De Tweede Ronde. Jaargang 14(1993)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 47] [p. 47] Twee gedichten Gré Buitenwerf Thuis, ofwel Van water en brood schrijf ik. En van de grootste koffer van de vliering waar het hele huis inpast. Die neem ik mee als ik ga ontsnappen; ik ga van stad naar stad. En laat ik hem achter - soms lukt mij dat - dan valt hij stil tegen een bank en wacht, maar in hem mort het, zweet trekt vlekken in het leer - vaag. Een muur verschijnt en ijzeren kozijnen, een doorgang, de keuken met om de tafel mijn gezin: ik ruik het eten. De manieren zijn verfijnd, niets is er dat dreigt; de zachte tekens worden eerst in mijn maag een vuist. Als ik mij ontspan, keer ik als vanzelf weerom. [pagina 48] [p. 48] Hannie Ze woog naar niets, kreeg ik in een brief. Misschien bedoelde ze te vallen als een blad: kalm, om nauwelijks de grond te raken. Daar waar ze viel, op dezelfde plek, hoorde ik voor het eerst gaten in haar lach wanneer ze wegkeek, in triomf haar lippen hardde. Steeds sneller sprong zij, terwijl het springtouw een vliesdunne koepel rond haar lichaam werd: koud glas en adem. Pas toen zij oog kreeg voor dat kind, brak de spanning bij haar af, werd zij doorzichtig. Vorige Volgende