De Tweede Ronde. Jaargang 14
(1993)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 158]
| |
Vertaalde poëzie | |
[pagina 159]
| |
Drie gedichten
| |
Come BackCome back to me.
The road is waiting quietly outside your door,
the wind is blowing the leaves this way.
It is late afternoon,
the best time for making love; half the world
is sleeping now: no longer sad
the violins fit
into their velvet cases, and lovers there
must do without their eyes.
Come back. I want to tell you how
all of the things I only half-believed before
are true, I want to find
that part of you I never touched
and make it blossom,
I want the clock to count the hours as seconds
until your sorrow is forgotten.
| |
[pagina 160]
| |
[Nederlands]Kom terug.
Kijk niet naar het zonlicht dat luiwammest op straat,
wacht niet tot er fruit groeit zonder schil.
Je kent de weg,
de hitte in het vlees laat in de middag,
de smaak van zout,
en het gezicht dat in je ogen past.
Ik wil weer weten hoe het is
om je woorden in te ademen.
Ik wil weer weten
hoe het voelt
te worden uitgepeld en levend opgegeten, keer op keer.
| |
[Engels]Come back.
Don't watch the sunlight lazing in the street,
don't wait for fruit to grow without a rind.
You know the way,
the heat that's in the flesh by afternoon,
the taste of salt,
the face that fits into your eyes.
I want to know, again,
what it's like to breathe your words;
I want to know, once more,
how it feels
to be peeled and eaten whole, time after time.
| |
[pagina 161]
| |
Je schaduwAls het dag wordt
is hij al bezeten,
helemaal in het zwart alsof hij je
begrafenis verwacht
en een graf probeert te zijn.
Heel de ochtend probeert de zon je af te leiden,
stelt bergen ten toon, biedt
bloemen aan,
brandt hem dan, woedend,
bijna de vernieling in,
om twaalf uur, als hij wegkruipt
onder je voeten.
Maar kijk: hij komt terug,
enorm, superieur, verfrist door mislukking
en rust
en snuffelt voor je uit als een hond
of kruipt languit,
achter je aan, op straat, en gluurt
onder rokken.
Hij vindt jou maar dik, een dwerg, beneden
elk peil;
en, dromend van overwinning,
strekt hij zijn lange tentakels uit naar anderen
en rukt
tot je laatste krachten je begeven.
Je enige hoop:
draai snel een licht aan,
dan kan je, als visser, een glibberige vangst
vasthouden
zoals dat rare ding
dat nog steeds uit mijn raam tracht
te klimmen -
verslagen,
maar niet voor lang.
| |
Your ShadowAt daylight
it is already obsessed,
wearing black as if expecting your
funeral
and trying to be a grave.
All morning the sun tries to distract,
displaying mountains, offering
flowers,
then, furious,
burns it within an inch of life
at noon, when it crawls in under
your feet.
But watch: it returns
vast, superior, freshened by failure
and rest,
and noses ahead of you like a dog
or lags behind,
sprawling on the pavement peering
up dresses.
It sees you as fat, dwarfish, beneath
contempt;
and, dreaming of victory,
stretches its long tentacles to others,
pulling
until your last strength goes.
Your only hope:
turn on a light, quickly,
then, a fisherman, you can hold a
slithering catch
like this strange thing
still clambering to get out my
window -
defeated,
though not for long.
| |
[pagina 162]
| |
De gaveOp een dag arriveert de gave - voor je deur,
achtergelaten op een kozijn, in de brievenbus,
of in de gang, veel te zwaar om te tillen.
Je postbode haalt zijn schouders op, de politie
raadpleegt een verordening, en de kat miauwt.
Geen naam, geen handtekening, en geen adres,
alleen, ‘Voor jou, mijn liefste, mijn alles...’
Een dag past het plezierig in je broekzak,
dan vult het de achtertuin als een lentemiddag.
Het is er als je maandag op je werk komt -
is je al voor, of achtergelaten
tussen de papieren, dossiers en foto's;
en zaten er sporen van lippestift op de zijkant
of zijn die net verschenen? Wat een kopzorg!
En, wat nog erger is, je gaat over de tong:
| |
The GiftOne day the gift arrives - outside your door,
left on a windowsill, inside the mailbox,
or in the hallway, far too large to lift.
Your postman shrugs his shoulders, the police
consult a statute, and the cat miaows.
No name, no signature, and no address,
only, ‘To you, my dearest one, my all...’
One day it fits snugly in your pocket,
then fills the backyard like afternoon in Spring.
Monday morning, and it's there at work -
already ahead of you, or left behind
amongst the papers, files and photographs;
and were there lipstick smudges down the side
or have they just appeared? What a headache!
And worse, people have begun to talk:
| |
[pagina 163]
| |
[Nederlands]‘Jij boft ook!’ zeggen ze, soms rollen ze met hun ogen.
's Avonds doorpluisje de telefoongids,
(een glas strokleurige wijn op het bureau)
nog steeds hoop je op een vergeten naam te stuiten.
Maar 's morgens ben je gelukkiger dan voorheen -
door de gave zit je tenslotte goed voor het leven.
Onmogelijk om nog te zeggen wat gegeven was
en wat niet: dradige regen op het raam,
Diderot's Ouvres met goudopdruk op de plank,
de aardbei dromend in een champagnefluit -
waren zij een deel van de gave of van iets anders?
Of komt de gave nog, is ze onderweg?
| |
[Engels]‘You lucky thing!’ they say, or roll their eyes.
Evenings find you combing the directory,
(a glass of straw-coloured wine upon the desk)
still hoping to chance on a forgotten name.
Yet mornings see you happier than before -
after all, the gift has sa you up for life.
Impossible to tell, now, what was given
and what was not: slivers of rain on the window,
that gold tooled Oeuvres of Diderot on the shelf,
the strawberry dreaming in a champagne flute -
were they pan of the gift or something else;
Or is the gift still coming, on its way?
|
|