De Tweede Ronde. Jaargang 14(1993)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 31] [p. 31] Nederlandse poëzie [pagina 32] [p. 32] Twee gedichten Lut de Block Man van mijn lijf hangt in een lus van slaap. Ik hou het been stijf. Wat koester ik verdriet van vroeger dat ik niet wil laten wijken. Ben ik soms bang op hem te lijken als hij straks tast naar mij, in een vermoeid gebaar me vatten wil en onderhuids mijn weerstand voelt. De valkuil van het bed, de strik die ik heb uitgezet terwijl ik straks mijn rug zal keren. Geen buit, geen bloed. Het kind werd ingekuild, de vos gekeeld. Ik moker op hem los alsof ik uit zijn harde spieren het melkzuur zuig dat ik voor honing hou. [Er slaapt een man in huis] Er slaapt een man in huis. Soms noem ik hem de mijne. Hij neemt fauteuil en ether in, hij snijdt mijn adem af. Dan sluip ik nors de kamer uit, het werd te veel de zijne. Te veel zijn lucht, zijn bloed, zijn brood dat ik wel eten moet. De hand die ik dan bijt en die me steeds weer voedt. En dat ik zwaarder werd van heupen met de jaren. Dat is het kind van hem dat ik al eeuwen broed en wellicht nooit zal baren. Alleen de man zuigt zog, hij sloeg de diepste wond. Hij scherpt mijn bloedbaan aan en zet mijn angels klem. Van alle huizen woon ik liefst in hem. Vorige Volgende