De Tweede Ronde. Jaargang 14(1993)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 55] [p. 55] Drie gedichten Gera Plas Bij zonsopgang Ontwaakt zij stil naar raam en vensterbank, de halfvergane planten. Haar lichaam willoos, zwaar. En op de plank een souvenir. Toen zij nog liep. Het huis door en de straat in. Moeizaam evenwel, maar toch. Keert haar geest terug naar dagen, die vergleden. Was zij dat niet, die fietste in de storm en zwom? Ja, dánste! Of ze mocht of niet. Want benen droegen elk verdriet. De angst, die haar verlamde: geen kind van Hem te zijn. De ochtend is als dood. Het raam, de vensterbank, de planten. Haar lichaam willoos, zwaar. Een witte vrouw lacht goedemorgen. En wie Hij is of was: ze weet het echt niet meer. Dat is ze maar vergeten. Ja zuster, 't gaat wel weer. [pagina 56] [p. 56] Van de stilstaande zon Te grote ogen heeft dit kind voor 't kopje, dat geen zinnen kent. En ik vraag mij of in dit onvolmaakte geen groter wijsheid schuilt. Wel weet ik, dat ik nooit een onschuld zag als deze. Zo'n telkens nieuw ontwaren van hetgeen hij voor zich vindt. Terwijl hij mank gaat met een glimlach en een simpel werktuig door de dagen. Getrouwe imitator van een stille man. De hamer achter vader dragen. En 't scheve lijfje groeit zonder belofte. Zijn stem, reeds niet meer van een kind, klinkt weer in eindeloos herhalen en blij herkennen van wie hij bemint. ‘Mammie, mammie.’ Slechts twee tonen. Als een lied op het strand van de stilstaande zon. [pagina 57] [p. 57] Zijn Voorbij de tijd en uren waar oude vrouwen zwijgen en liefde voor de poes nu niets er meer toe doet het water in de ketel zingt, het diertje spint de boontjes al gedopt voor straks, zwart-wit portret van toen hij bloosde, nog zoveel beloofde God rest his soul en zij haar eigen... Vorige Volgende