voor de tweede benadering. Het blijft hoe dan ook vervelend, maar er staat tenminste niet op mijn voorhoofd geschreven hoe vervelend ik de situatie vind.
De verkoopster is een vrouw van rond de veertig met een vettig glimmend gezicht en ongekamd zwart haar. Dat ze van boeken houdt, wordt onmiddellijk duidelijk door het gebaar waarmee ze met de mouw van haar stofjas even over het omslag veegt als ze het gevraagde boek van de plank haalt.
‘Een heel mooi boek,’ zegt ze terwijl ze het aanreikt.
‘Echt waar?’ vraag ik. ‘Hebt u het uitgelezen?’
‘Helemaal,’ zegt ze.
‘En het is echt heel goed?’ vraag ik, want zoiets kun je beter twee keer gezegd krijgen.
‘Het is een goed boek,’ zegt ze nadrukkelijk.
Ik sla het op alsof ik het vluchtig wil inzien.
‘Dan wil ik graag nog vijf exemplaren,’ zeg ik.
‘Vijf stuks?’ vraagt ze, terwijl ze me aankijkt.
‘Ja, vijf,’ zeg ik een beetje verlegen.
‘U bedoelt, in totaal zes stuks?’ vraagt ze met onrust in haar stem.
‘Als dat zou kunnen,’ zeg ik.
‘Dat kan,’ mompelt zij en kijkt mij van achter haar bril verschrikt aan.
Traag grijpt ze achter zich, waar op de plank nog twee exemplaren met hun schouders tegen hun buren aangeleund staan. Ze veegt met haar mouw even over de buitenkant en legt de boeken voor mij neer. Hoopvol kijkt ze mij aan; ze verwacht waarschijnlijk dat ik genoegen neem met drie exemplaren.
Maar met drie exemplaren kan ik domweg geen genoegen nemen, ik moet er immers zes hebben. Een voor een neem ik de boeken in mijn handen, lees het titelblad, en nadat ik mij ervan heb overtuigd dat de tekst overal letterlijk dezelfde is, leg ik ze weer op een stapeltje. En wacht.
‘Dus u wilt er nog drie?’
‘Ja, graag.’
‘Is het voor een school?’ probeert ze mij te peilen.
‘Nee,’ zeg ik. ‘Alleen voor mezelf.’
‘Precies,’ zegt ze zenuwachtig en onzeker.
Zienderogen verandert haar gedrag. Ze pakt een ladder, klimt naar boven en komt met een stel boeken naar beneden. Niet één stofomslag wordt schoongeveegd. Terwijl ze een bon voor me uitschrijft,