De Tweede Ronde. Jaargang 14
(1993)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 154]
| |
Buren
| |
[pagina 155]
| |
werkte. Hij keek vol walging toe als het buurjongetje op straat urineerde. Een keer zag hij hem de kat besproeien vanaf het afstapje achter het huis. Het hoofd van het kind werd regelmatig geschoren, om zijn haar dik te laten worden, nam hij aan. Het jongetje stond bij het hek en alleen zijn kobaltblauwe ogen waren te zien; de jonge man werd er zenuwachtig van. In de herfst haalde het jonge stel de rommel uit de achtertuin en spitte en bemestte de grond terwijl de buren openlijk en bedachtzaam toekeken. Ze plantten prei, uien, kool, spruitjes en tuinbonen en dit bracht de buren er toe naar het hek te komen en raad te geven over de ruimte tussen de planten, over doppen en composteren. De jonge man ergerde zich aan hun bemoeizucht, maar lette goed op wat er gezegd werd. Zijn vrouw was dapper genoeg om over het stekeltjeshaar van het kind te strijken en de grote vrouw met de zwarte ogen en de slagersarmen gaf haar een zak knoflookteentjes om te planten. Niet lang daarna bouwde het jonge stel een kippenhok. De buren stonden toe te kijken toen het instortte. De Poolse weduwnaar glipte ongevraagd door het hek en bouwde het weer voor hen op. Ze verstonden geen woord van wat hij zei. Toen de herfst overging in de winter en de vermiljoene zonsondergangen gevolgd werden door een plotselinge, donkere schemering die vergezeld ging van de geur van houtvuren en het gekraai van hanen die het einde van de dag aankondigden, beseften de jonge man en de jonge vrouw dat ze teruglachten naar de buren. Ze boden kool aan en kregen grappa en brandhout. De jonge man werkte gestaag verder aan zijn proefschrift over de ontwikkeling van de twintigste-eeuwse roman. Hij kookte voor zijn vrouw en luisterde naar haar verhalen over excentrieke patiënten en incompetent ziekenhuispersoneel. Op straat sloegen ze hun ogen niet langer neer. Ze voelden zich superieur en trots als hun ouders op bezoek kwamen en geschokte blikken over het hek wierpen. 's Winters hielden ze eenden, grote, stille, muskuseenden die vet stonden te worden in de regen. In het voorjaar liet de Macedonische familie zien hoe ze die moesten slachten, plukken en schoonmaken. Ze zaten met zijn allen op blokken hout en omgekeerde emmers en vertelden verhalen die amper begrepen werden; de mannen slachtten, de vrouwen plukten, zoals vereist was. In de nevel van dons en stoom en gebrekkige dialoog voelden de jonge man en de jonge vrouw zich als bedwelmd. De kat speelde met afgehakte koppen, het | |
[pagina 156]
| |
kind trok aan de staart van de kat. De nieuwkomers beseften opeens dat ze zelf aan het schreeuwen waren. Maar op een zwangerschap hadden ze niet gerekend. Ze waren stomverbaasd dat ze zo jong al ouders zouden worden. Hun vrienden kregen pas kinderen als ze jarenlang getrouwd waren - àls ze al kinderen kregen. De jonge vrouw regelde haar zwangerschapsverlof. De jonge man ploeterde verder aan zijn proefschrift over de twintigste-eeuwse roman. De Poolse weduwnaar begon te bouwen. In het late voorjaar zette hij bij het eerste morgenlicht balken in de grond, stortte cement en begon zijn hout te gebruiken. Het jonge stel lag te woelen in bed en vervloekte hem achter zijn rug. De jonge echtgenoot verdacht hem er soms van dat hij hen opzettelijk op stang probeerde te jagen. De jonge echtgenote begon 's ochtends over te geven. Hij kreeg steeds meer last van hooikoorts. Het duurde niet lang voor het jonge stel besefte dat de hele buurt van de zwangerschap op de hoogte was. Er werd onvermoeibaar naar ze geglimlacht. De man achter de toonbank van de delicatessenwinkel stopte haar chocolaatjes toe en gaf hem sigaretten, die hij thuis bewaarde omdat hij niet rookte. In de zomer begonnen Italiaanse vrouwen namen voor te stellen. Griekse vrouwen hielden de jonge vrouw staande op straat, trokken haar rok omhoog en betastten haar buik, haar verzekerend dat het een jongen zou worden. Toen de nazomer aanbrak, had de buurvrouw een pakje voor de baby gebreid, compleet met slofjes en een mutsje. De jonge vrouw voelde zich gevleid, kreeg het benauwd, was dankbaar en geïrriteerd. Toen de nazomer aanbrak, was de Poolse weduwnaar bijna klaar met zijn dubbele garage. De jonge man kon niet geloven dat iemand zonder auto zoiets kon doen, en toen hij zich op een avond juist afvroeg of hij over het lawaai zou klagen, kwam de Pool aanzetten met kruiwagens vol houtafval voor hun open haard. De weeën begonnen plotseling. De jonge man verruilde de twintigste-eeuwse roman voor de telefoon. Zijn vrouw begon het fornuis te poetsen. De vroedvrouw kwam en hielp haar om het karweitje af te maken, terwijl hij druk rondliep en uitspraken deed die klonken als vragen. Zijn vrouw zeulde haar buik het huis rond om toezicht te houden op zijn gangen. Toen hij naar buiten ging om meer hout te halen zag hij, in het laatste daglicht, de gezichten bij ieder hek. Hij telde er twaalf. De Macedoniërs zwaaiden en riepen iets dat klonk als sterkte. | |
[pagina 157]
| |
Terwijl het buiten steeds donkerder werd, sluimerde de jonge vrouw tussen de weeën door, soms liep ze, soms schreeuwde ze. Ze nam een warm bad en begon ijs te eten en om leverworst te vragen. Haar buik kwam omhoog, de baarmoeder trok naar onderen samen. Haar zweetdruppeltjes glinsterden, het ragfijne patroon lichtte op door haar bewegingen en de gloed van het haardvuur. De avond werd ouder. De vroedvrouw neuriede. De jonge man masseerde de rug van zijn vrouw, voerde haar ijs en wreef haar lippen in met olie. En toen kwam het persen. Hij streelde en keek en probeerde niet te schreeuwen. De vloer trilde toen de jonge vrouw op haar hurken ging zitten. Hij voelde hoe sterk ze was, hoe goed ze wist wat ze moest doen. Ze spande zich in. Er verschenen vlekken in haar gezicht. Ze ging door, perswee na perswee, in gevecht met een onzichtbare barrière, tot die plotseling brak en ze er doorheen was. Ademloos keek hij naar de uitdrukking op het gezicht van de baby toen deze plotseling aan de borst werd gelegd. Een oog van de baby was op hem gericht. Hij vond de tepel. De navelstreng sleepte achter hem aan met een spoor van huidsmeer en zijn moeders eigen zweet. Ze hijgde en bedekte de kleine billetjes met haar hand. Een jongen, zei ze. Heel even raakte het kind de tepel kwijt en begon te huilen. De jonge man hoorde dat er buiten geschreeuwd werd. Hij ging naar de achterdeur. Aan de Macedonische kant van het hek keek een rijtje schimmige gezichten juichend naar hem op, en de jonge man begon te huilen. Hier had de twintigste-eeuwse roman hem niet op voorbereid. |
|