De Tweede Ronde. Jaargang 15(1994)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 46] [p. 46] Vijf gedichten Kees Hermis Vijfde seizoen In de spiegel van het raam breit oma aan een auto, opa rookt pijp uit een lantarenpaal Een vuilnisman kiept emmers leeg boven zijn schrijfbureau, een spreeuw schijt op de staande klok. Het is windstil op straat De amaryllis bloeit en vrijt met een reklamebord. Over de schoorsteen - mantel glijden twee slakken die het doen. De blote hemel bloost Lunchpauze, twaalf uur Een wolk trekt aandacht door de zon heel langzaam aan te kleden Kamer en straat hernemen zich, het raam wordt weer een venster Zolang er daglicht is, bestaat het altijd durende seizoen In de ontspiegeling van dit moment vloeien de dingen terug binnen de maat van eigen werkelijkheid [pagina 47] [p. 47] Voor de volledigheid Leegland is vol te praten met zoveel holle frasen dat het er van ontploft Na de totale brand zal men doofstom bespreken hoe leeg de leegte is Hoe men zijn oor te luisteren legt; wat het verstaan er van te zeggen heeft De leegte van pleinen Alsof zij een oud, opkomend verdriet willen keren, luisteren bomen op pleinen of er voetstappen zijn en stemmen die de leegte van jaren verdrijven Maar zomers noch winters herinneren zich de dagen dat er levenden waren Hun uitgestorven kelen kleuren de luchten niet. Alleen de bomen blijven de wachters van eenzame pleinen. Troost vinden zij in wind die niet aflaat hen toe te spreken, trouw gezelschap biedt, tot in het bewegingloze zwijgend met hen praat [pagina 48] [p. 48] Antwoord Omdat hij opgevouwen leeft, weet hij niet wie hij is, ademt in losse woorden toonloos en onvolgroeid. Voortdurend tast hij af de binnenkant van zijn cocon, luistert naar waar het kraakt in zijn gepantserde bestaan. Totdat het barsten gaat, er een begin van licht ontstaat waarin hij zich ontplooien kan. Maar schielijk trekt hij zich terug in lettergrepen schemer. De vlinder in hem vlucht. Als een asceet Als een asceet die van zijn eigen stilte drinkt, is hij het brandpunt van zijn kleine universum. De grenzen daarvan liggen vast, maar in de palm van zijn hand wordt hem geleerd dat omtrekken verschuiven. Om wat hij niet kan zeggen, verkent hij behoedzaam op de tast nog onbekend gebied. Hij kijkt en luistert met zijn huid hoe men hem ziet, tegen hem praat. Hij voelt hoe leven huilt en lacht als hij zijn hand ophoudt. Vorige Volgende