De Tweede Ronde. Jaargang 15(1994)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 37] [p. 37] Drie gedichten Erik Coenen Een droom Ik sprak mijn moeder weer na lange tijd, samen gezeten in een tuin vol licht, haar wijze ogen op mijn blik gericht: vertrouwde ogen der genegenheid. Zij sprak van haar geloof en haar gewicht, ik sprak van vrienden en de Faculteit. Ik kuste haar als vóór mijn puberteit, zij streelde zachtjes over mijn gezicht. Wat toen gebeurde, noemt men meest ontwaken: de hand die streelde was niet meer van haar, het lentegras verwerd tot onderlaken. En toch is er een tuin (maar god weet waar) waar zoon en moeder net nog innig spraken en eeuwig spreken zullen met elkaar. [pagina 38] [p. 38] Werelden Zij ijlt tot mij zoals tot haar fantomen; haar oogopslag is duidelijk dement. Ik ben er met de jaren aan gewend en ben vertrouwd geraakt met de symptomen. Zij glimlacht nog, als Alzheimer-patiënt, maar om een andere wereld. Slechts in dromen kan ik haar nog als moeder tegenkomen zoals ik haar als kind nog heb gekend. Misschien dat zulk een droom een wereld weeft die wij gezamenlijk kunnen betreden; wellicht lijkt wel de waan waarin zij leeft op dromen, vrij van toekomst en verleden; maar hoe ziet 's nachts haar wereld er dan uit als slaap haar sluimerige ogen sluit? [pagina 39] [p. 39] Voor mijn moeder Het gruwelijke woord is geestesziek. Bijna niets menselijks is jou nog eigen. Je kunt niet meer het ogenblik ontstijgen, en vindt geen woorden meer voor jouw tragiek. Waar zoek jij nu die innige mystiek die jij des zondags zocht in zalig zwijgen? Je lijkt er nog een zweem van mee te krijgen van dat merkwaardig schepsel de muziek. Van tijdsbesef en onderscheid beroofd, beleef je nog de harmonie der sferen, die met ons diepste wezen concorderen zoals Pythagoras ons heeft beloofd. Wie weet heb jij het samenspel herkend tussen de geest en gans het firmament. Vorige Volgende