De Tweede Ronde. Jaargang 13

[p. 218]

Een Finse tragedie
Matti Rossi^*
(Vertaling Adriaan van der Hoeven)

Kreeg er genoeg van, kneep ertussenuit,

met zijn zonden, met zijn deugden, zijn hond

huilde lang op zijn graf, stierf toen,

zoals honden sterven, van de honger.

Het huis bleef leeg, zijn vrouw

was er lang geleden vandoor gegaan

met Fredriksson, de kinderen

waren het huis uit, eentje tot in Amerika toe.

In de familie kwam vaak longontsteking voor

en neiging tot krankzinnigheid, een tante

had Jezus op de aardappelkuil gezien,

en sinds die tijd op de komst van haar bruidegom gewacht.

Een oom was losarbeider in Kazakstan,

een oude communist,

vluchtte voor de witten in 18, nam

een Duits wijf, bouwde een sauna, stak er

met een dronken kop de fik in en stierf.

De jongens gingen naar zee, de ene

stak een machinist in Stockholm dood

en zit nog steeds, de ander

raakte in de war op de Azoren, ging naar Finland zwemmen,

nooit aangekomen.

* Matti Rossi (1934). Debuteerde in de jaren zestig met politiek geëngageerde gedichten, waarin naast De Gaulle King Lear kon figureren. Ook later bleef hij zijn politieke opvattingen zichtbaar maken. Hij is, net als Saaritsa, vooral betrokken bij en een kenner van Latijns Amerika.

[p. 219]

 

De dochter is het laatst in de achterbuurten van Fitchburg gezien

 

met haar zeven kinderen; haar man

 

Jagende Wolf, had zijn strijdbijl opgegraven

 

een whiskytrein beroofd en is nu

 

bij Manitou.

 

 

 

De lijsterbessen hebben gebloeid. Veel bessen,

 

er komt een strenge winter.

 

De wilde rozen wiegen heen en weer

 

tegen de wand van het huis. De deur is open. De wulpen roepen

 

in het moeras.

Suomalainen tragedia

Sai tarpeekseen, lähti,

synteineen, hyveineen, koira

ulvoi haudalla kauan, kuoli sitten,

niinkuin koirat kuolevat, nälkään.

Talo jäi tyhjilleen, muija

oli karannut aikoja

Fredrikssonin kanssa, lapset

olivat maailmalla, yksi Amerikassa asti.

Suku oli rintatautista ja hulluuteen

taipuvaa, täti oli nähnyt

Jeesuksen perunakuopan katolla,

odottanut siitä lähtien sulhasen tuloa.

Setä oli rivityömichenä Kasakstanissa,

vanha kommunisti,

lähti valkoisia pakoon vuonna 18, otti

saksalaisen akan, rakensi saunan, poltti

sen humalapäissään ja kuoli.

Pojat lähtivät merille, toinen

puukotti konemestarin Tukholmassa

ja istuu vielä, toinen

sekosi Azoreilla, lähti uimalla Suomeen,

ei ole saapunut perille.

Tytär nähtiin viimeksi Fitchburgin haalilla

seitsemän lapsensa kanssa; mies

Metsästävä Susi, oli kaivanut sotakirveen

maasta, ryöstänyt viskijunan ja on nyt

Manitoun luona.

Pihlajat ovat kukkineet. Paljon marjoja,

tulee ankara talvi.

Villiruusut huojuvat ympyränkaarta

talon seinään. Ovi on auki. Kuovit huutavat

suolla.