De Tweede Ronde. Jaargang 14
(1993)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 139]
| |
Uit: De rij (fragment)
| |
[pagina 140]
| |
- Drie, zeggen ze. - O, dat valt nog mee! Bij het Savjolovski is het één. - Dat is maar goed ook, daar heb je die provincialen die alles opkopen. - Mevrouw, stond er gisteren ook zo'n lange rij? - Bijna wel. - Was u er gisteren ook? - Ja. - Lang? - Gaat wel... - Waren ze niet al te beurs? - Eerst niet, maar later zat er van alles tussen. -Vandaag zijn de mooiste er natuurlijk ook het eerst uit, en wij krijgen de rommel. - Ze zijn allemaal hetzelfde, ik heb ze gezien. - Echt? - Ja. De rotte halen ze eruit. - Ja, ja. Dat zal wel. - Ze zijn verplicht ze eruit te halen en af te schrijven. - Gelooft u het zelf? Verplicht! Daar spekken ze lekker hun eigen zak mee... - Nou ja, we zien wel. - Daar komt die vrouw aan. Waar u achter bent. - Die lange? - Ja. - Ik ben dus achter u? - Ik denk het. Ik ben achter deze meneer. - Dan ben ik achter u. - En ik achter u. - En u achter mij, goed. Kan ik dan nu even weg? - Natuurlijk. - Ik ben zo terug, even de was ophalen... het is vlakbij... - Zijn ze vandaag tot zes uur open? -Ik dacht het wel... - O, dan kan ik straks ook nog... - Weet u misschien of ze ook kool hebben? - Nee. Die rij daar is voor sinaasappels, kool is er niet. - Die is ook nog niet goed, daar heb je niks aan. - Op de Leninski hadden ze hele mooie jonge kooltjes. - Ach ga weg! Een en al blad. | |
[pagina 141]
| |
- Jonge kool is heel gezond. - Moet je nou zien wat onbeschoft! Hé meneer, waarom laat u die mensen voorgaan? Moeten wij hier dan de hele dag staan? Dat dringt maar voor! - Die stonden er al, ze waren gewoon even weg... - Niet waar! - Wel waar, wij stonden hier al, u hoeft niet zo te schreeuwen. - Niet waar! Ik was hier al heel vroeg! - Nou, ik heb ze gezien, hoor. - Zo kan ik het ook, de halve dag wegblijven. - Volgens mij stonden ze er helemaal niet. Ik heb ze niet gezien. - Welles! - Ja hoor... - Ze stonden er al, maak u niet druk. - U bent zelf druk! - Kom, laten we nou geen herrie maken om niks. Die mensen waren gewoon even weg. Niks aan de hand... - Die is ook niet al te vlot... - Kunt u dan wat zien? - Beetje. - Die rooie voert niks uit. Gisteren was ze ook al zo sloom. - Staat er dan maar één? - Nee, twee. - Ik zie niets... - Kijk, van hier uit kunt u ze zien. - O ja. Twee. Die andere heeft wat meer pit. - Ja, die donkere werkt sneller. - Ach, ze doen het allebei goed, het is alleen erg druk. - Het is altijd druk. - En die staan nog op hun gemak uit te zoeken. - Hm... geen meter opgeschoten... - Geeft niet, zometeen gaat het sneller. - Hopelijk doen ze drie per persoon... - Doen ze wel. - Als we maar aan de beurt komen... - Wij nog wel. - Hoe laat waren ze gisteren uitverkocht? - Ik zou het niet weten, ik ben weggegaan... - Pardon, ik was toch achter u? - Nee, u was voor mij. | |
[pagina 142]
| |
- O ja! Ik ben achter u. - Ja. - Hè hè, net gehaald. - Hoezo, gaan ze dan vroeger dicht vandaag? - Ik was de laatste die erin mocht. - O jee... - Die boter, hebt u die aan de overkant gekocht? - Nee, in het centrum. -Vanochtend kostte hij daar drie vijftig, nu is hij op. - Zij hebben 's middags weleens... - 's Ochtends ook hoor... Nou, hoe zit het met die meiden. Kletskousen! - Alweer Georgiërs... Welja, mooi makkelijk! Mevrouw, niet voor laten gaan! Brutaal als de neten! - Die nemen er ieder twintig en verkopen ze weer door. - Zeker weten... Zo, heel goed. En hij mag er ook niet tussen! - Die wasserij, is die goed? -Volgens mij wel. Duurt alleen wat lang. - Hoe lang? - Maandje. - Da's lang. Maar er raakt niets weg? - Zelden. - Dat is mooi... shit, alweer een Georgiër... - Ik heb nog nooit een Georgiër in de rij zien staan. - Ik denk dat ik maar ga... - Gaat u weg? - Ja. Het is al over tweeën, en we zijn nog geen stap verder... - Bent u de laatste? - Ja. - Juffrouw, komt u maar hier staan. Hier is net een jongen weggegaan, u mag zijn plaats hebben. - O, dank u wel. - Geen dank. U moet hém bedanken. Hebt u die anjers van de markt? - Nee, uit de winkel. - Die daar rechts? - Ja. - Wat een mooie. Hebt u even geboft. - Ze waren allemaal zo groot. - Nou, ik ben zulke grote nog nooit tegengekomen. U moet een geluksvogel zijn. | |
[pagina 143]
| |
- Dat ligt toch niet aan mij. - Tuurlijk wel. Zulke mooie meisjes hebben altijd geluk. - Ach kom... Staat u hier allang? - Valt wel mee. - Gaat het langzaam? - Vanaf nu zal het beduidend sneller gaan. - Waarom? - Omdat u erbij bent gekomen. - O, o wat zijn we geestig! Een amateur-komiek. - Dat is niet aardig. Ik ben geen amateur. - O, u hebt ervoor geleerd? - Jazeker. - Waar dan? - Overal en nergens. - Zo'n beetje hap-snap? - Precies. Hoe heet u, als ik vragen mag? - Wat kan u dat schelen? - Heel veel. - Ach welnee. Ik zeg het niet. - Hè toe, doet u niet zo flauw. - Nee. - Hè toe, alstublieft. - Wat kan het u dan schelen? - Maar het kan toch geen kwaad? - Dat niet. Nou goed, ik heet Lena. - En ik Vadim. - En? - Niks, maar het lucht op. - Schei uit! - Waarmee? - Laat maar. - Wat laat maar? - Kan het niet wat rustiger, jongeman? - U hebt anders helemaal geen last van mij. - Dat geklep de hele tijd. Je kunt toch wel even je mond houden. - Hou zelf uw mond. - Zo is dat: mond houden. - Hou zelf uw mond. En maak u niet dik. - Je bent zelf dik. - Ach schei toch uit... Lena, zit jij niet toevallig op de modevakschool? | |
[pagina 144]
| |
- Goed geraden. - Geen kunst. A: die school is hier om de hoek, en B: jij bent een mooi meisje. Klopt als een bus. - Jij doet ook niet moeilijk zeg... Jemig, wat een gedrang... - Hé daar, rustig een beetje! Niet zo duwen! - Dat doen ze daar vooraan, ik doe niets! - Hè jakkes! Verdomme, kijk toch uit... - Au, straks worden we nog doodgedrukt.... menéér! Kijk nou toch uit! - Maar ik doe niks! - Wat is dit nou weer? Waarom gaan we achteruit? - Hoe kan dat nou? - Geen idee... - Hé mevrouw, wat gebeurt daar? - Ze zijn de rij aan het rechttrekken - Wat een onzin... hier stond ik een uur geleden ook al... waar is dat goed voor... - Zeg dat wel, we waren er toch bijna... - Maar zo gaat het sneller. - Ik geloof er niets van. O, dat geduw... Wat heb je daar nou aan? - Ik duw helemaal niet, ik sta gewoon. - Is hij al dicht meneer, de wasserij? - Ja. Ik zeg toch: net gehaald. - Dan zijn wij te laat. Na de middagpauze dan maar. - Lena, laat mij die tas maar dragen. - Nee hoor, hoeft niet. - Jawel, kom. - Nee echt niet, ik draag hem zelf wel. - Geef nou maar, anders pak ik hem af. - Nou, als je het dan per se wilt. Hier... - Goh wat zwaar! Dat jij die kan tillen! - Waarom niet. - Wat zit erin, halters? - Boeken. - Aha. - De tentamens zitten er net op. - Gefeliciteerd! Ik was het woord al helemaal vergeten, - Wat heb jij dan gestudeerd? - Geschiedenis. - Goh. Waar? | |
[pagina 145]
| |
- Aan de universiteit. - Wat goed. Geschiedenis, nooit een bal van gesnapt. - Dat komt alleen maar doordat je je er nooit in verdiept hebt. - Misschien. Maar eigenlijk is het wel machtig spannend, tsaren, oorlogen, gletsjers... Vadim, weet jij toevallig uit welk land ze komen? - Ze zeggen Joegoslavië. - Het zijn Tsjechische. - Weet u dat zeker? - Ik was hier toch gisteren ook. - Hoor je dat, Leen: Tsjechische. - Goed idee om de rij recht te trekken. Zo gaat het sneller. - Lijkt mij ook. - Zeg, heb jij een sigaretje voor me? - Hier. - Bedankt. - Is het een grote partij, weet jij daar iets van? - Wat ik niet weet, dat weet ik niet. - Maar komen wij nog aan de beurt? - Beste man, stel niet van die geleerde vragen. - Daar loopt iemand met nieuwe aardappels. - Van de groentewinkel zeker. - Kom ik net vandaan. Geen aardappel te bekennen. - Nee, daarvoor moet je naar de markt. - Ja, natuurlijk. Hé, joh, je laat iets vallen... - Dank u... - Nou kan je het weer naar de stomerij brengen! - Welnee, niets aan de hand... dat beetje stof... - Zeg, woon jij hier in de buurt? - In dat blok daar. - Weet je hier dan misschien een kapper? - Hoezo, wil je je prachtige haren laten verpesten? - Mag ik dat zelf weten...Au, wat dringen jullie toch. - Niet zo dringen. - Ik dring helemaal niet. Dat doen zij daar. - Mijn hele voeten zijn platgetrapt... Was er nou een kapper of niet? - Jawel, alleen niet zo dichtbij. Eh... hoe zal ik het uitleggen... je loopt rechtdoor tot halverwege dit blok en dan rechtsaf. Zo'n smal straatje. - Hoe heet het? -Weet ik niet...huppeldepupsteeg... - Dus rechtdoor en rechtsaf? | |
[pagina 146]
| |
- Ja. Maar ik kan eigenlijk beter even meelopen, anders verdwaal je. - Hoeft niet, ik vind het wel. - Kom op. - En de rij dan? - Denk je dat onze beurt straks voorbij is? Kom nou! Goh, wat zijn er veel bijgekomen... - Jeetje. Er komt geen eind aan. - Kunnen wij een half uurtje weg? - Ja hoor. - Kom mee. - Ja, ja... Geen zin om te staan... - Geef ze eens ongelijk. Die jongelui vervelen zich kapot. - Wij niet soms? - Zij lekker rondlopen, en wij hier puffen van de hitte. - Ja, het is om te stikken... Het was net toch bewolkt, maar nu... niet te harden! - Wat was er voorspeld? - Drieëntwintig graden. - Volgens mij is het nu wel vijfentwintig. - Welnee, lang niet. - O jawel, zéker. - Dat lijkt maar zo. Er is geen wind, dat maakt het benauwd. - Vreemd. Die populieren bewegen, maar je voelt de wind niet. Nergens verkoeling. - Nogal wiedes, in de stad, met al dat stof en asfalt... Bij een rivier ja, op het gras... - Straks krijgen we schaduw van die huizen... - Dat duurt nog wel even... er zit helemaal geen beweging in... - Wel waar. We hebben die afvalbak al achter ons. - Volgens mij was die altijd al achter ons. - O nee hoor. - Zal ik maar eens een ijsje gaan kopen... Ik ben even weg - Kunt u er voor mij ook een meebrengen. Van 28 kopeke. Hier hebt u geld... - Goed. - Als het niet teveel moeite is... - Helemaal niet... - Misschien staat er voor het ijs ook wel een rij. -Ja, een kleintje, maar dat geeft niet. - Kijk die met haar jas aan. Dan ben je wel goed gek. | |
[pagina 147]
| |
- Zeg dat wel... - Ze zal het koud hebben. Er zijn van die ziektes. - Weet u ook... weet u wat voor kleuren ze hebben? - Verschillende. - Lichtbruin vooral, schijnt het. - Geen donkere kleuren? - Ja, ook. - Gelukkig. - Ik wou eigenlijk wel iets donkers. - Het is afwachten.. het wisselt. - Ja, het is maar net wat ze hebben. - Pardon, ik stond toch achter u? - Nee, u bent achter die mevrouw. - O ja. - Eerst weggaan, en het dan nog niet eens weten... - Wat gebeurt daar... - Wat dan? - Die vrouw daar... waarom schreeuwt ze zo... - Er dringt iemand voor... - Waar komt die nou weer vandaan... - Heel goed... - Wat een idioot... - Gewoon wegjagen zo'n vent... - Allemaal tijdverlies. - Hier is een mooi plekje voor uw tas. Op dit muurtje. - Inderdaad. - Gisteren kon je ze in het centrum krijgen, schijnt het. - Daar kom je nooit aan de beurt. - Maar wel allemaal donkerbruine. - Echt? - Ja. - Soms zijn ze ineens ergens, maar je kunt toch niet ruiken waar. - Hier komen ze ook maar uit de lucht vallen... ik had ze bijna gemist... - Ik heb het van mijn buurvrouw gehoord. Gisteren. - En die had het zeker van de verkopers? - Weet ik niet... - Jezus, wat doen ze er lang over... |
|