De Tweede Ronde. Jaargang 14
(1993)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 113]
| |
De gast uit Zuid-Amerika
| |
[pagina 114]
| |
‘Excuseer, waar hebt u dat kostuum vandaan?’ ‘Uit Buenos Aires,’ antwoordde de huilende gentleman. ‘En uw das?’ ‘Uit Montevideo.’ ‘Maar wie bent u dan?’ riep Podlinnik uit. ‘Ik ben Horatios Fjodorenkos,’ antwoordde de gentleman. ‘Uit Kolokolamsk.’ De verrukking van de corporatievoorzitter was grenzeloos. Hij greep de roze dikkerd bij zijn middel, tilde hem op, kuste hem luidruchtig en stelde luid vragen. Tien minuten later wist Podlinnik alles. Gerasim Fjodorenko was dertig jaar daarvóór uit Kolokolamsk vertrokken, had een diamantmijn aangeboord en was schat- en schatrijk geworden. Maar al zwervend over de steppen van Zuid-Amerika droomde Horatios van - al was het maar één blik - een weerzien met zijn geboortestad Kolokolamsk. En nu was hij hier en huilde van geluk. De huldiging van de stadgenoot vond plaats in de registratiezaal van de Gemilitariseerde Cursussen voor Declamatie en Zang. Horatios Ivanovitsj vulde een ere-formulier in dat in een geiteleren map zat en wisselde zoenen uit met cursusdirecteur Sindik-Bugajevski. Tijdens het informele gedeelte van de plechtigheid danste Fjodorenkos de kazatsjok. Met kronkelende rug trappelde hij zachtjes met zijn gummi schoenzolen. Bij het ochtendgloren besloot de vertederde Horatios zijn komst naar Kolokolamsk te vereeuwigen met de bouwvan een eenendertig verdiepingen hoge wolkenkrabber voor haar bewoners. ‘Liegbeest!’ riepen dezen en jonasten de gast. ‘Alles goed en wel, maar dat van die wolkenkrabber is een leugen. Zulke gebouwen zijn onnatuurlijk.’ Hoe groot echter was hun verbazing toen nog geen week later op het Ledenplein hijskranen verschenen. Uit gouvernementshoofdsteden arriveerden hele colonnes technici, ingenieurs en bouwvakkers. Horatios zelf leidde de bouw. Gekleed in een blauw canvas doorwerkpak liep hij vakkundig te schelden in een vreemde mengeling van Russisch en Spaans. De burgers van Kolokolamsk keken spottend toe. Met de blik van een pruilende jarige liepen ze om de bouw heen, ze beperkten zich tot het stelen van bouwmateriaal om de kachel te stoken en uitten hun misnoegen over de trage voortgang van het werk. Na krap twee maanden was de wolkenkrabber bijna klaar. De eenendertigste verdieping boorde zich de wolken in. Diep onder de | |
[pagina 115]
| |
grond werden de liftmotoren nog geïnstalleerd. In het vierkante vensterglas van de laagste verdiepingen spiegelden zich de sluimerende wouden en meren uit de omstreken van Kolokolamsk. En de ramen van de vierentwintigste verdieping weerspiegelden zelfs de gouvernementshoofdstad, 180 kilometer verderop. Enkel het installeren van de verwarmingsketels, het plaatsen van de porseleinen wc's en het aansluiten van de fornuizen op het interne elektriciteitsnet moest nog gebeuren. Bovendien wachtten nog enkele details op afwerking, absoluut noodzakelijk voor de bewoonbaarheid van zo'n groot gebouw. Op dat moment verspreidde zich het gerucht dat Nikita Psov die nacht op eigen houtje met heel zijn huishouden - kettinghond incluis - het gebouw was binnengetrokken en, zo zei men, de beste woning had ingepikt. Het hondehok stond op de gang in het trapportaal. Dit volstond om de burgers van Kolokolamsk, brandend van ongeduld, als lava naar het onvoltooide bouwwerk te stuwen om een woning te veroveren. Onderweg liepen ze monteurs en voormannen van de sokken. Tevergeefs riep Horatios Fjodorenkos zijn medeburgers op tot bezinning. Blootshoofds stond hij bij de koperbeslagen hoofdingang en schreeuwde: ‘Militios!’ Maar de burgers, die zich al aan het installeren waren, grinnikten slechts en Horatios Ivanovitsj incasseerde pijnlijke stoten van hun bijzettafels en britsen. Fjodorenkos reisde af. Zijn vertrek werd niet eens opgemerkt. In het flatgebouw werd heel Kolokolamsk ondergebracht: de bevolking, de bierlokalen, de instanties, de runderen en het pluimvee. Het militiebureau en de talrijke boudoirs ter ontnuchtering van de burgerij werden midden in het gebouw ondergebracht, op de zestiende etage. Conform de bewonerseis werden de bierlokalen evenredig over het gebouw verdeeld en om ze ten snelste te kunnen bereiken was het toegestaan de rij voor de lift te couperen. De snelliften - dat waren de grootste - kregen de functie van rundveevervoer. Elke ochtend jaagde de boer zijn koeien de lift in en liet ze beneden los, de wei in. Aanvankelijk gaven de dolblije burgers zich over aan mateloos feestvieren. Als een regelmatige bloedsomloop circuleerden ze door de wolkenkrabber: van de woning naar het dichtstbijzijnde bierlokaal, vervolgens naar het ontnuchteringsboudoir, dan naar de militie voor het proces-verbaal, daarna naar de begane grond - de rechtbank - en | |
[pagina 116]
| |
enslotte naar de achtentwintigste verdieping - de gevangenis. Het gefeest maakte plaats voor het leven van alledag. 's Ochtends waren op alle verdiepingen bijlen in de weer. De bewoners hakten de tussenwanden tot brandhout, waarmee ze hun van thuis meegebrachte noodkacheltjes stookten. De buizen van de onvoltooide centrale verwarming verwerkten de burgers tot bedden. Van het koperen hang- en sluitwerk maakten ze aanstekers en verkochten deze thuiswerkprodukten aan het gouvernementele handelscentrum. Over de gelakte trapleuningen hing de was te drogen en in de marmeren trapportalen werden houten boerderijprivaten opgetrokken. Nikita Psov van de achttiende etage kreeg heimwee naar het Kolokolamskse buitenleven en nam de lift om hout te gaan hakken. Zijn bijl bleef achter een knopje haken en de lift snelde er vandoor maar bleef onophoudelijk op en neer gaan. De burgers dromden samen in het marmeren trappehuis om het dolgedraaide toestel te bekijken. Hun blikken verrieden wantrouwen in de techniek. Psovs vrouw, een vreselijk dom mens, rende op-en-neer de lift achterna en schreeuwde: ‘Nikita! Geef me tenminste de sleutel! Zo kan ik er niet in!’ Ze braken de deur van de Psovs open. Nu afsluiten onmogelijk was, haalden dieven diezelfde nacht nog de hele woning leeg. Hoofdverdachte was de vierde verdieping, die buitengewoon louche was en al het ‘Ravenest’ werd genoemd. De lift stoppen lukte pas een dag later, 's avonds, door het stroomaggregaat onklaar te maken. Het gebouw was nu in duisternis gehuld. Toen Nikita Psov meer dood dan levend uit de lift werd gesleept, steunde hij boosaardig: ‘Zo'n flat is niks voor ons! Allemaal de schuld van dat internationale heerschap!’ Toen hij bovendien zijn leeggejatte woning onder ogen kreeg, verliet hij de wolkenkrabber onmiddellijk, terug naar zijn oude boerenhut, maar gooide eerst alle ruiten van het gehate ‘Ravenest’ aan diggelen. Verdreven door de kou namen de ‘nestbewoners’ met geweld bezit van de vijfde verdieping, waar de aanzienlijk uitgebreide Cursussen voor Declamatie waren ondergebracht. De Cursisten vervielen tot straatschenderij. Het donkere trappehuis werd tot roversdomein. Alleenstaande burgers werden van hun pelsmantels en overschoenen beroofd. In de woning van de Podlinnikovs - de afvoerbuizen waren stuk - | |
[pagina 117]
| |
op de afgelegen eenendertigste verdieping vond een overval plaats. Doodsbang volgde de directeur van de dekmantel-corporatie het voorbeeld van Nikita Psov. Bij het woningbeheer verklaarde hij bang te zijn zo hoog te wonen en last te hebben van vocht bij laaghangende bewolking. Drie dagen later was de wolkenkrabber volkomen verlaten. Op de militie na, maar na enige tijd vertrok ook die. Geleidelijk aan werd alles wat aan de wolkenkrabber los en vast zat naar de boerenhutten gesleept. Van het gebouw hield slechts het geraamte stand. De zwarte vierkante ramen keken somber uit over de sluimerende bossen en meren uit de omstreken van Kolokolamsk en de ruiten van de vierendertigste verdieping hadden opgehouden de gouvernementshoofdstad te weerspiegelen. |
|