De Tweede Ronde. Jaargang 13(1992)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 54] [p. 54] Brieven aan Leporello Ed Leeflang 1 Ik heb die op het land, haar bij de zee, die in de stad en haar bij de rivier nog niet geschreven of bezocht. Ik weet niet wat ik van mijn oud gevoel moet maken, omhelzingen, geïnteresseerde vragen, dank in het algemeen. Breng ik opeens iets mee? Wat zeg ik van ons ongeleefde leven? Voor god studeer ik niet, maar ik verlang zo goed ik kan. Te laat maken wij stilte die wij nu kunnen gebruiken. Roest gaat zijn gang in de seringen. Grint ligt erbij als uit de hemel neergestort. Ik streel de dorre goudenregentrossen. Geen kalmte is meer over, geen serene tegenzin. De galg, de worgpaal hebben ook gebloeid. Als ik, als elk die kwelt of is gekweld. Te kort. 2 De sterren snurken niet, het maakt de straf van slapeloosheid lichter. Dit voorjaar is de zinnen veel te sterk. Het zijn de vlier vannacht, zijn geur, de berk - of vele pennen krassen op een zacht papier - die mij niet laten denken. Kostbaar klinkt het huilen uit een open raam. Bij kleine bakken dragon en thijm verschijnt op duidelijk blote voeten die vrouw op haar balkon. Zij ziet mij niet. Genoeg geheim, genoeg verlangen, alleen niet voldoende vloek en vrees om haar wáar ook [pagina 55] [p. 55] te gaan ontmoeten. Dat moet het einde zijn, voorspel je. Maar de begeerte werd groter, leven vrolijk, ik denk goed van mijn doden. Rouw is geen onheil, eerder een gewoonte van dagelijks schrijven, te dromen, te groeten. 3 Ik reis niet veel. Ik ga hier naar de markt. Dat zijn de beste straten om verliefd te blijven: de stank van vis, geur van meloenen. Stoeten waden tegen elkaar in, niet driftig, ritmeloos, moeilijk te stuiten, op bonte schoenen, van plezier al passend bij hun pijpen en hun kuiten. Bij alle wanhoop paprika's, nachtgoed, radijzen, zo spotgoedkoop zijn de gedachten, schaamte wekt het, lange mouwen bengelen in kramen, zie de geraamten. Ik zal niet in het reine raken. Betovering wordt niet gekozen, trouw laat zich smeden als een hek. Zij woelen in de stoffen, staan bij de gipsen herdersbeelden stil, tasten in garnituren, mijn keurige momenten. Zo blijft het. Oprecht was de natuur en verder niets, geweld waarvoor elk nog zijn eigen reden moest bedenken. Vorige Volgende