De Tweede Ronde. Jaargang 14(1993)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 78] [p. 78] Twee gedichten Jan Zitman Van der Werffpark Het Rapenburg, dat was de mooiste gracht van Leiden. Van Zuidholland. Nederland. Van Europa. De Aarde. Het Heelal. Daar woonden wij, boven een timmerman met, hoorde ik thuis, zijn schaapjes op het droge. Iedere dinsdagavond in de zomer stonden er stoelen bij het open raam. Daar zaten wij en hoorden de muziek die kwam uit de muziektent in het park. We wandelden er ook wel eens naar toe. Zo vlak, zo helemaal tot rust gekomen kwam alles in dat kleine park me voor. En steeds, zolang de muzikanten speelden, stonden we stil, als etalagepoppen, betoverd voor zolang het wonder duurde. Er stond een meisje, vinger aan de mond, ze hield haar hoofdje, weet ik nog, wat scheef. Ik vond haar lief. Een ander meisje, groter, pakte me beet en zei: jullie gaan trouwen. Ik stormde weg, mijn moeder riep me na. Eenmaal weer thuis vroeg ze me wat er was. Ik weet het niet, zei ik. De nacht die volgde was vol van bloemen, bomen, blaasmuziek. [pagina 79] [p. 79] Uitvaart De dochters snikken bij het voetenend, de zonen aan weerskanten van het bed noteren zwijgend wat bij testament op elk van hen is vastgezet en weten: het is nu te laat voor woorden. Een klok luidt, zachter dan ooit iemand hoorde. Het bed wordt boot en vaart de kamer uit. De muur wijkt. Handen wuiven, worden bloemen. Gezichten zijn niet langer te benoemen. Angst zakt. Dit is de laatste ban. Jij brengt me weg zover het kan. Vorige Volgende