõrk ju ka olla
ja lohiseda luuletava loomaga endas
kaasa, ja mõnikord
puhkab ju temagi pikalt ja armastus mōnikordki libiseb peost,
ja oledki olukordades, mis sunnivad kavalaks, julgeks,
julmaks, igavkavalaks, igavjulgeks -
nagu vist igal pool mujal? ei tea.
| |
[pagina 172]
| |
3Daar staat er één met gemengd bloed,
hier Zweed, daar zigeuner,
wat Fins en Ingermanlands, Deens en Pools blauw,
Nederduitse adel, in zijn jongste jaarringen Russisch,
vermengd met kreupele geslachten uit de diepste provincie, incest,
bovendien door oorlogen en pestepidemieën
bij vlagen haast uitgeroeid, alleen
de taal heeft nog bloed, alleen de taal is nog
min of meer gezond en oud, alleen de taal werkt nog, de man
staat, de man staat, daar staat er één met gemengd bloed,
de twijfelachtige, uiterst twijfelachtige nakomeling
van jagers en zeelieden
(‘bescherm de vrijheid!’, bescherm haar, stop haar in het bos onder
het mos, verberg haar op zee) - maar
van wie stamt hij af, waar komt hij vandaan,
waar komt degene vandaan die daar staat,
de ontslapen KalevipoegGa naar voetnoot* op zijn nek, zijn benen door zijn eigen
domheid afgehakt, de vliegtuigen donderen
over zijn hoofd en hij staat daar
| |
3Seisab segavereline,
siit rootslane, sealt mustlane,
veidi sugulas-soomet ja ingerit, taani ja poola sinist,
alamsaksa aadellikkust, viimastes aastaringides venet,
sekka kolgaste lombakaid pōlvkondi, verepilastust, pealegi
sõdades, katkudes hooti peaaegu
viimseni mulda jooksnud, ainult
keel veel veritseb, ainult keel veel
enam-vähem terve ja vana, ainult keel veel käib, mees
seisab, mees seisab, seisab segavereline,
metsastajate ja meresõitjate
küsitav, vägagi küsitavjärglane
(‘varja vabadust!’, varja, vii metsa ja pista samblasse, vōta merele kaasa) - kuid
kellest on tulnud siis, kellest on jäänud,
kellest on jäänud siis see, kes siin seisab,
Kalevipoeg kadunukene kaenlas, jalad oma lolluse läbi
otsast raiutud, lennukid pea kohal
paukumas seisab
| |
[pagina 173]
| |
[Nederlands]en probeert Finoegrisch te mediteren,
het bos is dun, de zee versperd, de grens
versperd, daar staat hij
en vlecht soms een buitenlandse grap in voor de toeschouwers,
daar staat hij tussen zijn jeneverbessen en zijn gothiek,
die je nergens anders op de wereld vindt,
de jeneverbessen die juist tot zijn nek komen en de gothiek
waar hij niet meer mee verbonden is dan met een minaret.
| |
[Ests]ja proovib soomeugriliselt mediteerida,
mets hõre, meri kinni, piir
kinni, seisab
ja viskab vahel vaatajatele võõrkeelset
nalja, seisab
oma kadakate ja gootikate keskel,
mida pole kuskil mujal ilma peal,
kadakate, mis kasvavad täpselt kōrini, ja gootikate,
millega pole tal rohkem pistmist kui mōne
minaretiga.
| |
4Wat betekent ‘vluchten’ eigenlijk?
God allemachtig, ja, inderdaad, waarom ook niet,
als je niet gewoon zo weg kunt gaan
en als niemand je hier nodig heeft?
Angst en ongewoonte, angst en ongewoonte,
angst voor honger en de ongewoonte
het te redden, wat er ook gebeurt,
waar je ook terechtkomt.
| |
4Mis üldse tähendab ‘pōgenema’?
Püha taevas küll, tõepoolest, miks siis mitte,
kui niisamuti minna ei saa
ja kui sind siin keegi ei vaja?
Hirm ja võõrdumus, hirm ja võõrdumus,
näljahirm ja võõrdumus toime
tulla, saagu mis saab,
sattudes kuhu tahes.
| |
5En liefhebben en gedichten schrijven
kan men tenslotte overal en leven
kan men er tenslotte nergens van.
| |
5Ja armastada ja luuletusi kirjutada
saab lõpuks igal pool ja lõpuks
ära ei ela sellest kuskil.
| |
[pagina 174]
| |
[2]ik geloof niet dat de wereld veel van me begrijpt
ik praat over estland
ik geloof niet dat estland veel van me begrijpt
ik praat over mezelf
ik geloof niet dat ik veel van mezelf begrijp
ik praat over de wereld
| |
[Ests]ei usu et maailm mind suuremat jagab
ma räägin eestist
ei usu et eesti mind suuremat jagab
ma rāāgin endast
ei usu et ma ise end suuremat jagan
ma räägin maailmast
| |
Etude bij zonsondergang: zee. ZomerOp een draagbaar wordt de
zwaargewonde zon weggedragen.
Er vloeit bloed in de zee.
Staat u ons toe dat we hier wat op een steen zitten.
We willen wachten.
Onze grote vriend
moet een zware operatie ondergaan.
O, u kunt rustig gaan slapen.
Morgen zal hij op eigen kracht
naar u toe komen.
Dat weten we. Dat geloven we.
Maar...
staat u ons toe dat we desondanks wachten.
| |
Etüüd päikeseloojangul: Meri. SuviKanderaamil viiakse
rängasti haavatud päikest.
Merre voolab verd.
Lubage, me istume veidi siin kivil.
Ootame.
Meie suurel sõbral
on raske operatsioon.
Oi, võite rahulikult magada.
Homme tuleb ta teie juurde
omal jalal.
Me teame. Usume.
Kuid...
lubage, et ootame siiski.
| |
[pagina 175]
| |
Onder trillende espenmerkwaardige mannen
van middelbare leeftijd
bijna
hopeloze alcoholici
met treurige
trillende
trillende handen
op middelhoge ambtenaarsposten
altijd klagend
dikwijls ook hoorbaar
dat de onwetende jeugd hen eenzijdig ziet
en dat de oorlog ook geen grapje was
en dat men een gevoelloos spel met hen speelt
al zitten ze niet echt zonder brood en medicijnen
met trillende handen
met trillende handen bijna altijd
dikwijls ook zichtbaar
bijna altijd gewond
en desondanks houden ze vol
dat moet je heus
bijna zonder ironie
dat kun je heus niet anders
dan mannelijkheid noemen
| |
Värisevate haabade allkummalisi mehi
kōige küpsemas keskeas
peaaegu et
lootusetuid alkohoolikuid
vaeste
värisevate
värisevate kätega
keskmistel ametikohtadel
alatasa kurtmas
sageli kuuldavaltki
et nooremad oma teadmatuses näevad neid ühekülgselt
ja et sōda ju polnud ka nali
ja et nendega mängitakse külmalt
kuigi ravi ja leivata lausa ei jäeta
värisevate kätega
värisevate kätega peaaegu alatasa
sageli nähtavaltki
peaaegu alatasa haavatud
ja peavad sealjuures ometi vastu
seda peab tõesti
peaaegu et ilma irooniata
seda ei saa tõesti teisiti
nimetada kui mehisus
| |
[pagina 176]
| |
5eens toen ik geen kind meer was
trof de sneeuw me door zijn witheid
nergens schaduw die een kras
aanbracht op die grote witheid
wereldgroot en wereldwijd
heel de dag en heel de nacht
ijzige oneindigheid
heel de dag en heel de nacht
ja geen schaduw die een kras
aanbracht op die grote witheid
ik werd klein toen ik daar was
in de vormeloze witheid
't oog dat naar dat witte staarde
wordt door alle sneeuw verblind
en de man die ernaar staarde
wordt een pasgeboren kind
ja ik brabbel als 'k probeer
te zeggen hoe het is gegaan
elke weg die ik probeer
leidt me verder ervandaan
| |
[Ests]Jah ma nägin lumevalgust
ükskord kui ma polnud laps
ning ei kirjand seda valgust
ükski langev varjuhaps
ilma pervest ilmaperve
läbi pāeva lābi ōō
hirmuäratavalt terve
lābi pāeva lābi ōō
jah ei kirjand lumevalgust
ūkski langev varjuhaps
ning ma nägin seda valgust
sellest saati olen laps
silm mis lumevalgust vahtind
see saab lumepimedaks
mees kes lumevalgust vahtind
see saab lapseks imejaks
jah mu sõnadest saab lalin
rääkida kui proovin tast
ning kõik rajad mis ka valin
kaugemale toovad tast
|
|