De Tweede Ronde. Jaargang 13
(1992)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 151]
| |
Uit de Memoires
| |
[pagina 152]
| |
‘Dat zal u niet lukken!’ antwoordde hij. ‘Misschien niet,’ repliceerde ik, ‘maar toch wil ik het proberen. 's Nachts zal ik voor Mozart schrijven en mij inbeelden dat ik Dante's Hel lees. 's Morgens zal ik voor Martini schrijven en doen alsof ik Petrarca bestudeer. 's Avonds zal ik voor Salieri schrijven en dat zal mijn Tasso zijn.’ Hij vond mijn vergelijking heel mooi. Nauwelijks was ik weer thuis of ik zette me aan het schrijven. Ik ging naar mijn werktafel en bleef er twaalf uur aan één stuk aan zitten. Een flesje tokayerwijn rechts van mij, de inktpot in het midden en een doos tabak uit Sevilla links van mij. In mijn huis verbleef een mooi jong meisje van zestien (van wie ik alleen had willen houden als van een dochter, maar ja ...) samen met haar moeder, die voor het huishouden zorgde. Ze kwam naar mijn kamer op het geluid van de bel, die ik, om eerlijk te zijn, heel vaak liet rinkelen, vooral wanneer ik de indruk kreeg dat mijn inspiratie begon te bekoelen. Nu eens bracht ze me een koekje, dan weer een kop koffie, of niets anders dan haar mooie gezichtje, altijd vrolijk, altijd lachend, als het ware gemaakt om de dichterlijke creativiteit en de ideeënvlucht te inspireren. Twee maanden lang werkte ik elke dag twaalf uur met korte pauzes en al die tijd bleef zij in de kamer ernaast, nu eens met een boek, dan weer met een naai- of borduurwerkje, klaar om bij het eerste gerinkel van de bel naar mij toe te snellen. Soms zat ze naast me zonder zich te bewegen, zonder haar mond open te doen of haar ogen neer te slaan, ze keek me strak aan, glimlachte heel vertederend, zuchtte en leek soms te willen huilen. Kortom, dit meisje was mijn Calliope voor die drie opera's en ze was het voor alle verzen die ik in de loop van de volgende zes jaar schreef. In het begin liet ik haar bezoekjes heel vaak toe, maar op den duur moest ik ze minder talrijk maken om niet al te veel tijd te verliezen met minnekozerijen, die ze perfect beheerste. De eerste dag heb ik bij de tokayer, de Sevillaanse tabak, de koffie, de bel en mijn jonge muze de eerste twee scènes van de Don Giovanni geschreven, plus twee van de Arbore di Diana en meer dan de helft van het eerste bedrijf van de Tarare, waarvan ik de titel veranderde in Assur. 's Morgens bracht ik de scènes naar de drie componisten, die nauwelijks konden geloven wat ze met hun eigen ogen lazen. In drieënzestig dagen waren de eerste twee opera's helemaal klaar en de laatste voor bijna twee derde. | |
[pagina 153]
| |
L'arbore di Diana was de eerste die werd opgevoerd. Hij oogstte grote bijval, minstens even groot als die voor Cosa rara. Ik wil over deze opera een paar dingen vertellen die mijn lezer misschien met enig plezier zal vernemen. Mijnheer Lerchenheim, die ik daarstraks genoemd heb, was een heel groot bewonderaar en vriend van Martini. Twee of drie dagen voor ik enig vers aan de maëstro gegeven had, kwam hij samen met hem naar mij toe en vroeg half schertsend, half verontwaardigd: ‘Wanneer krijgt onze Martini nu eindelijk verzen?’ ‘Overmorgen,’ antwoordde ik. ‘Het onderwerp staat dus vast?’ ‘Zeker,’ bevestigde ik. ‘En wat wordt de titel?’ ‘De boom van Diana.’ ‘Is de synopsis klaar?’ vroeg Martini. ‘Wees maar gerust.’ Toevallig werd net het souper opgediend en ik verzocht de twee vrienden om te blijven eten, waarbij ik hun verzekerde dat ik hun na het souper de synopsis waar ze me om vroegen zou laten zien. Ze namen de uitnodiging aan. Niet alleen had ik geen enkele synopsis gemaakt, maar ik had ook gezegd dat de titel De boom van Diana was, zonder dat ik er ook maar het flauwste idee van had wat ik met die boom aan moest. Ik deed dus alsof ik iets nodig had in een andere kamer en vroeg dat iemand mij wat later zou roepen. Ik liet de twee vrienden achter bij mijn mooie muze en mijn broer die bij mij woonde, ging naar een aangrenzende werkkamer en in minder dan een half uur bedachten schreef ik de hele synopsis van de opera, die niet alleen nieuw was, maar ook perfect aansloot bij de gemoedsaard van mijn verheven beschermheer en vorst. In die tijd had deze met een heilig decreet in de erflanden de barbaarse instelling van de kloosters afgeschaft. Ik verzon dus dat Diana, de mythologische godin van de kuisheid, in haar tuin een boom heeft waarvan de takken buitengewoon grote appels voortbrengen. Als de nimfen van de godin onder die boom door lopen en als zij kuis zijn in daden en gedachten, worden die appels heel glanzend en komen er uit alle vruchten en takken geluiden en gezangen met een hemels lieflijke melodie. Als een van hen een misdrijf begaan heeft tegen die heilige deugd, wordt het fruit zwarter dan steenkool, valt op hun hoofd of hun rug en straft hen door hun gezicht te verminken of een van hun ledematen te kneuzen of te | |
[pagina 154]
| |
breken, naar gelang van de ernst van hun misdrijf. Amor, die een voor zijn goddelijkheid zo beledigende wet niet kan verdragen, sluipt in vrouwenkleren de tuin van Diana binnen, verleidt de tuinman van de godin, leert hem hoe hij alle nimfen kan verleiden, en nog steeds niet tevreden, smokkelt hij de schone Endymion in de tuin binnen, op wie Diana ten slotte zelf verliefd wordt. De priester van Diana ontdekt bij de offerplechtigheden dat er in de maagdenkring misdrijven gebeuren en met het priestelijke gezag dat hem door de godin gegeven is, beveelt hij dat alle nimfen en ook Diana zelf aan de proef van de boom onderworpen worden. De godin beseft dat ze betrapt is en laat de boom omhakken, en Amor, die in een nimbus van licht verschijnt, beveelt dat de tuin van Diana moet veranderen in het rijk van de liefde. Dit muziekdrama is naar mijn mening het beste van alle stukken die ik gemaakt heb, zowel qua verbeelding als qua poëzie: het is zinnenstrelend zonder wulps te zijn en het boeit van het begin tot het eind, wat blijkt uit de meer dan honderd opvoeringen die het gekend heeft. Graaf Rosenberg vroeg waar ik al dat moois gevonden had en ik antwoordde hem: ‘Op de rug van mijn vijanden.’ De keizer, die mijn toespeling begreep en er plezier in schepte, liet bij mij thuis honderd zecchino's bezorgen. Het stuk was net in première gegaan toen ik genoodzaakt was naar Praag te vertrekken, waar Mozarts Don Giovanni voor het eerst zou worden opgevoerd ter gelegenheid van de aankomst van de prinses van Toscane in die stad. Ik bleef er acht dagen om de acteurs die het moesten opvoeren te regisseren. Maar voor het in première ging, moest ik terug naar Wenen vanwege een opgewonden brief die ik van Salieri kreeg. Daarin bracht hij mij er - al dan niet waarheidsgetrouw - van op de hoogte dat Assur onmiddellijk moest worden opgevoerd ter gelegenheid van het huwelijk van FransGa naar eindnoot2 en dat de keizer hem opgedragen had mij terug te roepen. Ik keerde dus naar Wenen terug en reisde dag en nacht, maar halverwege voelde ik me moe en vroeg of ik een paar uur naar bed mocht. Ik ging liggen en toen de paarden klaar waren, kwam men mij roepen. Ik sprong half slapend uit mijn bed, ging naar beneden, stapte in het rijtuig en vertrok. Na een tijdje kwamen we bij een tolboom, waar mij een kleine som gelds gevraagd werd om door te mogen. Ik stak mijn hand in mijn zak en groot was mijn verbijstering toen ik geen rode duit vond in het beursje waarin ik 's morgens de vijftig zecchino's had gestopt die de | |
[pagina 155]
| |
Praagse impresario, Guardasoni, me voor mijn opera had betaald! Ik dacht dat ik ze kwijtgeraakt was in bed, waar ik met kleren en al was ingekropen. Ik keerde dadelijk naar de herberg terug, maar vond het geld niet. De herbergier en zijn vrouw, heel wellevende mensen, riepen alle bedienden op het matje, ondervroegen hen, fouilleerden hen, bedreigden hen, maar niemand bekende dat hij in mijn bed had gesnuffeld. Een klein meisje van hooguit vijf jaar had echter een van de meiden het bed zien opmaken voor een andere gast. ‘Mama, mama,’ riep ze, ‘Caterina heeft het bed opgemaakt toen meneer vertrokken is!’ De herbergierster beval Caterina zich uit te kleden en vond op haar boezem de vijftig zecchino's. Door deze affaire had ik twee uur verloren, maar omdat ik blij was dat ik het geld had teruggevonden, verzocht ik de brave mensen hun meid te vergeven. Zonder nog halt te hebben gehouden, tenzij om de paarden te verversen, kwam ik de volgende dag in Wenen aan. Ik liet Salieri waarschuwen en zette me aan het werk. In twee dagen was de Assur klaar. Hij werd opgevoerd en kende zoveel succes dat het lange tijd de vraag was welke van de drie opera's - zowel qua muziek als qua woorden - de meest perfecte was. Ik had de opvoering van Don Giovanni in Praag niet gezien, maar Mozart lichtte me dadelijk in over de wonderbaarlijke bijval ervoor en Guardasoni schreef me de volgende woorden: ‘Leve Da Ponte, leve Mozart. Alle impresario's, alle virtuozen moeten u zegenen. Zolang u leeft, zal het theater geen misère meer kennen.’ De keizer liet mij ontbieden, overstelpte me met minzame lofbetuigingen, schonk me nog eens honderd zecchino's en zei me dat hij er hevig naar verlangde de Don Giovanni te zien. Mozart kwam terug en gaf de partituur onmiddellijk aan de kopiïst, die zich haastte om de partijen uit te schrijven omdat Jozef op reis moest. Don Giovanni werd opgevoerd en ... hoef ik het nog te zeggen? ... viel niet in de smaak! Iedereen, behalve Mozart, vond dat er iets aan ontbrak. Er werden dingen toegevoegd, er werden aria's veranderd, hij werd opnieuw opgevoerd, maar de Don Giovanni viel niet in de smaak. En wat zei de keizer ervan? ‘Het is een goddelijke opera, misschien nog mooier dan de Figaro, maar het is geen spekje voor het bekje van mijn Weners.’ Ik vertelde het aan Mozart, en die antwoordde doodkalm: ‘Laten we ze de tijd geven om te kauwen.’ | |
[pagina 156]
| |
Hij vergiste zich niet. Op zijn advies zorgde ik ervoor dat de opera vaak herhaald werd. Bij elke opvoering nam het applaus toe en stilaan kregen ook de Weense heren met hun lange tanden de smaak te pakken, begrepen ze de schoonheid ervan en begonnen ze de Don Giovanni te beschouwen als een van de mooiste werken die ooit in een operagebouw werden opgevoerd.Ga naar eindnoot+ |
|