De Tweede Ronde. Jaargang 14(1993)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 52] [p. 52] Twee gedichten Frans Kuipers [Mijn zoon, er zijn in de wereld gogen en logen te over] mijn zoon, er zijn in de wereld gogen en logen te over, larielijders allerlei, killers en kaalslagers. Er zijn zo vele moegesolden, makgemaakten mistroostig verkalkend in hun suikerhuis. Er zijn patsers en paljassen plenty, vele hele lepe strebers, regelneefjes en meters van Nut. Alles hier rept en roert zich maar in het gedaver der straten lopen de honden en de honden alleen onbekommerd los. Mijn zoon, er is in de wereld aan losbollen een nijpend tekort, aan spijbelaars, vaganten, muiters. Aan Dienaars van de Droom en bedelbroeders van Het Heilig Vuur en Gloeiend Raadsel. Wanneer, met wensen en wetten, kursussen en studiepakketten, beroepen vele maar roepingen weinig, de grote wereld aan jouw raam komt kloppen, bedenk, mijn zoon, bedenk dit dan. [pagina 53] [p. 53] [In een stoppelveld 's avonds] in een stoppelveld 's avonds bij een vuurtje zitten, dat is oudere klare. Rook die omhoogzweeft. Schaduwen die dansen. Uur van de zwerver. Uur van de Hun. Hurk bij de kookkei. Gevangen, gevild en gespietst aan het spit is het wild. Uur van de Jager. Zigeunersuur. Sterren en bergen, wolken en maan in een rimpelloos roer-me-niet meer. Er is een van gele maden wemelend kadaver. Er is een rode foto die opkrult in haar bad. Iemand schudt bliksemsnel kaarten en deelt. Er zijn gesjochten monsterkoppen met gaten en spleten waar licht uitlekt. Journaal dat de ouden zagen in grotten 's nachts. Zonnevlag door het knetterend hout gehesen. Gouden sloep waar het oog in kan scheepgaan. Sterrendruppel. Nachtjuweel. Vorige Volgende