‘Ja, die is wel goed, denk ik.’
Door zo onmogelijk koel te blijven, kalmeerde ze me.
‘Zijn ze hier dan niet tevreden mee?’
‘Jaa, maar...’
‘Maar...?’
Ze keek ernaar, weinig overtuigd.
‘Kan je die dan niet uitwerken?’ praatte ik maar wat, intussen verbaasde ik me nog steeds over haar kalmte, dat ze geen aandacht had geschonken aan mijn uitbarsting en beledigingen.
‘Zou kunnen.’
‘Ik vind... tja, het is hem helemaal: Hamlet suffering the winds of heaven,’ glimlachte ik.
‘Er zit teveel kijkwerk in, teveel details.’
‘Welnee,’ zei ik, ‘voor een affiche bedoel je?’
‘Laat me er nog één proberen. De laatste.’
Walgend wendde ik mij af.
Ze kwam achter mij staan, spreidde haar armen om mijn middel, drukte zich tegen me aan, streelde over mijn navel en leunde met haar hoofd op mijn nek, wat mij razend gelukkig maakte.
Ze was onweerstaanbaar.
‘Nog één schets. Heb je zin om daarna met mij naar “Het Dode Hert” te gaan? Je kan wel een borrel gebruiken, lijkt me. Okay?’
‘Okay,’ echode ik slaafs en ging weer als een ezel op dezelfde plek staan.
‘Probeer maar iets anders,’ riep ze toen ze zag met hoeveel onwil ik mij weer vooroverboog.
Ik ging wijdbeens staan, uitdagend, een hand in de zij, de kin achterover, pompende adem, met een wrede, verkrampte grimas erbij.
Ze sprong uit haar stoel overeind.
‘Fantastisch! En nu rukken!’
Ze begon alvast te schetsen.
Rukken?
Ik begon te rukken, heb nooit gedurfd in het aangezicht van een vrouw mij te laten gaan, maar het moment leek nu rijp. Prachtig, dacht ik, niet zonder enige adresloze wraakgevoelens, ik zal haar laten zien wat rukken is!
Maar het lukte me niet.
Het kost je jaren voordat je enigszins thuis bent in de gedachtenwereld van Hamlet. Lullig om te rukken met een plasser, een botloos dingetje in je hand in plaats van een stijve lul.