De Tweede Ronde. Jaargang 14
(1993)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 47]
| |
De onvolmaakte genieting
| |
The Imperfect EnjoymentNaked she lay, clasped in my longing arms,
I filled with love, and she all over charms;
Both equally inspired with eager fire,
Melting through kindness, flaming in desire,
With arms, legs, lips close clinging to embrace,
She clips me to her breast, and sucks me to her face.
Her nimble tongue, Love's lesser lightning, played
Within my mouth, and to my thoughts conveyed
Swift orders that I should prepare to throw
The all-dissolving thunderbolt below.
My fluttering soul, sprung with the pointed kiss,
Hangs hovering o'er her balmy brinks of bliss.
But whilst her busy hand would guide that part
Which should convey my soul up to her heart,
In liquid raptures I dissolve all o'er,
Melt into sperm, and spend at every pore.
| |
[pagina 48]
| |
[Nederlands]Elk deel van haar had mij daar opgejut:
Haar hand, haar voet, haar blik zelfs is een kut.
Glimlachend kreunt zij, liefbedoelde straf,
En veegt de kleffe pret haar lichaam af.
Zij tongt mijn borst (wat hijgt die!) op en neer
En roept al kussend: ‘Is er dan niet meer?
Liefde en hartstocht zijn hiermee gehuldigd;
Zijn wij dan niets aan het genot verschuldigd?’
Maar ik, verslagen, triest als géén voor dezen,
Probeer vergeefs haar toegedaan te wezen:
Ik zucht, helaas! en kus, maar kan niet kezen.
Gretigheid doet mijn eerste poging kwaad,
Schaamte belet daarna opnieuw de daad,
Woede bevestigt: ik ben buiten staat.
Haar handje zelfs, dat koude heremieten
Verhitten kon, grijsaards weer doen genieten,
Bedient mijn dode sintel zonder zin,
Want as blijft as, geen vuur schiet er meer in.
Trillend, verward, wanhopig, droog en slap
Lig ik daar als een uitgekotste hap.
Mijn liefdespijl, waarvan het puntig hoofd
Tienduizend maagdenvliezen heeft gekloofd,
Die de natuur zo kunstig wist te maken
Dat hij door elke kut elk hart kon raken -
Zorgeloos placht de stijfkop in te gaan
Tot vrouw of man; niets kon zijn drift weerstaan,
Wat hij doordrong kwam er als kut vandaan -
Ligt lusteloos, geen roze fris ontloken,
| |
[Engels]A touch from any part of her had done 't:
Her hand, her foot, her very look 's a cunt.
Smiling, she chides in a kind murmuring noise,
And from her body wipes me clammy joys,
When, with a thousand kisses wandering o'er
My panting bosom, ‘Is there then no more?’
She cries. ‘All this to love and rapture's due;
Must we not pay a debt to pleasure too?’
But I, the most forlorn, lost man alive,
To show my wished obedience vainly strive:
I sigh, alas! and kiss, but cannot swive.
Eager desires confound my first intent,
Succeeding shame does more success prevent,
And rage at last confirms me impotent.
Ev'n her fair hand, which might bid heat return
To frozen age, and make cold hermits burn,
Applied to my dead cinder, warms no more
Than fire to ashes could past flames restore.
Trembling, confused, despairing,limber, dry,
A wishing, weak, unmoving lump I lie.
This dart of love, whose piercing point, oft tried,
With virgin blood ten thousand maids have dyed;
Which nature still directed with such art
That it through every cunt reached every heart -
Stiffly resolved, 'twould carelessly invade
Woman or man, nor ought its fury stayed:
Where'er it pierced, a cunt it found or made -
Now languid lies in this unhappy hour,
| |
[pagina 49]
| |
[Nederlands]Maar een verdorde bloem, van sap verstoken.
Jij, laf verzaker van mijn ideaal,
Mijn lusten fnuikend, voor mijn faam fataal,
Wat voor een miss'lijke magie maakt jou
Ontrouw aan liefde, maar aan geilheid trouw?
Welke vulgaire hoer van een paar cent
Is ooit tevoor door jou zo vuig miskend?
Als ontucht, ziekte of schandaal 't bevelen,
Sta je serviel klaar om poot-aan te spelen!
Zoals een ruig straatvechter bakkeleit,
Knokt, bekkesnijdt en erop losrammeit,
Maar roepen hem zijn Vorst en vaderland,
Dan krimpt de schoft en steekt zijn kop in 't zand;
Zo staat jouw brute kracht hier aan de kaak:
In elke hoerengribus schiet hij raak,
Maar commandeert Prins Liefde tot de aanval,
Dan, hoogverrader, blijkt dat jij niet staan zal.
Mijn slechtste deel, voortaan mijn meest gehate,
Banale neukpaal, waar langs alle straten
Een hoer haar jeukend kutwerk klaar op sjort
Zoals een varken dat zich schurkt en knort:
Dat harde sjankers jou nu mores leren,
Slijmige druipers jou totaal verteren,
Dat pispijn, dat graveel jou staag afpeigert,
Dat zeiken jou ontzegd blijft, die laf weigert
Te steigeren als ik sméék dat je steigert.
En dat tienduizend pikken, fier in touw,
Corinna recht doen, gekleineerd door jou.
| |
[Engels]Shrunk up and sapless like a withered flower.
Thou treacherous, base deserter of my flame,
False to my passion, fatal to my fame,
Through what mistaken magie doest thou prove
So true to lewdness, so untrue to love?
What oyster-cinder-beggar-common whore
Didst thou e'er fail in all thy life before?
When vice, disease, and scandal lead the way,
With what officious haste dost thou obey!
Like a rude, roaring hector in the streets
Who scuffles, cuffs, and justles all he meets,
But if his King or country claim his aid,
The rakehell villain shrinks and hides his head;
Ev'n so thy brutal valour is displayed,
Breaks every stew, does each small whore invade,
But when great Love the onset does command,
Base recreant to thy prince, thou dar'st not stand.
Worst part of me, and henceforth hated most,
Through all the town a common fucking post,
On whom each whore relieves her tingling cunt
As hogs on gates do rub themselves and grunt,
Mayst thou to ravenous chancres be a prey,
Or in consuming weepings waste away;
May strangury and stone thy days attend;
May'st thou ne'er piss, who didst refuse to spend
When all my joys did on false thee depend.
And may ten thousand abler pricks agree
To do the wronged Corinna right for thee.
|
|