De Tweede Ronde. Jaargang 13(1992)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 57] [p. 57] Drie gedichten Juliën Holtrigter Bramen Wij hebben gezocht naar het buiten, overwoekerd door bramen, naar het huis met de luiken, verscholen achter verwilderde linden, verwaarloosd, verlaten. We hebben niets terug kunnen vinden. Ik ruik weer de stallen, de tuinen, de roestrode rozen, de vijver, de vochtige muren, de oude weg naar de dorpskroeg en terug in het donket door het deinend heelal, onder duizenden smeulende vuren. Ik zie grootvader weer, het kruis van verdienste, hij voerde de apen en oorlog, hij bad in het zweet van zijn aanschijn en baadde des nachts temidden van walmende lampen. Hij stierf kort na de dood van de paarden. De oude vrouw in het koetshuis, haar ogen zijn bromvliegenblauw, staart naar buiten, naar het huis met de luiken, gevangen in stilte van ijzer en aarde. Zij heeft ons niet meer gezien. [pagina 58] [p. 58] Dicht Hotel, een kamer met een bed, een tafel en een stoel, behang, de nacht in het raam, gegiechel op de gang, muziek van meisjes. Ik rook en drink, probeer een woord, een zin, een mechaniek. Een man. Hij schrijft: Ga open. Star wendend als een zwaargewicht ga ik naar het bed. Ik zie het net niet meer, het eerste licht in het raam. En dan komt het, als een lied op de wind, het komt mij aangewaaid. Te laat. Ik slaap terwijl de woorden komen. Ik kan het dromen. Hotel, een kamer met een bed, een tafel en een stoel, behang, de nacht in het raam. De poel In zijn spiegel wiegen de struiken, bij de bocht schittert de beek, de dove jongen gaat duiken. Hij stalt zijn fiets, kleedt zich uit en waadt door het heldere water. Met koele kussen bedekt het zijn huid. Dit gebaar drijft hem voort. Hij zwemt naar de plaats waar hij duikt, waar, in de diepte, hij hoort. Vorige Volgende